Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het leven in de verwachting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het leven in de verwachting

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En men zal te dien dage zeggen: Zie, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn zaligheid.
Jesaja 25:9

Wat zijn er al niet voor teleurstellingen in een leven! Zo kan een mens idealen hebben, die nooit verwezenlijkt worden. Dan zag hij ergens naar uit, maar er kwam niets van terecht. U zult allicht voorbeelden daarvan uit uw eigen leven kunnen toevoegen. Misschien hoopte u ooit op een goede baan, welstand naar de wereld. Of in plaats van ‘geluk’ moet u allerhande kruis en tegenspoed ervaren... Ik wil daar zeker niet geringschattend over doen, maar wel is het zo, dat als onze verwachtingen alleen maar benedenwaarts gericht zijn, op het aardse, op dat wat niet bestendig is, dat er dan eenmaal een eeuwige teleurstelling zal zijn.

David mocht het leven kennen dat uit God is. Hij had ook zijn moeiten en zorgen, maar hij mocht ermee bij de HEERE terechtkomen. Wij lezen in Psalm 10:14: ‘Gij ziet het immers; want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet, opdat men het in Uw hand geve; op U verlaat zich de arme, Gij zijt geweest een Helper van den wees.’ Hieruit blijkt duidelijk dat David iets kende, wat boven aardse idealen en verwachtingen uitging. Zijn verwachting ging over dood en graf heen. Hij mocht Christus zijn Heere noemen (Ps. 110:1). De Heere Jezus Zelf getuigt daar immers van in Mattheüs 22:43, dat David Hem in de Geest mocht kennen. Ja, hij mocht Hem kennen in de belofte! Hij wist dat de grote Davidszoon zou komen! David mocht weten wat ‘advent’ (dat is ‘komst’) inhield.

In ons teksthoofdstuk is ook een volk aan het woord dat mag weten wat dat inhoudt. Opvallend is, dat in dit hoofdstuk twee dankliederen te zien zijn. Het eerste, Jesaja 25:1-5, volgt op een hoofdstuk, waarin naar voren komt dat alle vijanden eenmaal ten onder gebracht zullen zijn, als de HEERE der heirscharen regeren zal op de berg Sion en te Jeruzalem. Het tweede danklied is de tekst: vers 9. En dat danklied wordt gezongen door de verlosten, vanwege het wegnemen van de smaadheid des volks. Och ja, dat volk was eerst veracht. Het heeft geen kracht in zichzelf, en op de volkeren rondom kwam het echt niet zo imponerend over. En is dat nog steeds niet zo met Gods volk onder het Nieuwe Testament? In zichzelf zwak van moed en klein van krachten. Bovendien: weinigen in getal. Zo ook in Jesaja 25. Een veracht volk, en toch: eenmaal zal het eeuwig met de Heere mogen regeren! Dat zijn die ‘men’ aan het begin van onze tekst. Dan lezen we ‘te dien dage’. Wanneer is dat? Dat ziet op de volheid des tijds. Het ziet op de Overwinnaar. Op Zijn komst, in de volheid des tijds. Kunt u ook zeggen: ‘Zijn komst alleen is het, die mijn heil volmaakt’? Zijn komst. Een geheimenis. God geopenbaard in het vlees. ‘Te dien dage.’ We lezen deze uitdrukking ook in Jesaja 24:21: ‘En het zal geschieden te dien dage, dat de HEERE bezoeking doen zal over de heirscharen des hogen in de hoogte, en over de koningen des aardbodems op den aardbodem.’

Het gaat dus om de dag van Zijn overwinning. O, die overwinning zal eenmaal volkomen zijn, als Christus wederkomt. Daarom: mocht u Hem nog leren kennen als Redder, eer Hij wederkomt als Overwinnaar en Rechter! ‘Te dien dage’, zo lezen wij. Lezer, ik weet van nog een dag: het ‘heden’ der genade. Nu kunt u nog behouden worden van de toekomende toorn. Als u onderdaan bent, of alsnog mag worden, van déze Koning. Want zó is ook de toon in dit danklied van vers 9! ‘Zie’, zo staat er. Dus: let erop! ‘Deze is onze God.’ Eigenlijk staat er: ‘Zie onze God, Déze!’ Als je als onderwijzer of leraar op een schoolavond of iets dergelijks wel eens aan een kind vraagt: ‘Wie is je vader, of moeder?’ dan twijfelt zo’n kind niet, maar zegt feilloos: ‘Déze.’ Dat kan het zeggen, omdat het zijn ouders kent! Het weet wat het aan die ouders heeft. Zó moet onze tekst ook verstaan worden! Al die volkeren, die Juda en Jeruzalem zo benauwden, hadden hun eigen ‘god’. Van hout of steen, die niet behouden kunnen. De ‘godheid’ was voor de Assyriërs en de Babyloniërs degene, die voor hun overwinningen instond. Zij dachten: andere goden, zeker die van het kleine Israël en Juda, kunnen niet behouden.

Dat was bijvoorbeeld te zien in de spottaal van Rabsaké, de generaal van koning Sanherib van Assyrië (Jesaja 36). Maar nu tot troost: wat is er over van Assyrië en Babylonië? Niets immers? Daarom, gelukkig dat volk, dat ondanks de afgoden, ondanks alle aanvallen van de vorst der duisternis, mag zeggen: ‘Déze is onze God!’ Want Gods kinderen hebben bevindelijk kennis van wat ze aan deze God hebben, en Wie Hij toch is! De vijanden lijken zich wel eens groots op te maken. Maar Eén is er, Die sterker is dan al dat geweld. Mag u Hem zo verwachten? Ja, Gods ware volk is een uitziend volk. ‘Wij hebben Hem verwacht.’ Neen, dat is geen afwachten. Afwachtende mensen zijn er genoeg op het kerkelijk erf. Maar uit het Hebreeuws blijkt, dat ‘wachten’ een gespannen uitzien is. U zegt: ‘Ik ken dit zo niet.’ Nu, dan weet u, zo denk ik, ook niet van vijanden. U behoort misschien tot de gerusten te Sion en de zekeren op de berg van Samaria. O, dat de Heere u toch door de ontdekkende werking van Zijn heilige wet leerde zien, hoe u schuldig staat voor de heilige God, en dat het van uw kant nu nooit meer kan... Dan is daar een Ander nodig. Aan Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Hij heeft dat verworven door de gang van kribbe naar kruis. Maar Hij heeft ook de dood overwonnen, en zo de zaligheid verworven, het heil, de redding voor verloren zondaren verdiend. Dat is nu de zaligheid waar gans hulpelozen naar uitzien. De zaligheid waarover ook onze tekst spreekt. Zíjn zaligheid. Want Hij is de Eerste en de Laatste. Hij zal Zijn werk volenden. En Gods kinderen mogen zich daarin verwonderen, verheugen en verblijden. Daar kent Gods kind hier in beginsel iets van. Zie Jakob: ‘Op Uwe zaligheid wacht ik, HEERE.’ Zie Simeon: ‘Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien.’ En zij zullen een eeuwigheid daarvoor nodig hebben om dat uit te wonderen. Kijk, dat is nu dat ware adventsvolk. Mag u daar, uit genade, ook bij behoren?

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 2005

Kerkblad | 12 Pagina's

Het leven in de verwachting

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 2005

Kerkblad | 12 Pagina's