Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dordtse Leerregels

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dordtse Leerregels

Hoofdstuk 5. Artikel 11

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ondertussen getuigt de Schrift dat de gelovigen in dit leven tegen onderscheiden twijfelingen des vleses strijden, en in zware aanvechting gesteld zijnde, dit volle betrouwen des geloofs en deze zekerheid der volharding niet altijd gevoelen. Maar God, de Vader aller vertroosting, laat hen boven hetgeen zij vermogen niet verzocht worden, maar geeft met de verzoeking ook de uitkomst (1 Kor. 10:13); en wekt in hen de verzekerdheid der volharding door den Heiligen Geest wederom op.

Aan de hand van de Schrift hebben de Dordtse vaderen aangetoond dat er geen afval der heiligen is, en dat de gelovigen verzekerd zijn van hun zaligheid. Maar de Schrift leert dat in de praktijk deze zekerheid niet altijd even sterk aanwezig is. Iemand bracht het eens als volgt onder woorden: ‘De volharding der heiligen is in de ervaring van het leven der gelovigen geen ononderbroken opgaande lijn, maar een vaak onderbroken zigzaglijn met soms scherp uitschietende pieken zowel naar boven als naar beneden.’

De zekerheid van het geloof, waardoor wij mogen weten dat Christus onze gerechtigheid is en dat hoop schenkt op het eeuwig zalig leven, biedt geen garantie voor een ongestoorde reis. Het schip van Gods Kerk vaart niet altijd over een rimpelloze zee. Voordat het schip de eeuwige haven der rust in vaart, moet het soms door de onstuimige branding. Het geloof is zekerheid, maar de gelovige zit vol onzekerheid. In zijn hart is niet alleen het werk van de Geest, maar zijn er ook nog de werken van het vlees. Vaak wordt Gods kind heen en weer geslingerd tussen enerzijds het gelovig weten van Gods goedheid en anderzijds het kennen van zijn eigen bedorven hart. Dat laatste werpt vaak een schaduw over het licht dat in zijn ziel is opgegaan. Het ene ogenblik is zijn geloofsblik in ‘volle betrouwen des geloofs’ op Christus gevestigd en kan hij over de golven lopen. Het andere ogenblik wordt zijn oog getrokken naar de woeste golven.

De twijfelingen en zware aanvechtingen maken dat de gelovigen ‘dit volle betrouwen des geloofs en deze zekerheid der volharding niet altijd gevoelen’. Op de bodem van het hart ligt dan wel geloofszekerheid maar geen gevoelszekerheid. Zij staan in die ‘zware aanvechting’ niet alleen. Van bijna al de gelovigen in de Schrift lezen wij van de strijd die zij hebben moeten voeren tegen de twijfel. Niet iedereen heeft om dezelfde reden zijn twijfels; deze zijn onderscheiden. De duivel heeft vele listen en lagen om Gods kind aan het twijfelen te brengen. De één heeft zijn twijfel over Gods zorg voor het tijdelijk leven; de ander twijfelt aan wat God in Zijn Woord belooft. Weer anderen twijfelen of zij wel werkelijk vergeving van zonden hebben ontvangen. Of er is twijfel of men wel zal volharden tot het einde toe. De twijfel kan zóver gaan, dat Gods kind zelfs aan het bestaan van God twijfelt!

Als een kind van God dan afgaat op zijn gevoel, kan het voor hem een totaal verloren zaak zijn. Hoewel geloofszekerheid niet hetzelfde is als gevoelszekerheid, kan men dat in zulk een situatie vaak niet onderscheiden voor zichzelf. Twijfel en aanvechtingen kunnen niet worden weggenomen door ze in eigen kracht te bestrijden. Wij kunnen uit de gapende afgrond van de twijfel alleen gered worden door Hem Die boven alle twijfel stond. Die zelfs toen Hij verlaten werd nog zei: ‘Mijn God’. Terwijl Gods kind wegzinkt in de gapende afgrond, klinkt Zijn reddende stem boven de huilende stormen uit: ‘Gij kleingelovige! Waarom hebt gij gewankeld?’ (Matth. 14:31) Er wordt in artikel 11 eerst een donker beeld geschetst. Gelovigen kunnen te maken krijgen met twijfelingen en zware aanvechting, en het ‘volle betrouwen des geloofs en deze zekerheid der volharding niet altijd gevoelen’. Maar vervolgens wordt er iets anders tegenover gesteld. Daar volgt een maar. ‘Maar God, de Vader aller vertroosting, laat hen boven hetgeen zij vermogen niet verzocht worden, maar geeft met de verzoeking ook de uitkomst’ (1 Kor. 10:13). Voor Zijn kinderen is God de Vader aller vertroosting. Hij is de Bron van alle goed, ook van alle troost. Onder Gods toelating kan de verzoeker zeer ver gaan. Maar Gods onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen, zodat zij onder de verzoeking niet zullen bezwijken. Voordat hun Vader een last oplegt, meet Hij eerst hun schouders. Op het moment dat zij denken eronder te zullen omkomen, staat de barmhartige Hogepriester gereed om hen te helpen. ‘Want in hetgeen Hij Zelf verzocht zijnde geleden heeft, kan Hij degenen die verzocht worden, te hulp komen’ (Hebr. 2:18). Groter dan de Helper, kan de nood en verzoeking niet zijn. Hij heeft de Zijnen gegraveerd in Zijn doorboorde Middelaarshanden, waar zij nooit uit kunnen vallen; niemand zal hen uit Zijn handen rukken.

De geloofszekerheid kan ver van hen wijken. Zo zelfs, dat zij bevreesd zijn nog als een huichelaar openbaar te komen. Maar zodra weer een blik mag worden geslagen op Jezus, de overste Leidsman en Voleinder van het geloof, wijkt de twijfel en slaat de verzoeker op de vlucht. Na de donkere nacht van ‘twijfelingen des vleses en zware aanvechting’ gaat het licht van de Zon der gerechtigheid weer op. Dan mag opnieuw worden gezongen: ‘Keer, mijne ziel, tot uwe ruste weder; gij zijt verlost; God heeft u welgedaan’ (Psalm 116:4 ber.). Het geloof dat gelouterd is, door het vuur der beproeving, komt er glanzend uit tevoorschijn, en wordt bevonden te zijn tot lof, en eer, en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus (1 Petr. 1:7). De Heilige Geest Die niet van hen geweken is, geeft door het Woord in hun hart opnieuw de verzekerdheid dat zij zullen volharden tot het einde toe. En dat zij eens zullen ingaan in de rust, die er overblijft voor het volk van God. Dan zal alle strijd gestreden zijn, en het geloof overgaan in aanschouwen. Het ervaren van Gods trouw, ondanks hun twijfel en ontrouw, en de aanvechtingen van de boze en hun zondig hart, geeft weer moed en hoop naar de toekomst. ‘Uw macht is groot, Uw trouw zal nooit vergaan!’ (Ps. 93:4 ber.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 2011

Kerkblad | 16 Pagina's

Dordtse Leerregels

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 2011

Kerkblad | 16 Pagina's