Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Inleiding voor de vergadering van Classis Oost 25 januari 2007

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Inleiding voor de vergadering van Classis Oost 25 januari 2007

6 minuten leestijd

Voor de eerste keer
Een ouderling die voor de eerste keer het gebed moet uitspreken, kan daar ontzettend tegen opzien. Vooral als hij voor het eerst is bevestigd tot ouderling en nog wat onwennig in de consistoriekamer staat en het ‘zijn beurt’ is. Het is goed om dan tegen zo’n broeder te zeggen: ‘We zijn allemaal een keer voor de eerste keer begonnen, houd het maar eenvoudig!’ Waarom zou een ‘beginnend’ ouderling het gebed niet van tevoren opschrijven?

Het verdient aanbeveling dat de dienstdoende ouderling zijn gebed reeds van tevoren overdenkt. Een niet overdacht gebed wordt meestal te lang, terwijl wij soberder bidden als wij weten wat wij de Heere op dat moment zullen vragen. Het gebed mag niet te lang zijn.
Voorbeeld: in een kerkenraadskamer ergens in Nederland, bad de ouderling van dienst een keer lang, zeg maar erg lang. Op enig moment sprak hij de klassieke woorden: En, Heere, wat zullen we nog meer zeggen? Waarop de ‘eigen’ predikant reageerde met: ‘Amen!’

Het mag zijn eigen aard niet verliezen door uit te wijden met een gebed voor de nood van de gehele christenheid, waarbij de speciale behoefte van de gemeente nog breder wordt uitgemeten. Deze noden zullen straks door de dienaar van het Woord als voorbidder van de gemeente tot God worden opgedragen. Het kan dan zo’n ijdel verhaal van woorden worden. Als ouderling behoef je hem dat niet voor te doen, hoe dit het beste kan gebeuren, nog minder hem in het gebed een vingerwijzing geven, wát hij vooral niet moet vergeten. Dit kan irriterend werken, vooral op de dominee.
U kent misschien wel het verhaal dat ergens in de vorige eeuw is gebeurd: De ouderling bad met vele, vele, vele woorden. Bijna alles leek aan de orde te komen. Toen hij haperde om naar nieuwe woorden te zoeken, zei de dominee luid en krachtig: ‘Amen, de rest doe ik op de preekstoel.’

Ook het veelvuldig gebruik van de naam Heere sticht niet. Het lijkt dan wel een stopwoord. Aan het begin en aan het einde van de zin. Het is wel eens voorgekomen dat een mede-ambtsdrager het aantal keren bijhield, en kwam tot ca. 30 keer (ik weet natuurlijk niet of die broeder heeft meegebeden, maar het kan zo irriterend zijn dat men er zich aan gaat ergeren en dat sticht zeker niet).

Het is dus goed om te weten wat men de Heere vragen zal naar de eigen aard van dit gebed vlak vóór de dienst. Dan sticht het hen die het horen en het versterkt bij de ouderlingen en diakenen het besef van ambtelijke verantwoordelijkheid en saamhorigheid. En het geeft de dominee soms een wonderlijke rust. Hoe gespannen kunnen zijn zenuwen zijn. Al verraadt niets zijn innerlijke gejaagdheid, toch zou menig predikant u van die onrust kunnen vertellen, die vlak voor de dienst hem toch altijd weer aanpakt. Zeker zal hij zelf ook om innerlijke rust en kalmte hebben gebeden. Toch is het weer heel wat anders als hij een ánder voor hem om de hulp en bijstand van de Heere hoort vragen.

De prediker weet zich er niet álleen voor te staan. Een groep bidders staat rond de preekstoel, die zich met hem van hun verantwoordelijkheid bewust zijn. En die rust gaat zijn gemoed geheel beheersen, als hij dit eerste woord heeft uitgesproken: ‘Onze hulp is van de Heere Die de hemel en de aarde gemaakt heeft!’

