Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes’ brieven (19)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes’ brieven (19)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie is de leugenaar, dan die loochent, dat Jezus is de Christus? Deze is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. Een iegelijk, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet.
1 Johannes 2:22-23

Dé leugenaar
Een ontluisterende balans, Schriftuurlijk opgemaakt, door de Heilige Geest bezorgd en Geestelijk ontvangen. We worden in onze ware gedaante in de beklaagdenbank gezet. Diep vernederend. De beschuldiging luidt: Het is de natuurlijke gang van ons mensen om ‘de waarheid in ongerechtigheid ten onder te houden’ (Rom. 1:18). We zijn aangeklaagd als duivelskunstenaars. We hebben onze wandel van geen vreemde. Het is een lugubere trek in ons leven die te beschrijven is als ‘een aardje naar zijn vaârtje’. Jezus, Die de Waarheid is, geeft opening van zaken tijdens Zijn rechtszitting in ons geweten: Gij zijt uit de vader de duivel, en wilt de begeerten van uw vader doen; die was een mensenmoorder van de beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar en de vader derzelve leugen (Joh. 8:44). Goddelijke eerlijkheid. Helaas, de vaderlijke vlam moet steeds in de afkomst blaken. We verloochenen onze geboorteafkomst niet. We zijn leugenachtig en leugenaars. Goddelijke heerlijkheid: Als de leugen zo hels en snel door de Waarheid achterhaald wordt. De Waarheid die wordt beweerd en geleerd: Jezus Christus is de Zoon van God. Het is bitterheid als we de waarheid van onszelf onder ogen krijgen, de ontvangst gaat gepaard met berouw en tranen. Het is zoetheid als we met een geschonken gezicht de Waarheid zien, Hij wordt aanschouwd in verwondering en met vreugdetranen. Het is waar wat de Vader, Die goeddoende is, zegt: ‘Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde.’

Wanneer Christus een door Zijn Vader verkoren kind vindt, heeft zo’n kind alleen maar juichstof en gloriezang in God. Hij weet niet anders en geen betere Naam dan Jezus Christus en Die gekruisigd. God maakt Zijn kinderen eenkennig, Waarheidsgetrouw, oprecht, Godgeleerd en Godgewijd. Johannes’ hart is er vol van, met mond en hand vindt het uitdrukking. Wie omhelsd is, is met de Waarheid aangedaan en hij legt de leugen af. Dat is een kwestie van leer en leven. Als het om het leven gaat, is vers 4 van dit hoofdstuk illustratief te noemen: Die zegt Hem te kennen en Zijn geboden niet bewaart, die is een leugenaar. Ingeval we over de leer spreken, is vers 22 en zijn verband te bekijken: Wie is de leugenaar dan die loochent dat Jezus is de Christus? De apostel drukt zich kras uit. Zijn woorden zijn ontdekkend en ontmaskerend. In zijn commentaar op de Johannesbrieven doet dr. L. Floor een kernachtige uitspraak. Hij schrijft terecht dat in dit vers de ontmaskering van de grote leugenaar plaatsvindt. We kunnen in het leven over een leugen en een leugenaar spreken. Soms krijgt iemand het naar zijn hoofd gegooid: ‘Wat ben jij een leugenaar.’ Maar een dergelijke beschuldiging is hier te zwak, te zachtzinnig. Is de goede Meester en de Persoon van de Heere Jezus in het geding, dan is krachtig te spreken. Worden er verkeerde dingen van Hem gezegd en wordt Zijn Identiteit in twijfel getrokken, dan is een krachtterm gewenst en geboden. De getuigen van Hem zijn sterk aan Hem gehecht en zijn erop gebrand dat Zijn Naam hooggehouden wordt en Zijn dienst – de Zoon des mensen is immers gekomen om te dienen! – voortgaat. Dwalingen en leugens over de Persoon van de Heere Jezus tolereren zij niet, daaraan kan en mag geen ruimte worden gegeven.

