Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Hij Zelf is in het bos, zo blijft het wel bewaard’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Hij Zelf is in het bos, zo blijft het wel bewaard’

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want Ik, de HEERE, word niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen Jakobs! niet verteerd.
Maleachi 3:6

Bovenstaande dichtregels zijn ontleend aan Jacobus Revius. Hij dichtte ze met de geschiedenis van de brandende braamstruik in het achterhoofd. Het geeft, dunkt me, de inhoud van de Bijbeltekst uit Maleachi precies weer. Maleachi had met een mopperend volk te doen. Als de Heere zei: ‘Gij berooft Mij’, dan zeiden zij: ‘Waarin beroven wij U?’ Vroeg God: ‘Waar is Mijn eer?’ dan was het antwoord: ‘Waarin onteren wij U?’ En zei Hij: ‘Gij vermoeit Mij’, dan klonk het prompt uit hun mond: ‘Waarmede vermoeien wij U?’ Wie opgroeiende kinderen heeft, herkent dit wel. Het is echt puberaal gedrag. De enige conclusie moet zijn: zij hadden kennelijk van alles wat in de ballingschap gebeurd was, bitter weinig geleerd. Dat zie je wel vaker bij hardleerse mensen zoals wij van nature zijn. Alles was er wel: tempel en offeranden. Maar je moet niet vragen hoe. Het was een grote Kaïnsofferdienst, zonder liefde en hart.

Kan de HEERE dat allemaal voor lief nemen? Past Hij Zich wel aan de moderne tijd en omstandigheden aan? Zo wordt het helaas nogal eens voorgesteld. God zou niet meer zeggen hoe het allemaal moet en niet moet, wat goed is en wat kwaad is. Hij zou meedenker zijn geworden, Die de mens hooguit wat aanreikt om daar op de levensweg als het hem belieft eens over na te denken. Zo’n God wordt alom gepredikt. Maar … zo’n God is een afgod, een bedenksel van mensen. De God van Israël staat juist op Zijn strepen. Kijk maar naar het verband van de tekst. Hij zal hen die nog te beteren zijn, louteren, gelijk men het zilver loutert. De anderen zal Hij, als een snel Getuige, oordelen en straffen. En dat alles, omdat Hij aan Zichzelf gelijk blijft. Dat heeft alles met de naam HEERE te maken. ‘Ik ben Die Ik ben’, of: ‘Ik zal zijn Die Ik zijn zal’. Dat bevat belofte, maar ook dreiging: je kunt het met Mij niet op een akkoordje gooien. Ik de Onveranderlijke, Ik verander niet. Jullie moeten veranderen! Naar Mij terug. Het is maar dat je het weet.

De onveranderlijkheid Gods bevat echter voor Gods kerk ook een bron van troost. Denk maar eens aan Psalm 74: ‘Gij evenwel, Gij blijft Dezelfde, o Heere; Gij zijt vanouds mijn toeverlaat, mijn Koning.’ Dat God niet verandert en door niemand veranderd wordt, maakt Hem aan de ene kant niet tot een blok beton. De Heere laat Zich verbidden en het berouwt Hem over Ninevé. Aan de andere kant is het een grondslag en pilaar van alle vastigheden. ‘Daarom zijt gij, o kinderen Jakobs, niet verteerd.’ Die tekst wordt ook wel eens als volgt weergegeven: ‘en gij, kinderen Jakobs, weet ook van geen ophouden’. Ik verander niet, maar jullie ook niet. Jullie blijven maar kinderen van de bedrieger. Een patstelling dus. Toch geniet de vertaling, zoals hierboven in de Statenvertaling staat, de voorkeur. Jullie hebben helemaal niets te klagen. Er is wel misoogst en allerlei andere, verdiende tegenspoed. Maar het had allemaal veel en veel erger gekund. Jullie hadden wel verslonden kunnen wezen. Dat zoiets niet gebeurd is, is niet aan jullie te danken, maar aan Mijn onveranderlijkheid. ‘Het zijn de goedertierenheden des HEEREN, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben’ (Klaagl. 3:22).

Moeten wij dat ook niet toegeven? Het heeft ook ons gedurende de laatste jaren in kerkelijk opzicht niet meegezeten. Wij zullen dit jaar gedenken dat wij vijf jaar geleden door een zware crisis heen gingen. De gevolgen denderen nog na. Maar wij zijn niet verteerd! Dat had naar recht gevoeglijk met ons kunnen geschieden. Maar de God van de brandende braambos heeft het genadig verhinderd. Wat een gezicht kreeg Mozes, toen hij daar weidde met de kudde van zijn schoonvader. Mozes wendde zich niet voor niets om dat eens beter te kunnen bezien. Een braambos in het vuur, maar niet verteerd! Het was een beeld van het volk Israël in Egypte. Zij waren wel in de vuuroven gekomen. Maar de onveranderlijke God gedacht aan Zijn verbond met Abraham, Izak en Jakob. Hoe komt het dat ‘de kerk tot asse niet geraakt’, zo vraagt Revius. O mens, wees welgemoed, en weet: het is de HEERE. God Zelf is in Zijn Kerk en verlaat haar nimmermeer. Kom, laat ons tot die eeuwige Rots wederkeren. Want wij moeten veranderd worden, niet Hij.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 2009

Kerkblad | 12 Pagina's

‘Hij Zelf is in het bos, zo blijft het wel bewaard’

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 2009

Kerkblad | 12 Pagina's