Bitter in de mond maakt het hart gezond
Inleiding
Bitter is samen met zout, zuur en zoet een van de vier basissmaken. Bitter wordt bijna altijd als een onaangename smaak ervaren; het woord bitter komt oorspronkelijk van ‘bijten’. Een bittere smaak is dan ook bijtend, snijdend en scherp op de tong. Als vergelijking voor deze smaak wordt gebruikt: zo bitter als gal. En iedereen die wel eens gal heeft gebraakt, weet voor zijn gehele leven hoe bitter dat smaakt. Bitter komt in tal van negatieve samengestelde uitdrukkingen voor in overdrachtelijke zin om daarmee de ernst en de mate waarin iets plaatsvindt aan te geven: bittere ernst, bittere noodzaak, bittere kou, tot het bittere einde, een bittere pil moeten slikken of bittere tranen schreien. En als iemand verbitterd is, dan hebben de levensomstandigheden een bijna onverzoenlijke situatie veroorzaakt. Bittere smaak wekt een natuurlijke afweer en afkeer op: heel veel giftige stoffen in de natuur smaken bitter en waarschuwen ons voor gevaar. Het is opmerkelijk dat we bitter alleen op het achterste deel van de tong kunnen proeven: dus precies daar, voordat we voedsel inslikken. Helemaal achterop de tong bevinden zich namelijk slechts acht tot twaalf grote smaakpapillen, die alleen bitter kunnen waarnemen. Daarentegen zijn er honderden kleine smaakpapillen op de tongranden die de andere smaken kunnen waarnemen. De bittere smaak geeft ons dus een waarschuwingssignaal voor iets onaangenaams.
Hoe-langer-hoe-liever
In de natuur komt het plantje “bitterzoet” voor. De naam doet al vermoeden dat deze plant bitter smaakt. Wanneer op het blad van deze plant echter enige tijd gekauwd wordt, verandert de smaak in zoet en smaakt dan naar meer. Vandaar dat de gewone aanduiding voor deze plant “hoe-langer-hoe-liever” is. Het is opmerkelijk dat een groot aantal bittersmakende stoffen scheikundig met een enkele reactie een zoete smaak krijgen en omgekeerd. Uit smaakonderzoek van de laatste jaren is duidelijk geworden dat de waarneming van bitter en die van zoet door de smaakcellen heel sterk op elkaar lijkt. Daardoor is het te begrijpen dat verschillende kunstmatige zoetstoffen een bittere nasmaak hebben of dat sommige bittere stoffen een zoete nasmaak hebben. De Spreukendichter kent kennelijk ook deze ervaring en schrijft: “Een verzadigde ziel vertreedt het honigzeem; maar aan een hongerige ziel is alle bitter zoet” (Spreuken 27:7). In Genesis 15 lezen we van het wonder dat de Heere door de hand van Mozes het bittere water bij Mara veranderde in zoet water door het aanwijzen en werpen van een stuk hout (vers 25). Daar openbaarde de Heere Zichzelf: “Want Ik ben de HEERE, Uw Heelmeester” (vers 26): het ongezonde water maakte Hij gezond. En in Openbaring 10 lezen we van het gesloten boeksken, met de nog niet geopenbaarde wil van God daarin beschreven, dat Johannes op moet eten: aanvankelijk smaakt het in zijn mond zoet, maar bij de verdere vertering werd het in zijn buik bitter (vers 10). Jesaja waarschuwt het volk over hun zonden en spreekt een zesvoudig wee uit, waaronder: “Wee degenen, die het kwade goed heten, en het goede kwaad; (..) die het bittere tot zoet stellen, en het zoete tot bitterheid” (Jes. 5:20). Het zou voor onze tijd geschreven kunnen zijn, waarin de zonden publiekelijk gewettigd worden tot in de kerken toe!
