Ds. Abraham Jacob Wijnmaalen (1914-2009)
Vrijdag 16 januari jl. was het kerkgebouw van de Hersteld Hervormde Gemeente te Maartensdijk tot in de uithoeken bezet. Om al de aanwezigen een plaats te kunnen geven, moesten zelfs een zaal naast de kerk en ook het verenigingsgebouw geopend worden. Velen, zeer velen waren gekomen om ds. Abraham Jacob Wijnmaalen de laatste eer te bewijzen. Zondag 11 januari was het ook voor hem eeuwigheid geworden. ’s Morgens om even over half tien werd zijn levensdraad afgesneden in de leeftijd van bijna 95 jaar. Zijn overlijden betekent in de eerste plaats een groot verlies voor zijn kinderen en klein- en achterkleinkinderen, die in hem een geliefde, zorgzame vader, groot- en overgrootvader moesten verliezen, maar in de tweede plaats ook voor eenieder in wiens leven ds. Wijnmaalen als herder en leraar veel mocht betekenen.
Al voelde hij zich voluit Nederlands Hervormd, toch nam hij binnen het geheel van de oude vaderlandse kerk een geheel eigen plaats in. Echter, hierin stond hij niet alleen, daar zijn naam gewoonlijk in één adem genoemd werd met die van ds. P.J. Dorsman, alsook met die van ds. S. de Jong. Zelf wees hij er altijd op hoe zijn voorgeslacht onkerkelijk was en dat zijn ouders met de komst van ds. P. Zandt in Delft kerkelijk waren geworden. Maar ondanks deze verandering bleef er een nauwe verbondenheid met de onkerkelijken. Zo sprak ook ds. Wijnmaalen met achting over hen en in het bijzonder over Gods volk dat onder hen werd gevonden. Menigmaal viel hierbij ook de naam van Hermanus van den Hoven uit Giessendam. Uit liefde voor dit deel binnen het geheel van het kerkelijk leven, wees hij er steeds opnieuw op dat het onkerkelijk zijn geheel iets anders betekende dan het buitenkerkelijk zijn. Onkerkelijk zijn zij ‘die in plaats van naar de kerk te gaan, thuis preken lezen’. Al konden zij niet meer opgaan, daar de oude vaderlandse kerk onder invloed van Koning Willem I tot een besturenkerk was verworden, toch hadden zij geen vrijmoedigheid om een nieuwe kerk te stichten. Ze trokken zich met de geschriften van de oudvaders terug in hun huizen en weenden vanwege de breuk der kerk.
Naast deze hartelijke toegenegenheid tot de onkerkelijken, lagen er ook nauwe banden met de kerken der afscheiding, dat wil zeggen met het rechtse, Schriftuurlijk-bevindelijke deel. Zo voelde hij zich in het bijzonder verbonden met ds. F. Mallan en ds. J. Roos, beiden predikant binnen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Gezien de gemeenten waarin hij in de doordeweekse diensten voorging, blijkt dat de genoemde verbondenheid over de kerkmuren heen wederzijds was. En te midden van dit alles was en bleef hij – zoals hij zichzelf ook noemde – een ‘Zandtmannetje’. Dat wil zeggen: net als ds. Zandt gewoon hervormd, op grond van de Heilige Schrift en de Drie Formulieren van Enigheid. Hij was er dan ook diep van overtuigd dat alleen de gereformeerde leer recht had op de kerk alsook in de kerk. Gedurende al de jaren, dat wil zeggen vanaf 1943, dat hij dienstbaar mocht zijn in de kerk, eerst als hulpprediker in zijn geboortestad Delft, vervolgens als predikant in Leerbroek, Oldebroek en Maartensdijk en ten slotte als emeritus, is hij nooit afgeweken van wat voor hem principieel vastlag. Niet alleen in de praktijk van het kerkelijk leven, maar ook bij al zijn bestuurlijke bezigheden kwam telkens weer opnieuw zijn diepe eerbied naar voren voor Gods Woord, Gods dag en Gods volk.
