Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eerste Zendbrief van de Apostel Johannes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eerste Zendbrief van de Apostel Johannes

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben, en wij in de duisternis wandelen, zo liegen wij, en doen de waarheid niet. Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.
1 Johannes 1: 6-7

Johannes geeft lik op stuk
In Leviticus 19 vaardigt de HEERE concrete bevelen uit, eisen die voor ál de kinderen van Israël gelden. De HEERE stelt hoge eisen. Naar Zijn heiligheid. Immers, gij zult heilig zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig. Zijn verkoren volk is een geheiligd volk. Israëls God geeft en heeft een Wet om naar te leven! Het woord heilig staat als een refrein in de genoemde wet, daarom wordt Leviticus 19 de ‘heiligheidswet’ genoemd. Zijn gemeente is met die wet te confronteren, volkomen wettig. De Heere Jezus is daarin voorgegaan. Hij vatte de wet samen en putte uit deze heiligheidswet de behartigenswaardige woorden: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Daarmee is het overigens ook duidelijk hoezeer Gods wet nog altijd van kracht is en blijft. Jezus’ vervullen van de wet betekent dus niet, zoals Hij Zelf zegt, dat Hij de wet ontbindt en terzijde schuift. In dezelfde wet waaruit Jezus citeert staat in het zeventiende vers het gebod: Gij zult uw broeder in uw hart niet haten; gij zult uw naaste naarstig berispen en zult de zonde in hem niet verdragen. Van dat ‘naarstig berispen’ is Johannes een goed voorbeeld. Hij laat de dingen niet op zijn beloop, hij ziet geen zonden door de vingers. Hij noemt de dingen, hij zegt kortweg waar het op staat. Je weet wat je aan hem hebt. Het wordt hem zeker niet altijd in dank afgenomen. Het zet wel eens kwaad bloed. Johannes die het beestje bij de naam noemt, oogst zeker tegenstand, blakende vijandschap is soms het gevolg. De bekende Diótrefes uit de derde brief is daarvan het tastbare bewijs. Wie de Waarheid zaait, moet ook met opstekende storm rekenen. Johannes laat zich door vlammende haat niet intimideren, als zou hij maar beter voor de zogenaamde lieve vrede kunnen zwijgen. Hij neemt geen blad voor de mond, want de liefde zoekt zichzelf niet! Dát heeft deze apostel der liefde van zijn liefdevolle Leermeester geleerd. Die liefde dringt hem en verbiedt hem het kwaad weg te moffelen. Daarom steekt hij concrete zonden als pijnlijke kwesties niet onder stoelen of banken. Hij maakt van zijn hart geen moordkuil, hij duldt niet dat in de gemeente van Christus de duivel overwinningsslagen slaat. In de prediking geeft de apostel, die zich vastklemt aan zijn Heere en die zich bij zijn ferme taal beroept op Hem, een ieder die dwaalt de touwtjes in handen. Zichzelf incluis. Wie niet horen wil moet maar voelen, opdat hij zal horen. Met zijn scherpe preek wil hij alleen maar tot Jezus leiden en Koning Jezus met horige onderdanen verheerlijken.

Zeggen en doen
In de verzen 6 tot en met 10 van het eerste hoofdstuk legt Johannes keer op keer zijn vinger op een gevoelige plek, welgeteld drie keren. Steeds begint het met de bewering: Indien wij zeggen … En dan volgt de toespitsing in het leven. De eerste maal – we lezen het in het zesde vers – wordt er iets beweerd waarmee de levenspraktijk niet overeenkomt. Als we zeggen dat we gemeenschap met Hem hebben, moet dat ook uit het leven van alledag blijken. De bekende apostel Jakobus schrijft binnen dit kader: Toon mij uw geloof uit uw werken. Woorden moeten met daden overeenstemmen. In dit geval heeft Johannes het vooral over de onderlinge menselijke verhoudingen die niet stroken met de beweringen dat we God kennen. In het Avondmaalsformulier lezen we als het om de omgang met elkaar in de christelijke gemeente gaat dat we ‘zulks niet alleen met woorden, maar ook met de daad jegens elkaar bewijzen’. Johannes constateert dat onze aanspraak op de gemeenschap met God zichtbaar zal zijn in daadkracht. Is ons leven er echter niet naar, dan liegen we gewoon. Wie zegt met God verbonden te zijn en dicht bij God te leven, die zal in de praktijk de liefde tot God en de naaste oefenen. De waarheid moet gezegd én gedáán worden.

We zeiden al dat er in de gemeente kennelijk mensen worden aangetroffen die hun mond vol hebben over God, maar in hun doen en laten bewijzen dat hun hart niet vol van Hem is. Ze zijn harteloos, hardvochtig, egoïstisch en zeer ik-gericht. Er wordt in de leugen gewandeld. Mooie woorden en geen onooglijke modderschuit is geplaatst. Zij wandelen in de duisternis en dat is totaal iets anders dan wandelen met God. Die twee wandelingen hebben niets gemeenschappelijks. Het zijn twee sporen die nooit bij elkaar komen. Wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? vroeg de apostel Paulus aan de Korinthiërs.