Het kan zijn dat we er moeite mee hebben om op onze beurt het gebed te doen. We behoren ons dan af te vragen wat de oorzaak daarvan is. Het is inderdaad nooit gemakkelijk om samen met anderen te bidden. En zeker om in het openbaar voor iemand te bidden die erbij staat. Wij zien dan vaak te gemakkelijk op hém en te weinig op de Heere. En dan kunnen we zo snel ons best doen om het gebed mooi te maken om de mens te behagen en die dominee te laten voelen, dat wij het toch zo erg goed met hem voorhebben. Wij zijn ons dat misschien niet zo bewust, maar als dit bidden in het openbaar ons zo zwaar valt, moeten wij ons dan niet afvragen of dit openbaar gebed van ons wel klopt met onze stille gebeden? Dragen wij onze gemeente mét haar predikant wel op het hart?

In sommige gemeenten is het niet meer gebruikelijk om het gebed in de gehele kring van de kerkenraad te doen. Dan bidt alleen de dominee met de dienstdoende ouderling in de consistorie en de rest van de kerkenraad met de andere colleges nemen hun plaats in de kerk in. In de meeste van onze gemeenten is de gehele kerkenraad aanwezig en treedt zij gezamenlijk naar binnen, er gaat van dat binnentreden een zeker ‘decorum’ uit.

Als men vóór de dienst heeft gebeden, is het bij ons ook gebruikelijk dat na de dienst eveneens wordt gedankt. Ook dit dankgebed kan eigenaardige moeilijkheden met zich meebrengen. Onwillekeurig kan erin doorklinken of die ouderling ‘wat aan de preek heeft gehad’ of niet. Op zich is dat in het eerste geval niet zo erg. Dominee is nog geheel in de sfeer van het dienstwerk en het zal hem goed doen, aan de warme danktoon van de voorbidder te merken hoe het Woord Gods ingang vond. Maar laat alles na wat ook maar zweemt naar enige kritiek in ons dankgebed, daar is het bidden niet voor en wij ontnemen aan de andere broeders hun ‘stichting’.

Ook dit gebed behoort zo sober mogelijk te zijn. Men spreekt de dank uit voor de ondersteuning aan de dienaar van het Woord verleend en voor het rustige verloop van het geheel van de dienst. Ook mag er gebeden worden voor kracht en wijsheid voor al het werk dat wacht in de nieuwe week.

Als het gebed geëindigd is, liever de dominee niet ophouden met allerlei mededelingen over bezoeken die hij nodig moet afleggen en allerlei andere zaken. De meeste predikanten voelen zich ‘verlicht’ nu zij hun taak volbracht hebben. Anderen willen juist nog wat naspreken. Daarin dienen wij de dominee te kennen. Als je echt kritiek op de preek hebt of zou hebben, kan je dat beter in een later stadium delen en erop terugkomen. Maar laat dat - ook al zijn het enkele zaken, die wellicht toch besproken moeten worden - nooit het nadenken en overdenken van de prediking verdringen.

Uit het dienstboek:
‘Wees bij ons allen, Heere onze God, en adem Uw Geest in ons;
Spreek Gij Uw Woord, opdat de gemeente hoort.
Laat ons geloof opgebouwd worden door Uw liefde die Gij verkondigt
door hart en mond en de handen van Uw dienaren.
Verhoor ons gebed, in de naam Jezus Christus. Amen.’

Voorbeeld uit een Schotse liturgie: ‘Hemelse Vader, ga met ons mee in Uw huis. Laat Uw Geest ons geleiden. Neig de harten tot de verwachting van Uw rijk, in onze gemeente en in heel Uw kerk. Zegen ons bij de lezing en verkondiging van Uw Woord. Bevrijd ons van gebondenheid en vrees voor mensen en van alle toegeeflijkheid van het kwaad. Wees ons een Gids, ons Licht, onze Sterkte, opdat Uw koninkrijk kome, door Jezus Christus, onze Heere, Amen.’

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 2007

Kerkblad | 12 Pagina's

Inleiding voor de vergadering van Classis Oost 25 januari 2007

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juni 2007

Kerkblad | 12 Pagina's