In zijn prediking zocht hij niet naar grote leerstukken. Integendeel, op eenvoudige wijze sprak hij over de noodzaak van bekering en wat het inhield als de Heere dit in een mensenleven komt te werken. Hierbij verwees hij menigmaal – hetzij op verborgen wijze of ook wel openlijk – naar de wegen des Heeren, zoals die ook in het leven van zijn vrouw openbaar mochten komen. Met betrekking tot Gods volk maakte hij ook het onderscheid tussen ‘gekenden’ en ‘kinderen’. Ook kon men de uitdrukking beluisteren dat in een bepaalde gang van de Kerk ‘zien nog geen hebben’ is. Nog meerdere uitdrukkingen en kenmerkende uitspraken zouden hier aangehaald kunnen worden. Beter is het ze zelf van hem te lezen. Al is ds. Wijnmaalen niet meer in ons midden, in en door zijn uitgeschreven meditaties en preken wordt zijn stem nog onder ons gehoord. Zo zijn er enkele preken van hem bewaard gebleven in de bekende prekenserie van ‘Van Recht en Genade’. Verder zijn er nog meditaties van zijn hand te vinden in ‘StandVastig’, alsook in het RD en andere bladen. Een en ander is terug te vinden in een uitgave naar aanleiding van zijn 50-jarig ambtsjubileum in 1994: ‘Wonderen van genade’. Verder verleende hij niet alleen zijn medewerking aan een uitgave van het dagboekje ‘Verzamelde Aren’ (1985, de maand juni), maar ook aan het blad ‘Het Gekrookte Riet’. Hierin verzorgde ds. Wijnmaalen de rubriek ‘de Wegwijzer’. In een aantal artikelen schreef hij op ontroerende wijze over het leven en sterven van zijn innig geliefde vrouw, die hem tot grote steun geweest is. Deze artikelen, die grote indruk maakten, zijn in 2001 gebundeld en met een verslag van haar begrafenis uitgegeven onder de titel: ‘Een wonder van genade’. Uit deze artikelenreeks komt sterk naar voren hoe ds. Wijnmaalen met grote genegenheid terugdacht aan – wat hij noemde – het echte, échte oude volk. Hij legde altijd weer de nadruk op het woordje ‘echte’, daar er zoveel kan zijn wat niet echt is. Dit maakte hem voorzichtig, zowel naar zichzelf alsook naar anderen toe. Scherp, zeer scherp hoorde hij toe, want ‘het is de toon die de muziek maakt’. Met andere woorden: waar komt het uit op en wat klinkt erin door. Het gaat niet buiten verloren gaan en omkomen onder het recht Gods om. Het wordt een strijd en blijft een strijd, ja, tot de laatste snik toe.
Om niet in de mens te eindigen, willen we dit ‘In Memoriam’ besluiten met een gedeelte uit een van zijn preken: ‘… Jongeren en ouderen, kent gij uw verderf, kent gij uw staat, waarin gij leeft zonder God in Christus? Wat baat het u, al gewon gij heel de wereld, geld, aanzien, titels, en lijdt schade aan uw onsterfelijke ziel? Sterven betekent dan voor eeuwig omkomen. Wat is een mens! Ik heb gezien hoe een zieke met al zijn begaafdheid, waaronder hij eenvoudig is gebleven, geen pen meer kon hanteren in zijn hand. Wat is een mens! Geen kracht meer om een pen vast te houden. Wij zitten hier nog wat, maar zullen wij over een halfjaar, over een week, over een dag, over een uur er nog zijn? Het is nog de welaangename dag der zaligheid. Gij hebt uw verstand nog, althans de meesten onder ons. Zoekt dan nog de Heere en vraagt of de Heere u wil ontdekken aan het verderf, opdat ge verlossing zoudt mogen zoeken waar die te vinden is ...’ (Uit ‘Wonderen van genade’, blz. 144 en 145). Make de Heere deze woorden nog eens waar, opdat hetgeen ds. Wijnmaalen onder ons mocht verkondigen, niet eenmaal eeuwig tegen ons zal getuigen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 2009
Kerkblad | 12 Pagina's