Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Johannes’ brieven (96)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes’ brieven (96)

Deel 3

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De ouderling aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen die de waarheid gekend hebben.
2 Johannes 1

De mogelijkheden zijn de vorige keer genoemd wie deze vrouw is aan wie de brief is geadresseerd. De uitverkoren vrouw is een mens van vlees en bloed, maar zeer begenadigd, een aanzienlijke dame met een stel kinderen, of zij is de benaming van een (huis)gemeente en haar leden. In het eerste geval heette zij dan toch volgens verschillende uitleggers van die verklaring Kyria, in het Aramees Martha. De toevoeging ‘uitverkoren’ zou gedaan zijn om te onderstrepen dat zij niet de eerste de beste is, zij springt er uit, zij is een opmerkelijke verschijning en zij geniet groot respect in haar omgeving. Misschien juist ook vanwege haar gezag over haar kroost, de opvoeding van haar kindertal, haar kinderen hebben eerbied voor haar. ‘Eert uw vader en uw moeder’. Een goed voorbeeld van en voor kinderen in de praktijk. Zonder nu verder gedetailleerd een omschrijving te geven van een gelovige moeder en een christin die in haar omgeving gezag opeist en respect afdwingt, verdient het zeker aanbeveling te overwegen en te bezien hoe wij als vaders en moeders in onze opvoedkundige omgang met onze kinderen in onze nabije omgeving en in de weidse omtrek te boek staan. Ouders, laten wij onszelf toetsen en beproeven. In het tweede geval, wanneer met de term ‘vrouw’ een kleine of grotere gemeente is bedoeld, moet het woord ‘uitverkoren’ worden gewogen.

Uitverkoren vrouw
In combinatie met de betekenis ‘(huis)gemeente’ kan er geen twijfel bestaan hoe de zaak ligt. Met één woord liggen de verhoudingen op tafel. Eén bijvoeglijk naamwoord is als een mes, vlijmscherp. Een operatiemes dat naar twee kanten snijdt. Het sluit iedere eigendunk en hoogmoedigheid in de gemeente uit en het wijst de Grondlegger van de gemeente aan. Uit het feit dat de vrouw uitverkoren is, is af te leiden dat er iemand is die haar kiest. Degene Die verkiest is niemand minder dan God Zelf. Aan de basis van de gemeente staat Hij en Jezus Christus en de Heilige Geest. Aan de basis van een levende gemeente staat God, de verkiezende God. Zowel de ene gemeente als de andere gemeente verkiest Hij.

In het slot van deze Johannesbrief staat het bestaan van een zuster, ook een uitverkorene. Petrus noemt er ook één, in Babylon is er één mede uitverkoren (1 Petr. 5:13). Zo gaat het er hemels aan toe. ’t Is nooit anders geweest en het zal ook nooit anders worden. Alle roem is uitgesloten! Neem het volk Israël. Het is een uiterst klein volk, door God uitverkoren, opdat Zijn Naam verheerlijkt zou worden. In hetgeen niets is, maakt Hij Zich Naam. Als de Geest de vaart erin brengt en predikers doet lopen, dan wrocht God Zelf mee. We doen er goed aan dit te onderstrepen en dat nauwlettend te bewaren: Kerkenwerk, kerkvergaderend werk is geen mensenwerk. Zijn gemeente is hemels liefdeswerk. Zij is door Hem uitverkoren. Zij is van hemelse oorsprong. De satan krijgt de klap op zijn kop: ‘Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw; en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; Datzelve zal u den kop vermorzelen’ (Gen. 3:15). Gaat het om Sion als vrouw met haar kinderschare, dan is zij wat zij is door haar Maker: ‘uw Maker is uw Man (Jes. 54:5a). Hij riep haar als een verlaten vrouw en ze is ontfermd (Jes. 54:6-7). De kerkgeschiedenis gaat door. Er is geen houden aan, Gods werk kan de mens niet keren (Hand. 5:38-39): op de Pinksterdag voegt de Heere er met één ferme genadeslag 3.000 toe (Hand. 2:41b). Na de Pinksterdag slaat de Heere alle dagen raak, de Kerk groeit per dag: ‘En de Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden’ (Hand. 2:47b). Dat het Woord zijn overwinnende loop heeft, daarvoor is de Gemeente de Heere dank verschuldigd: ‘er geloofden zovelen als er geordineerd waren tot het eeuwige leven’ (Hand. 13:48b). Waar de Geest gaat wonen, daar troont de Heere. Dan is al met al de vrouw, zoals de gemeente door Johannes genoemd kan zijn, de volle en zuivere winst van God. De apostel wil, beter nog: de Geest Die de apostel leidt, wil het gezegd hebben. Ere wie ere toekomt. Luid en duidelijk, zuiver en recht. Uitverkoren! Dat is geen woord te veel. Puntjes op de i. Voor houvast. Om vast aan te houden.

