Nederlandse geloofsbelijdenis
Artikel 17
Van de wederoprichting des gevallen mensen
Wij geloven dat onze goede God, door Zijn wonderlijke wijsheid en goedheid, ziende dat zich de mens alzo in den lichamelijken en geestelijken dood geworpen, en geheel ellendig gemaakt had, Zichzelven begeven heeft om hem te zoeken, toen hij al bevende voor Hem vlood, en heeft hem getroost, belovende hem Zijn Zoon te geven, Die worden zou uit een vrouw, om den kop der slang te vermorzelen, en hem gelukzalig te maken.
Door het wonder leven
Ons artikel laat zo duidelijk horen, dat het heil van Gods kant gekomen is, waar het aan onze kant de dood geworden is. De dood sterven is, zoals het artikel zegt: de lichamelijke en geestelijke dood. Lichamelijk dood, dat is als het lichaam en de ziel gescheiden worden. De geestelijke dood is de toestand waarin we geboren worden en daarom niet verloren gaan, maar verloren liggen. En als we door Gods Geest daar iets van gaan verstaan, dan kunnen we voor God niet meer bestaan. Dan vlucht de mens weg. En wat een wonder: God zoekt de mens nog op.
Met de troost leven
Omdat de Zoon Zich reeds van tevoren gegeven had in de Raad der eeuwigheid, heeft de Vader het vuur niet vanuit de hemel naar beneden geworpen en Adam en Eva niet verteerd toen zij van de vrucht aten. Maar Hij kwam toen met de moederbelofte: ‘Ik zal vijandschap zetten tussen u en deze vrouw, tussen uw zaad en haar zaad.’ God Zelf zou er voor zorgen, dat de ‘vriendschap’ die er tussen de satan en ons mensen gekomen is, zal worden tot vijandschap, en de vijandschap, die er tussen God en onze ziel kwam door de zondeval, zal worden tot ‘vriendschap’. En daarom komt God tot op de dag van vandaag met Zijn wet en met Zijn Evangelie om ons daarin te onderwijzen, zodat dit door Zijn Geest nu ook in ons hart zal gaan leven en dat dit in het leven der heiliging openbaar zal komen. Het doopformulier zegt het zo mooi: Gelijk in alle verbonden twee delen begrepen zijn, zo worden we door God vermaand en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid.
En wie kan dat? Niemand van zichzelf, maar Gods Geest brengt ons daartoe bij Christus. En de Geest leert ons, dat Christus in onze plaats nu de weg van gehoorzaamheid en lijden wilde gaan. Dat wil zeggen, het oordeel dragen en de wet der liefde houden, namelijk God lief te hebben boven alles en de naaste als onszelf.
En zo zijn er nu tweeërlei kinderen des verbonds. Want het ‘kind van het verbond zijn’ geeft nog geen garantie voor de zaligheid. Jakob en Ezau waren beiden kinderen van het verbond, beiden waren besneden, maar niet beiden zijn zalig geworden. Wat is daarvan de oorzaak? De oorzaak is niet, dat Gods belofte niet goed was, dat God wel zegt, maar niet geeft. Maar de oorzaak ligt daarin, dat we God niet op Zijn Woord geloven, dat we
• in onze zelfhandhaving blijven verder leven
• menen geen Borg nodig te hebben
• niet in alle oprechtheid om Hem bidden
Naar de wet leven
Waaruit kent gij uw ellende? Uit de wet Gods. Het artikel zegt dan ook, dat de mens zich geheel ellendig gemaakt heeft. In Genesis lezen we niet dat God de mens de wet gegeven had, toch was dit de grond waaruit en waardoor de mens God zou dienen. Later vinden we het terug in Gods Woord, dat God door middel van Zijn wet de mens oproept om heilig voor Hem te leven. En zo was het voor de val, dat de wet als ‘vanzelfsprekend’ in het hart lag van de mens. De wet die spreekt van de liefde tot God en tot de naaste. Vandaar dat de mens voor de val erop gericht was om God met een volkomen hart te dienen. Echter, na de val was de liefde weg en werd de wet een ‘boeman’, omdat we daardoor elke keer herinnerd werden aan het feit, dat we niet langer de ander, niet langer God liefhebben, maar beminnaars geworden zijn van onszelf. Vandaar dat de wet voor de onbekeerde mens een doorn in het hart blijft. Ik wil me door de wet niet laten gezeggen, ik wil geen andere koers varen, ik wil mezelf blijven en ik wil doen wat ik zelf wil.
Maar als de HEERE door Zijn Geest in ons hart gaat werken, dan gaat ook de wet weer werkzaam worden in het leven. Daarbij moeten we niet vergeten, dat we de wet in dit leven nooit voor 100% zullen kunnen houden en dat we, zolang als we leven, altijd weer de zonde en de opstand in ons hart bevinden. Maar door Gods genade zal er toch steeds meer een sterven zijn van de oude mens en een opgroeien van de nieuwe mens. Door de Geest van Christus zullen we Gods geboden doen uit dankbaarheid. Ze zijn niet tot last, maar tot een heilige lust. En zoals de boom der kennis des goeds en des kwaads steeds waarschuwde: pas op, wijk niet af, zo spreken voor ons dan de geboden Gods. Elke keer weer te moeten zien: We hebben de geboden niet gehouden en daarom hebben we opnieuw Christus nodig; maar we moeten ook elke keer weer door de Geest strijden tegen wetsovertredingen om voor God te mogen wandelen. Niet uit verdienste, waarom ik zalig zou moeten worden, maar uit dankbaarheid dat de HEERE om Christus wil de zaligheid in mijn hart heeft willen leggen. En pas als we gestorven zijn, zal de wet der liefde volkomen in ons hart gevonden worden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 mei 2005
Kerkblad | 12 Pagina's