Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Guido de Brès: Troostbrief aan zijn vrouw

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Guido de Brès: Troostbrief aan zijn vrouw

11 minuten leestijd

De genade en barmhartigheid van onze goede God en hemelse Vader en de liefde van Zijn Zoon, onze Heere Jezus Christus, zij met uw geest, mijn zeer geliefde, Catherina Ramon, mijn dierbare en zeer geliefde vrouw en zuster in onze Heere Jezus Christus. Daar uw angst en smart mijn blijdschap en de vreugde van mijn hart enigszins storen, zo is dit de reden waarom ik u nu schrijf, zowel tot uw vertroosting als de mijne. Vooral tot uw vertroosting moet ik schrijven, omdat u mij altijd zeer vurig hebt liefgehad en het nu de Heere behaagt een scheiding tussen ons beiden te maken: uw bittere smart over de scheiding voel ik meer dan de mijne. En ik smeek u, zoveel als ik kan, dat u uzelf niet boven mate bedroeft, vrezende God te beledigen.

U weet goed genoeg dat, toen u met mij in het huwelijk bent getreden, u een sterfelijke man hebt genomen, die niet een minuut van zijn leven zeker was: en toch heeft het onze goede God behaagd, om ons gedurende de tijd van ongeveer zeven jaar samen te laten leven, terwijl Hij ons vijf kinderen gaf. Indien de Heere ons langere tijd samen had willen laten leven, Hij zou daartoe de middelen ook gehad hebben. Maar het behaagt Hem niet: daarom, Zijn welbehagen geschiede en dit zij u genoeg.
Bedenk ook, dat ik niet door enig toeval in de handen van mijn vijanden gevallen ben, maar door de voorzienigheid van mijn God, Die alle dingen, de grote en de kleine, leidt en regeert, zoals blijkt uit wat Christus ons zegt: ‘Vreest niet: uw haren zijn geteld. Worden niet twee musjes om een penning verkocht? En niet een van dezen zal op de aarde vallen zonder de wil van uw Vader. Vreest dus niet; u gaat veel musjes te boven.’ Wat is er minder waard dan een haar: en toch, zie de mond van de Goddelijke wijsheid, welke zegt, dat God het getal van mijn haren heeft geschreven in Zijn register. Hoe zou dan het kwade en de tegenspoed aan mijn persoon kunnen komen, zonder het bevel en de voorzienigheid van God? Dit kan niet het geval zijn, tenzij men wil beweren, dat God geen God meer is.

En zie, daarom zegt de Profeet: Er is geen kwaad in de stad, dat de Heere niet doet. Wij zien, dat al de heiligen, die voor ons geweest zijn, zich met deze leer vertroost hebben in al hun moeiten en verdrukkingen. Jozef, door zijn broers naar Egypte verkocht, zegt: Gij hebt een slecht werk gedaan, maar God heeft het tot uw bestwil gekeerd: God heeft mij voor u naar Egypte gezonden om uw profijt (Genesis 50). Op dezelfde wijze handelde David tegenover Simeï, die hem vloekte. Hetzelfde deed Job: en evenzo al de anderen.

En dit is de reden waarom de evangelisten, als ze zo zorgvuldig het lijden en de dood van onze Heere Jezus Christus verhalen, hieraan toevoegen: En dit is geschied, opdat vervuld werd, hetgeen van Hem geschreven was. Ditzelfde moet men toepassen op al Zijn leden. Het is wel waar, dat de menselijke rede deze leer bestrijdt en zich tegen haar verzet, zoveel zij kan, gelijk ik ook zelf erg sterk ondervonden heb. Toen ik gevangengenomen werd, zei ik tegen mezelf: We hebben er niet goed aan gedaan door met zo’n schare tegelijk op te trekken, wij zijn door deze of die verraden, we hadden ons nergens moeten ophouden. En onder zodanige overleggingen bleef ik overstelpt door mijn gedachten, totdat mijn geest hoger opklom tot de overdenking van Gods voorzienigheid. Toen begon mijn hart een wonderbaarlijke rust te voelen; ik begon toch te zeggen: Mijn God, Gij hebt mij geboren laten worden op de tijd en in het uur, door U bepaald: en gedurende al de tijd van mijn leven hebt Gij mij bewaard en beveiligd in wonderbaarlijke gevaren, en hebt er mij geheel uit verlost: en indien nu het uur is gekomen, waarop ik dit leven moet verlaten om tot U te gaan, Uw goede wil geschiede: Uw handen kan ik niet ontvluchten. En al ware het dat ik dit kan, zo zou ik het niet willen, zozeer ligt al mijn zaligheid in mijn eenswillendheid met U. Al deze overleggingen maakten en maken nog mijn hart zeer opgewekt en monter. En ik bid u, mijn dierbare en trouwe gezellin, er u met mij in te verheugen en die goede God te danken voor wat Hij doet. Want Hij doet niets, wat niet rechtvaardig, en zeer billijk zou zijn: en u moet uzelf vooral en te meer daarin verblijden, daar het is voor mijn welzijn en voor mijn rust. U hebt genoeg opgemerkt en gevoeld van mijn moeitevolle werk, kruis, vervolgingen en droefenissen, die ik heb verduurd: en u heeft er ook zelf in gedeeld, toen u mij vergezeld heeft op mijn reizen gedurende de tijden van mijn ballingschap. En zie, nu is het ogenblik daar, dat mijn God mij bij de hand wil nemen om mij op te nemen in Zijn zalig Koninkrijk.