Bittere saus
In de laatste nacht van het volk Israël in Egypte ging de verderfengel rond, waardoor deze nacht voor velen bitter werd. Het volk, dat mocht vernachten achter het bloed van het offerlam, werd geboden “het vlees te eten in dezelfde nacht; (..) zij zullen het met bittere saus eten”. Ter blijvende nagedachtenis aan de tijd van bittere verdrukking in Egypte en hun verlossing door hun God. Vele eeuwen later werd het Lam Gods geslacht ter verzoening. “De toorn van God tegen de zonde is zo groot, dat Hij die (eer dat Hij die ongestraft liet blijven) aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus met de bittere en smadelijke dood des kruises gestraft heeft” (Formulier voor het Heilig Avondmaal). Zijn kinderen mogen daarom wel eens ondervinden: “Perst eens de bitt’re tegenspoed, des avonds, het benauwd gemoed (..) Of God verleent, in plaats van lijden, weer stof tot juichen en verblijden” (Ps. 30:4, ber.).
Bitterheid
De Heere gebruikt in Zijn wijsheid tegenslagen en rampen om de Zijnen te reinigen en te heiligen, waardoor zij vaak pas later inzien, dat Hij niet slaat uit lust tot plagen, maar dat Hij hun behoud op het oog heeft. Duidelijk komt dit tot uiting in het leven van de zwaarbeproefde Job. Hij spreekt temidden van zijn ellenden en nadat zijn vrienden hem duidelijk proberen te maken dat het de eigen schuld van Job is: “Hij verzadigt mij met bitterheden” (Job 9:18). Later verklaart Job nog eens zijn onschuld en zegt: “De Almachtige heeft mij bitterheid aangedaan” (Job 27:2), waarin hij aangeeft dat zowel het goede als het kwade door de Almachtige bestuurd worden. In het laatste hoofdstuk kijkt Job achterom en belijdt hij dat hij het eerst niet heeft begrepen en vraagt hij om verdere leiding: “Zo heb ik dan verhaald, hetgeen ik niet verstond, dingen, die voor mij te wonderbaar waren, die ik niet wist (..) onderricht Gij mij” (Job 42:3,4). Wanneer we weet hebben van de bittere tegenslagen, dan zullen we nog beter kunnen begrijpen wat er in Naomi omgegaan moet zijn na het verlies van haar man en beide zonen en ook nog van haar erfelijke bezitting: “Noemt mij Mara; want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan” (Ruth 1:20). In eigen ogen heeft ze de naam Mara (bitterheid) verdiend, maar in Gods ogen blijft ze Naomi (lieflijk).
Bitter wordt zoet; droefheid wordt blijdschap
Wanneer een kind Gods bewust of onbewust zondigt en hieraan ontdekt wordt, dan worden bittere tranen geschreid. Een kraaiende haan en de ogen van de lijdende Borg maakten Petrus de voorzegging van Zijn Meester indachtig, dat hij Hem driemaal zou verloochenen, en naar buiten gaande “weende hij bitterlijk” (Matth. 26:75). Waar berouw gaat altijd gepaard met tranen, en die worden door de Heere Zelf in Zijn fles vergaard en bewaard, en worden door Hem geregistreerd (Ps. 56). Iemand die bitterlijk bedroefd is, kan door geen mens vertroost worden dan door de Heere alleen. Hij troost als een moeder, Hij droogt tranen en Hij geeft honig aan de roede, waardoor het bittere een langdurige, zoete nasmaak krijgt. Daardoor kan juist in tijden van bittere droefheid soms toch gezongen worden: “Gij hebt vreugde in het hart gegeven, meer dan ter tijd, als hun koren en hun most vermenigvuldigd zijn” (Ps. 4:8). Wanneer de reinigende werking van een bittere beproeving wordt gezien, dan kan worden ingestemd met: “’t Is goed voor mij, verdrukt te zijn geweest, opdat ik dus Uw Godd’lijk recht zou leren” (Ps. 119:36, ber.). Dat is te vergelijken met de heilzame uitwerking van een bitter geneesmiddel: “Bitter in de mond, maakt het hart gezond”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 2004
Kerkblad | 12 Pagina's