Haar kinderen
De vrouw heeft kinderen. Er is een gezin met kinderen. Van huisgezin tot (huis)gemeente. Nemen we binnen een kijkje. Een (huis)gemeente waar de briefschrijver met liefde over spreekt en aan schrijft. Een eerste karaktertrek van haar. Een bezittelijk voornaamwoord valt op. Haar kinderen. In zijn eerste brief schreef de apostel als een vader aan zijn kinderen. Meer dan eens vertrouwde hij het aan het papier toe: Mijn kinderkens (1 Joh. 2:1; 3:18) en kinderkens (1 Joh. 2:12, 18, 28; 3:7; 4:4; 5:21). Het keer op keer aanspreken van de lezers met ‘kinderkens’ deed ons besluiten dat er een hechte band en een bloedwarme relatie bestond tussen de apostel en de ontvangers van zijn brief. Nu, in de tweede brief, gebruikt Johannes niet ‘mijn kinderen’ maar ‘haar kinderen’. Wat betekent dit? Het zou erop kunnen wijzen dat er een andere betrekking is tussen de apostel en deze lezers dan die van de eerste brief. Het is niet onmogelijk dat, terwijl de apostel de lezers van de eerste brief bakerde, een andere dienstknecht bij de wieg van de lezers van de tweede brief heeft gestaan. Opvallend genoeg schrijft hij ook niet ‘mijn vrouw’ als zou Gods Geest door zijn dienst der verzoening de gemeente tot het leven hebben gebracht. Het gebruik van ‘haar’ kan met hetzelfde recht voor iets anders de aandacht vragen: God heeft haar uitverkoren en zij is van Hem. Haar kinderen behoren dus Hem toe. Door het bezittelijk voornaamwoord ‘haar’ te gebruiken houdt de apostel de gemeenteleden dus dicht bij Hem, ze zijn van Hem. Johannes blijft daarmee dus zeker op de toonhoogte van de verkiezing.

In waarheid liefhebben
De briefschrijver heeft de (huis)gemeente in waarheid lief. De uitdrukking ‘in waarheid’ roept allerhande gedachten op. Drie stuks. De eerste is dat de apostel zegt dat hij haar werkelijk liefheeft. Het is geen namaakliefde, geen geveinsde liefde. Neen, echte liefde. In de kanttekeningen van de Statenvertaling staat die betekenis van de uitdrukking: ‘Dat is oprechtelijk gelijk in 1 Johannes 3:18.’ De verwijzing naar de eerste Johannesbrief is verhelderend, in de grond van de zaak gaat het om liefde metterdaad en met het hart. Het is één kant van Johannes’ liefdesverklaring. De woordcombinatie bevat ontegenzeggelijk nog een diepere dimensie. Zeer zeker als verder gelezen wordt en blijkt dat hij het woord ‘waarheid’ voor de tweede keer gebruikt, nu voorzien van het lidwoord ‘de’. Het valt niet moeilijk om bij het woord ‘waarheid’ ook aan God te denken. Als de vraag er is wat waarheid is (Joh. 18:37-38) kunnen twee handen alleen naar God wijzen. De uitdrukking ‘in waarheid liefhebben’ veronderstelt dan God als Bron en Fontein van die liefde. In God liefhebben. De liefde van Christus vervult Johannes en met die liefde heeft hij lief. In liefde door Hem dronken gemaakt is de apostel aan de slag gegaan. Vervuld van God is hij vol van liefde. Niemand hoeft te vragen uit welke Bron Johannes zijn liefde put. Als er sprake is van eerlijke, oprechte en zuivere liefde, dan kan het simpelweg niet anders dat Johannes vanuit de diepteboringen van de Geest gedreven is. De Geest neemt het uit Christus (Joh. 16:14-15) en de Geest boort de diepten van God de Vader aan (1 Kor. 2:10). De liefde komt maar bij Eén vandaan. Terugbladeren naar 1 Johannes 3:18 leidt tot de conclusie: alleen wanneer Gods liefde in ons is en blijft, is liefhebben metterdaad en in waarheid slechts mogelijk.

Voor de diepere dimensie is op nog een mogelijkheid te wijzen. Een derde gedachte komt op. Gods Woord is de waarheid. De goede belijdenis moet getuigd worden. Gods Woord en de goede belijdenis scheppen een diepe band. Dus is de liefde in dat Woord en in die belijdenis gelegen en verankerd. De band tussen de huisgenoten van het geloof. In gemeenten wordt het gezegd: ‘Er zijn banden gevallen’ en ‘Door de prediking van het Woord zijn er banden gelegd’. Het is helder: Gods Geest is merkbaar aanwezig. Voor Johannes en zijn lezers staat het vast: de liefde is niet vleselijk maar geestelijk. De liefde die geboren is, is er één van een andere orde, van goddelijke orde. Paulus heeft het op zijn manier mogen zeggen: ‘Wij kennen van nu aan niemand naar het vlees’ (2 Kor. 5:16a). ‘Zoete banden die mij binden aan des Heeren lieve volk.’ Bij de laatste zin kijk ik toch even naar de grote en allerdierbaarste Zaligmaker en wil maar liever spreken van het door de Heere geliefde volk. Lieverdjes heeft de Heere niet, deugnieten en ondeugende kinderen wel. Maar metterdaad heeft Hij ze liefgehad tot het einde. Zulk Eén is mijn Liefste. Die waarheid moet gezegd worden. Over eeuwige liefde en een onverbrekelijke band gesproken …

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 2010

Kerkblad | 12 Pagina's

Johannes’ brieven (96)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 2010

Kerkblad | 12 Pagina's