Ik ga u voor: en ten tijde, dat het de Heere behaagt, zult gij mij volgen. De scheiding zal niet altijd duren. De Heere zal ook u opnemen om ons samen te verenigen met ons Hoofd Jezus Christus. Hier hebben wij niet de plaats van onze woning, deze is in de hemel: hier is de plaats van ons vreemdelingschap. Laat ons daarom haken naar ons ware vaderland, dat de hemel is, en boven alles verlangen om ontvangen te worden in het huis van onze hemelse Vader, om te zien onze Broer, ons Hoofd en onze Zaligmaker Jezus Christus, om te zien het hoogwaardig gezelschap van de Patriarchen, Profeten, Apostelen en zovele duizenden Martelaren, tot welk gezelschap ik hoop opgenomen te worden, wanneer ik zal hebben beëindigd de loop der bediening, welke ik heb ontvangen van mijn Heere Jezus.

Ik bid u dan, mijn dierbare geliefde, dat u uzelf troost met de overdenking van deze dingen. Vergeet vooral de eer niet, welke God u bewezen heeft door u een man te geven, die niet alleen een dienaar van de Zoon van God is, maar die ook zozeer door God geacht en bevoorrecht wordt, dat Hij hem verwaardigt de martelaarskroon te verkrijgen. Ik ben vrolijk en mijn hart is opgewekt: mij ontbreekt niets in mijn droefenissen. Ik ben vervuld van de overvloedige rijkdom van mijn God. Ja, ik ben zo vertroost, dat ik niet alleen genoeg heb voor mezelf, maar ook voor allen, die ik zou kunnen spreken. Hierom smeek ik mijn God, dat Hij Zijn goedheid en welwillendheid tegenover mij, Zijn gevangene, bestendigt: wat ik ook verwacht, dat Hij doen zal: want ik weet bij ondervinding, dat Hij degenen, die op Hem hopen, nooit verlaat. Ik had nooit kunnen denken, dat God zo goedertieren zou zijn tegenover zo’n arm schepsel als ik ben.
Ik voel nu de trouw van mijn Heere Jezus Christus. Nu breng ik in praktijk, wat ik anderen zo vaak gepreekt heb. En zeker moet ik bekennen, dat ik, toen ik zo preekte, als een blinde sprak over kleuren, in vergelijking met wat ik nu in de praktijk voel. Ik heb meer geleerd en meer vorderingen gemaakt sinds ik een gevangene ben, dan in mijn hele leven: ik ben op een hele goede school: ik heb de Heilige Geest, Die mij voortdurend inspireert en Die mij onderwijst de wapens in deze strijd te hanteren.

Anderzijds loopt de Satan, de tegenstander van alle kinderen van God, die als een tierende en brullende leeuw is, om mij heen om mij te verslinden. Maar Hij, Die tot mij gezegd heeft: ‘Vrees niet, Ik heb de wereld overwonnen’, maakt mij overwinnaar. En nu zie ik, dat de Heere de Satan onder mijn voeten verbrijzelt: en voel ik ‘de kracht van God, die in mijn zwakheid volbracht wordt’. Onze Heer laat mij aan de ene kant mijn zwakheid en mijn kleinheid voelen, dat ik niets ben, dan een arm aarden vat, zo broos mogelijk, opdat ik mij vernedere, en Hem gegeven wordt de hele glorie van de overwinning. Aan de andere kant sterkt en troost Hij mij op een ongelooflijke wijze: ik ben zelfs meer op mijn gemak dan de vijanden van het Evangelie. Ik eet, drink en rust beter dan zij.

