Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Augustinus: De stad Gods, XIV.9

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Augustinus: De stad Gods, XIV.9

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘De burgers van Gods heilige stad, die zich door de Heilige Schrift en de gezonde leer laten leiden om dit leven in den vreemde volgens God door te brengen, ondergaan zowel vrees als begeerte, zowel droefheid als vreugde, en omdat hun liefde juist gericht is, zijn bij hen ook al die aandoeningen juist gericht. Zij vrezen de eeuwige straf, zij begeren het eeuwige leven; zij zijn bedroefd vanwege de huidige werkelijkheid, omdat zij bij zichzelf nog zuchten in afwachting van hun aanneming als kinderen en de verlossing van hun lichaam (Rom. 8:23); zij zijn verheugd op grond van hun hoop, omdat het woord vervuld zal worden dat geschreven staat: de dood is verslonden in overwinning (1 Kor. 15:54). Ze vrezen ook te zondigen en ze begeren te volharden. Ze zijn bedroefd over hun zonden en verheugd over hun goede werken. Om hun de vrees voor de zonde bij te brengen horen ze: Omdat de ongerechtigheid de overhand zal nemen, zal de liefde van velen verkillen (Mat. 24:12). Om hun begeerte naar de volharding te geven, horen ze het Schriftwoord: Wie tot het einde zal volharden, zal gered worden (Mat. 10:22). Om hun bedroefd te laten zijn over hun zonden horen ze: Als we zeggen dat we geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons (1 Joh. 1:8). Om hun verheugd te laten zijn over hun goede werken horen ze: God heeft een blijmoedige gever lief (2 Kor. 9:7). Naar de mate van hun zwakheid of kracht vrezen ze ook voor de beproeving, verlangen ze naar de beproeving en hebben ze verdriet of vreugde over de beproevingen. Om hun de vrees voor de beproeving bij te brengen, horen ze: Als iemand in de een of andere misslag beland zou zijn, moet gij, die geestelijke mensen zijt, zo iemand in een geest van zachtmoedigheid terechthelpen. Let op uzelf, dat ook gij niet wordt bekoord (Gal. 6:1). Om hun het verlangen naar beproevingen te geven, horen ze de woorden van een moedig man uit de stad van God die zegt: Toets mij, Heere, en beproef mij; verbrand mijn nieren en mijn hart (Ps. 26:2). Om hun een voorbeeld van verdriet in beproevingen te geven, zien ze Petrus schreien (Mat. 26:75). Om hun over de beproevingen verheugd te doen zijn, horen ze Jacobus zeggen: Beschouwt het alleen maar als een vreugde, mijn broeders, als gij in velerlei beproevingen terechtkomt (Jak. 1:2).’

Augustinus schrijft deze passage in gesprek met de stoïcijnen. Het hoogste ideaal voor de stoïcijnen is dat zij door niets en niemand hun gemoedsrust laten verstoren. Geen droefheid, maar ook geen verheuging. Geen vrees, maar ook geen verlangen. Alle gevoelens dienen uitgebannen te worden. Augustinus laat daartegenover zien, dat een christenleven een leven is vol van vreugde en vrezen. Het gevoel is wel niet de grond van het geloof, maar een geloof waar nooit iets bij gevoeld wordt, is geen geloof. Wel moeten we er rekening mee houden dat de structuur van iemands gevoelsleven daarbij een rol speelt, de een wordt lichter bewogen dan de ander. Iemand die een evenwichtig karakter heeft, hoeft geen oppervlakkiger geloofsleven te hebben dan iemand die gedurig hoogten en diepten doormaakt. Daarom moeten we onszelf of anderen nooit dwingend een bepaalde trap of mate van verheuging en verbrokenheid voorschrijven. Het gaat er uiteindelijk om of we kunnen getuigen: ‘Nu ken ik die waarheid, zo diep als gewis, dat Christus alleen mijn gerechtigheid is.’ Anderzijds is het toch wel goed om onszelf te onderzoeken. Want het is het kenmerk van het schijngeloof dat er nooit iets gevoeld wordt, het is altijd vlak. Het weet niet van vrezen, maar het weet ook niet van vreugde. Het schijngeloof is een dood geloof, het is een redenering zonder bevinding. Wat Augustinus schrijft over vreugde en vrezen is voor ons een spiegel. Wat ken ik van die vreugde en wat ken ik van dat vrezen? Ook in de catechismus komen we dat beleefde geloof tegen; als de waarachtige bekering aan de orde wordt gesteld, volgt er geen theoretische beschouwing, maar wordt eenvoudigweg gesproken over ‘een hartelijk leedwezen over de zonde’ en ‘een hartelijke vreugde in God door Christus’. Ook voor Calvijn is theologie ten principale een zaak van het hart. Als hij schrijft over de kern van het geloof, de vereniging met Christus, komt hij uiteindelijk tot de conclusie dat dit niet is te beschrijven maar dat dit een zaak van bevinding is: ‘Ik zal mij niet schamen te erkennen, dat dit een verborgenheid is, te hoog dan dat ze door mijn verstand begrepen of in woorden meegedeeld kan worden. En, om het duidelijker te zeggen: ik ervaar haar meer dan dat ik haar begrijp’ (Institutie IV.17.32). En het belangrijkste is dat we dit ook in het Woord terugvinden. Christus zegt in het Hogepriesterlijk gebed: ‘Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt.’ Als de Bijbel schrijft over kennen, is daar het verstand maar evenzeer het gevoel bij betrokken. De Heere kennen, met hoofd en hart, dat is het Paasleven: ‘Opdat ik Hem kenne, en de kracht van Zijn opstanding…’

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 2005

Kerkblad | 12 Pagina's

Augustinus: De stad Gods, XIV.9

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 2005

Kerkblad | 12 Pagina's