Johannes benadrukt juist de wandel in het licht. Is Jezus het Licht der wereld en licht Hij over het Zijne, dan wandelt het door God aangenomen kind in het vrolijk levenslicht. Het Licht dat voor de rechtvaardige gezaaid is, geeft aan zijn bestaan levensglans. In het licht wandelen, het betekent zoveel als: met God leven, Hem in alles kennen, vasthouden aan de Onzienlijke, in het diepdonkere, ondermaanse bestaan achter het Licht aan gaan. Het betekent naar het evenbeeld van Jezus Christus geschapen worden, immers Hij is het Zelf Die ook in het Licht is. Opvallend genoeg trekt de apostel daarna de lijn door naar de gemeenschap met elkaar. Je zou iets anders verwachten. Zachtjes prevel je al dat nu de gemeenschap met Hem wel zal volgen. Maar neen, wij die wandelen met God, die wandelen in het licht mét Jezus (Hij is in het licht!), die hebben elkaar lief! Bijzonder. ‘Ik heb lief’, zegt de dichter van Psalm 116 in zijn algemeenheid zonder daarbij vervolgens de HEERE en/of de naaste te noemen. ‘Ik heb lief’, zegt hij – en hij heeft er volop reden voor – ‘want de HEERE hoort mijn stem, mijn smekingen, want Hij neigt Zijn oor tot mij.’ Onze liefde is van één kant gekomen. Het is goed om te zeggen en zaak om te verantwoorden: Gods Woord snijdt naar twee kanten. Het vlijmscherpe mes snijdt onze natuurlijke haat tot God en die tot de naaste. De Geest der gemeenschap hecht dubbelzijdig: mijn Heere en mijn naaste. Lees de bekende woorden: ‘Opdat wij door dien Geest (Die in Christus als in het Hoofd, en in ons als Zijn lidmaten, woont) met Hem waarachtige gemeenschap zouden hebben (…) dat wij ook door dien Geest onder elkaar, als lidmaten van één lichaam, in waarachtige broederlijke liefde verbonden worden’ (Avondmaalsformulier).

De Heere werkt krachtig. Bij Hem vind je geen half werk. ‘Wat God doet, dat is wel gedaan.’ ‘Ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij.’ ‘Ik sterf alle dagen en sta op met Hem.’ ‘Ik vermag alle dingen door Christus Die mij kracht geeft.’ We hebben elkaar lief in de Geest en de Waarheid, metterdaad. Er is mee-leven en mee-lijden. Wat onmogelijk is voor ons, dat is mogelijk door Hem en Zijn vrucht delen we onder elkaar.

Levenslang op de Gekruisigde aangewezen
De dingen moeten goed worden verstaan. Daarom staat Jezus Christus en Dien gekruisigd in het licht. Het wandelen in het licht is door en alléén door Jezus Christus mogelijk: en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. Vergeving herstelt de gebroken gemeenschap. De verstoorde relaties zijn geheeld als het wrange en liefdeloze verleden wordt vergeven. Diepzinnig en de ervaring rijk schrijft de apostel wat in een levenslustig lied is uitgezongen: ‘Jezus, Uw verzoenend sterven, is het rustpunt van mijn hart.’ Hij weet maar al te goed dat de gelovige iedere dag reiniging nodig heeft. Hij schrijft namelijk heel bewust in de tegenwoordige tijd om daarmee duidelijk te maken dat wij voortdurend, ja levenslang gereinigd moeten worden. Vergeving is onmisbaar. De schrijver heeft degelijk onderwijs van zijn Heere genoten: Geef ons heden ons dagelijks brood én vergeef ons onze schulden gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. Alledag brood, alledag vergeving. Het Licht brengt de zonde aan het licht, met het onvermijdelijke gevolg en vervolg van belijdenis van de zonde. We moeten met onze schuld voor de rechtende God komen, opdat Hij met het bloed van Christus van dat verontreinigende kwaad reinigt. We kijken een bewogen discipel van Jezus in de ogen die van God is geleerd. ‘Ik wandel in het Licht mét Jezus.’ In een paar verzen zegt hij: We hebben van Gods Zoon Jezus Christus gehoord dat God Licht is; wij hebben van Hem gehoord dat Hij in dát Licht wandelt; God wil dat wij ook in dat Licht zullen wandelen door Hem Die Hij gezonden heeft om met Zijn bloed van iedere zonde te reinigen. Wanneer Paulus zegt dat God Zijn Zoon voor al de Zijnen heeft overgegeven om ze ook met Hem alle dingen te schenken (Rom. 8:32), dan valt Johannes hem daarin bij door te zeggen: Daartoe is te rekenen ‘met Hem wandelen in het Licht’.

Gespreksvragen
1. Het bevel is de zonde in onze naaste niet te verdragen. Brengen wij dat in praktijk? Noemen wij de zonden bij de naam? Leeft het onder ons dat de Heere een heilige geméénte wil?
2. Is de prediking concreet in de zin dat de zonde die gezien wordt ook zonder aanzien des persoons aan de kaak gesteld wordt? Zijn daar voorbeelden van? Wat is volgens u het kwaad dat in uw gemeente en onze gemeenten aan de orde moet worden gesteld?
3. Johannes schrijft dat theorie en praktijk, woord en daad overeen moeten stemmen. Hoe zou Johannes op dit punt tegen ons aankijken? Als hij hierover ons zou schrijven, wat zouden wij dan kunnen verwachten?
4. ‘Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.’ Wat is de betekenis van dit woord voor u? Hoe kijkt u tegen het ‘iedere dag naar de Heere Jezus gaan’ aan? Wat betekent voor u: ‘Ik wandel in het licht met Jezus’?

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 2007

Kerkblad | 12 Pagina's

Eerste Zendbrief van de Apostel Johannes

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 2007

Kerkblad | 12 Pagina's