Ik ben ondergebracht in de meest versterkte en slechtste gevangenis, donker en duister, welke om zijn donkerte ‘Brunain’ genoemd wordt: ik krijg geen lucht, dan door een klein stinkend gat, waar men smerig vuil in werpt: ik heb dikke en zware boeien aan handen en voeten, die me voortdurend helse pijnen doen lijden, daar ze tot op mijn beenderen insnijden. Vervolgens komt de provoost der smeden driemaal daags mijn boeien nazien, uit angst, dat ik zal ontvluchten; ten overvloede heeft men drie garden van 40 man voor de poort van de gevangenis geplaatst. Ook krijg ik bezoeken van de heer de Hamaïde, die naar mij komt kijken, zoals hij zegt, om mij te troosten en mij tot volharding aan te sporen: maar hij komt graag na het eten, als de wijn hem naar het hoofd is gestegen en zijn buik gevuld. U kunt denken wat voor vertroostingen dat zijn. Hij overlaadt me met bedreigingen en heeft me gezegd, dat, als ik ook slechts de geringste poging doe om te ontvluchten, hij me aan hals, lichaam en benen laat boeien, zodat ik geen vinger zal kunnen verroeren: en vele andere zelfde soort gezegden meer.

Niettegenstaande dit alles blijft mijn God Zijn belofte houden en mijn hart vertroosten, terwijl Hij mij een zeer grote tevredenheid schenkt. Daarom, mijn geliefde zuster en trouwe vrouw, bid ik u, dat gij in uw droefenissen troost zoekt bij de Heere en aan Hem uzelf en uw zaken toevertrouwt: Hij is de Man der gelovige weduwen en de Vader der arme wezen: Hij zal u nooit verlaten. Dit verzeker ik u. Gedraag u altijd als een Christin en gelovige, standvastig in de vreze van God, gelijk u altijd hebt gedaan, en vereer, zoveel u kunt, door uw goede levenswandel de leer van de Zoon van God, welke uw man gepredikt heeft: en daar gij mij altijd zeer innig hebt liefgehad, zo smeek ik u deze liefde te bewijzen aan onze kleine kinderen: onderwijs hen in de kennis van de waarachtige God en van Zijn Zoon Jezus Christus. Wees hun vader en moeder, en zie toe, dat zij het weinige goed, hetwelk God u gegeven heeft, in eer mogen bezitten. Als God u de genade schenkt, om na mijn verscheiden als weduwe met uw kinderen te blijven leven, zo zult u dat zeer wel doen. Kunt u dat niet en ontbreken u de middelen, zie toe, dat u u dan verbindt aan een goede man, die gelovig is en Godvrezend, en een goed getuigenis heeft. En wanneer het mij mogelijk zal zijn, zal ik aan onze vrienden schrijven, dat zij voor u zorgen, al geloof ik niet, dat zij hierin zullen tekortschieten.

Nadat de Heere mij zal hebben weggenomen, zult gij u tot uw vroegere levenswijze kunnen begeven. U hebt onze dochter Sara, van wie de opvoeding weldra voltooid zal zijn: Zij zal u gezelschap kunnen houden en u bijstaan in uw droefenissen en u troosten in uw verdrukkingen: en de Heere zal altijd met u zijn. Groet al onze goede vrienden namens mij en dat zij God voor mij bidden, opdat Hij mij kracht geve en woorden in mijn mond en wijsheid om de waarheid van de Zoon van God te handhaven tot het einde toe en tot aan mijn laatste snik.
Adieu, Catharina, mijn zeer goede vriendin. Ik bid mijn God, dat Hij u wil troosten en eenswillendheid geven. Ik hoop, dat God mij de genade zal geven u nog meer te kunnen schrijven, als het Hem behaagt, om u te troosten zolang ik in deze wereld zal zijn. En bewaar deze brief als een herinnering aan mij: hij is slecht geschreven, maar hij is geschreven zoals ik kan en niet gelijk ik wil. Ik smeek u, mij aan mijn goede moeder aan te bevelen. Ik hoop haar, als het God behaagt, een brief te schrijven om haar te troosten.

Groet ook mijn goede zuster. Zij ontvange haar verdriet uit Gods hand. Het ga u wel.

Uit de gevangenis de 12e April 1567. Uw getrouwe man Guy de Brès, dienaar van het Woord van God te Valenciennes en thans gevangene, in genoemde plaats, om de Zoon van God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 2007

Kerkblad | 12 Pagina's

Guido de Brès: Troostbrief aan zijn vrouw

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 april 2007

Kerkblad | 12 Pagina's