Johannes ziet een enorme dwaling: ontkend wordt dat Jezus de Christus is. Wie openlijk en publiekelijk verklaart dat Jezus de Christus niet is, liegt dat hij zwart ziet. De apostel verklaart dat zo iemand niet een leugenaar is, maar juist de leugenaar. Het is nauwelijks scherper te zeggen. Het is een keiharde apostolische beschuldiging. Wie zich schuldig maakt aan de grote leugen dat Jezus de Christus niet is, vergrijpt zich aan de Waarheid en die verdient het stempel van ‘de leugenaar’. Het is als legt de apostel de vraag in het midden van de gemeente: Wie is de leugenaar? Wie maakt zich schuldig aan de grofste leugen en de ergste misvatting? Het antwoord volgt op een presenteerblaadje: Hij die loochent dat Jezus is de Christus. De leugenaar is volgens de Kanttekenaren van de Statenvertaling te identificeren als de voornaamste valse leraar. De briefschrijver voegt er iets aan toe. Zo’n doortrapte leugenaar zegt daarmee niets minder dan dat Jezus Christus niet de Zoon van God is. Met zijn dwaze miskenning en ontaarde leugen loochent hij zogezegd niet alleen de Zoon maar ook de Vader. Deze leugenaar is de antichrist die de Vader en de Zoon loochent. Hij staat vierkant tegenover Jezus Christus als Gods Zoon en gunt Hem Zijn eer niet, hij spreekt op schandalige wijze de Vader tegen Die liefdevol en diepzinnig spreekt wanneer Hij Zijn Zoon zendt. Het lijdt geen twijfel of we met de Persoon van de Heere Jezus Christus in de kern van het christelijk geloof zitten. Johannes is overtuigd geworden van Jezus’ zending: Hij is de Christus, Hij is Gods Zoon Die door Zijn Vader naar deze aarde gezonden is. In zijn hart gegriefd, diep beledigd en gekrenkt door de grofste leugen over Jezus’ Persoon neemt hij het zwaard van de Geest om het ware gezicht van de leugenaar te tonen. Het gemeentelid uit Johannes’ dagen kan dan wel persoonlijk zo over Jezus denken en spreken en hij zal misschien op zijn eigen manier geloven, in werkelijkheid is hij als de leugenaar openbaar gemaakt.

Toen en nu
Zoals het hoort doen uitleggers hun uiterste best om helder te krijgen wat er nu eigenlijk in de gemeenten waaraan Johannes schrijft gaande is. Uitleggers hebben wel verwezen naar de dwaling van ene Cerinthus die een heel eigen theorie opzette over de verhouding tussen de mens Jezus en de Goddelijke persoon Christus. In de ogen van Cerinthus was Jezus als zoon van Jozef (!) en Maria een rechtvaardig en nobel mens. Toen Jezus gedoopt werd, daalde Christus in de gestalte van een duif op deze mens neer, Die hem echter weer verliet vóór de kruisiging om naar de Vader terug te gaan. Andere verklaarders denken dat het gaat om mensen die wél geloven dat Jezus echt mens is maar niet aanvaarden dat Hij ook tegelijk God is. Achter Jezus’ Godheid staan dus grote vraagtekens. In verklaringen komen we het ook omgekeerd tegen, namelijk dat gemeenteleden zeggen dat Jezus wel Gods Zoon is maar niet waarachtig mens, Zijn menswording staat zogezegd ter discussie. Het is natuurlijk interessant en boeiend om een zo scherp mogelijk beeld te krijgen van de gemeentesituatie uit Johannes’ dagen. We moeten daar echter niet in verzanden en stranden. Immers, ‘al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is’ (2 Tim. 3:16). We hebben de handen vol aan onszelf en onze tijd. We moeten weten hoe we in het huis van God moeten verkeren. Het is Zijn Gemeente. De Gemeente van de levende God. Ze is een pilaar en vastigheid der waarheid (1 Tim. 3:15). Met de hemelse boodschap, met het Evangelie valt niet te sjoemelen, marchanderen is er niet bij. Wie op de Hoofdzaken afdingt, breekt zijn nek. Ieder die niet belijdt dat Jezus is de Christus, die niet beaamt dat Jezus Christus Gods Zoon is, die tornt aan de openbaring dat Hij mens geworden is, die blijft zijn eigen grove leugen nalopen. De heilsfeiten en de heilsorde zijn de orde(r) van de Kerk. Aan de hand van Johannes’ woorden is er veel te leren, te weerleggen en te verbeteren. Geloofsogen zien op geschonken Gerechtigheid.

