Gemoedsbezwaard
Stof tot nadenken m.b.t. wel - of niet gemoedsbezwaarde-zijn
Enkele jaren geleden mochten we als kandidaat een preekbespreking leiden in een gastgemeente. Wat er allemaal precies besproken is, weten we natuurlijk niet meer. Echter, één ding is ons altijd bijgebleven. Dat was een opmerking van een jongeman van een jaar of 18. Hij formuleerde het heel voorzichtig. Zijn opmerking was deze: ‘Zou het niet zo kunnen zijn dat we niet meer zoveel van wonderen horen omdat de Heere er geen gelegenheid meer voor krijgt?’ Hij bedoelde ermee te zeggen dat we in onze maatschappij verzekerd zijn van de wieg tot het graf. En dat het dus daarom, wat dit betreft, niet meer ‘nodig’ is dat de Allerhoogste wonderen werkt. We zijn ons er goed van bewust dat hier niet alles mee gezegd is, maar het heeft ons toen wel geraakt. En geeft tot op de dag van vandaag stof tot nadenken. Nu moeten we natuurlijk niet zeggen dat als we wonderen van de Heere willen zien, we dan maar uit alle verzekeringen moeten stappen. Zo bedoelen we dat niet! Dat kan natuurlijk in de eerste plaats niet de beweegreden zijn om geen verzekeringen (meer) te nemen.
Nu is het woord verzekering al verscheidene malen gebruikt. U weet ongetwijfeld dat we door (volks)verzekeringen af te sluiten ons tegen toekomstige en onzekere gebeurtenissen proberen in te dekken. Daartoe wordt dan een verplichte - of een vrijwillige - premie betaald. En wat zijn nu de beweegredenen om niet in een verzekering te gaan?
We zouden verschillende redenen kunnen noemen. We doen dat in dit artikeltje niet. We hopen op grond van Gods Woord aan te mogen wijzen waarom er mensen zijn die niet in de een of andere menselijke verzekering kunnen zitten. Hierin willen we overigens niet heersen over de gewetens van anderen. Noch willen we over hun staat, zowel naar de ene als de andere kant, oordelen. Toch hopen we dat dit alles ons tot nadenken mag stemmen. En meer dan dat. (…) In dit verband mogen we wijzen op het Woord van Christus als Hij zegt dat we niet bezorgd moeten zijn over ons leven, drinken, eten, kleding en al die andere zaken voor de tijd. Al die zaken zoeken de heidenen.(…) En dan zegt Hij dat onze hemelse Vader weet dat we al die zaken nodig hebben. Het belangrijkste is eerst het Koninkrijk Gods te zoeken en Zijn gerechtigheid en al deze dingen zullen ons toegeworpen worden (vgl. Matth. 6:33). In deze woorden van de Zaligmaker zit, als het goed ligt, de beweegreden van de gemoedsbezwaarden. Waarom? Omdat het Woord Gods voor hen, als het goed is, door Zijn Geest persoonlijk waar is geworden. Door genade uit de duisternis getrokken tot Zijn wonderbaar licht! En dat zo in deze weg door Christus, hun oudste Broeder, de hemelse Vader nu Vader is geworden in die bijzondere betrekking. (…) Dan mag er door genade vertrouwen zijn op Hem, Die nooit laat varen de werken van Zijn handen. Zo mag er wel eens iets ervaren worden van de verzekering in en uit Hem (vgl. Rom. 8:38).
Ligt dat dan altijd zo vast in de beleving? Dat hoort u ons niet zeggen. Het wordt nog wel eens aangevochten. En toch, in die weg, komt de Heere na kortere of langere tijd terug op Zijn eigen werk. Ook wat dit betreft geldt wat de psalmist van de 33e Psalm zegt. De Heere laat niet omkomen in dure tijd en hongersnood. Wat is het groot als beleden mag worden door Zijn genade dat onze harten in de Heere gerust blijven. Dat is wat! Als er zo tot Gods eer het (geloofs)vertrouwen mag zijn in Hem m.b.t. de eeuwige zaligheid!
Ik hoop dat u verstaat dat de zaken dan zo teer kunnen liggen dat dit vertrouwen op de Heere ook meer en meer gestalte mag krijgen in het dagelijkse leven. Als de Heere nu het ware (geloofs)vertrouwen komt weg te schenken met betrekking tot de eeuwigheid. Behoren we Hem dan niet te vertrouwen voor de tijd? Christus is er heel duidelijk in als Hij onderwijs geeft. Is Hij het niet Die zegt dat zelfs de haren van ons hoofd alle geteld zijn? Hij is het Die zegt dat er geen musje op de aarde zal vallen zonder de wil van de hemelse Vader. En dan vermaant Hij liefdevol: ‘Vreest niet, gij gaat vele musjes te boven’ (vgl. Matth. 10:29-31). Met andere woorden: als God nu al zorgt voor die musjes, zal Hij het dan niet voor u doen? Dan mogen we u nog wel wijzen op zondag 9 en 10 van de HC. Hoe heerlijk hebben onze vaderen daarin niet de trouwe zorg van de Heere beleden. Let wel: dat was in een tijd dat het lang niet altijd even gemakkelijk was. Veel tegenspoed en dan toch geduldig door Zijn kracht. In voorspoed dankbaar in en door Zijn werk. En de toekomst? Vertrouwend op de Heere alleen uit loutere genade. Hoe ligt het bij u, jou en mij?
In dit verband mogen we, al heeft het eigenlijk niet zo veel met verzekeren te maken, wijzen op wat er met de subsidiekraan van de Nederlandse overheid gebeurde. Deze kraan werd voor de SGP dichtgedraaid. Toch kwamen er heel veel giften binnen. Wie zorgde voor dit alles? Laten we maar wijzen op Hem, Die de harten geneigd heeft als waterbeken. Die roemt, roeme in de Heere!
Tot slot. We zijn ons ervan bewust dat er op veel vragen die bij ons kunnen leven geen antwoord is gegeven. Dat was ook niet de bedoeling. We wilden u niet vermoeien met de vraag of we ons wel of niet mogen verzekeren. Het gaat er vooral om dat we de Heere door genade mogen leren kennen. (…) En komt dan vervolgens de vraag niet naar ons toe: ‘Als we nu door genade ons voor de eeuwigheid hebben leren toevertrouwen aan de Heere, zou Hij dan voor de tijd onbetrouwbaar zijn? Echt, Hij is nog steeds die God van wonderen. Geeft dat geen stof tot nadenken? Geeft dat geen reden tot verootmoediging!?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 2006
Kerkblad | 12 Pagina's