De belijdenis van Vader en Zoon
Het is een armetierig leven zonder de Zoon. Wie Christus kent – niet van horen zeggen maar van de ontmoeting waarin Hij spreekt en wij Hém horen – weet ervan. Zonder de Heere Jezus Christus waren we in handen van een vreselijke vader. Maar het openlijk en volmondig bijvallen van de Heilige Geest, ja dóór die Geest, dat Jezus is de Christus is een hartelijke instemming waarbij een hermetisch toegesloten Vaderhuis is opengegaan. Hoe anders is de werkelijkheid bij de loochening van Gods Zoon: Een iegelijk die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. De oude Johannes heeft de woorden van zijn lieve Heere goed bewaard dat niemand tot de Vader komt dan door Hem. Hij is de Weg waarover de Vader naar Huis leidt. Zonder Jezus Christus geen Abba, Vader. Het woordje ‘ook’ is niet overbodig. Geen woord teveel. De Zoon en de Vader zijn Eén. Miskenning van de Eén is miskenning van de Ander. Loochening van de Eén is loochening van de Ander. De Vader noemen en de Zoon loochenen is onmogelijk. De Zoon belijden betekent ‘Onze Vader’ leren kennen. De Zoon gaat daarin voor. De Vadernaam verheerlijkt Hij. Als we het daarover hebben, is er nog iets moois te zeggen. In verschillende Griekse (belangrijke!) handschriften en oude vertalingen staat er namelijk in vers 23 nog iets bij: Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader. Dát verzwijgen we niet. Dát moeten we even kwijt. Dit is de gelóófswerkelijkheid van het wonder. Het grote wonder. Gods kind weet het: de Vader trekt mij naar Christus en Christus brengt mij naar de Vader. Eén ding weet ik: Christus kende ik niet, van de Vader wist ik niet. Maar de Geest van de Vader en de Zoon sleepte mij gebroken naar Christus toe, Die heelde mij en ik werd voorgesteld aan Zijn Vader. Intimiteit, luisterrijke heerlijkheid: Om Jezus’ wil is de almachtige God en Vader van Christus Jezus mijn God en Vader. Op Jezus’ schoot en aan Zijn borst leer ik het zeggen en durf ik het alleen te zeggen: ‘Onze Vader.’ Aanbidding: In Jezus Christus, Góds Zóón, het vleesgeworden Woord heeft de Vader een doemwaardig kind gezocht. Zijn liefste Kind is Thuis. Dat Kind heeft gezegd tot aangenomen kinderen: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader! (Joh. 20:17). Met de goede belijdenis die de Vader aan kinderen schenkt over de Zoon en met de goede belijdenis die de Zoon kinderen geeft over de Vader hebben kinderen het beste Thuis in het vooruitzicht. Het laatste is heerlijk, Vaders heerlijkheid. Zoals de kanttekenaren hebben opgemerkt bij 1 Korinthe 15:29 loopt het uit op het grote doel: God de Vader alles in Zijn talrijke kinderschare. Eeuwig de Vadernaam hooghouden gelijk de Zoon deed en doet.

Gespreksvragen
1. De apostel neemt geen blad voor de mond wanneer de goede Naam van Jezus besmeurd wordt. Hij beschuldigt de daders heftig. Wat vindt u daarvan? Komen wij daadwerkelijk voor die Naam in leer en leven op of zijn wij in dezen slap en onbewogen?
2. Wat zijn volgens u vandaag de dag de dingen in de kerk die geleerd worden die krachtige bestrijding nodig hebben en waaraan in de gemeenten geen millimeter ruimte moet worden gegeven?
3. Wat is uit Johannes’ woorden te leren, wat wordt erdoor weersproken en wat behoeft verbetering als u ze leest?
4. Bespreek de eenheid van de Vader en de Zoon en het belang van het belijden van die eenheid. Leren we altijd de Vader kennen wanneer de Zoon Zich aan ons openbaart? Sla hierbij zondag 9 van de Heidelberger op

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 2007

Kerkblad | 12 Pagina's

Johannes’ brieven (19)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 2007

Kerkblad | 12 Pagina's