Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een droevige Pinksteren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een droevige Pinksteren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Misschien zijn er onder ons bij wie het bovenstaande kopje direct de naam van ds. A.P.A. du Cloux (1808-1890) in herinnering roept. Immers, het is onder deze titel dat ds. Du Cloux in 1860 een zeer bekend geworden ‘preek’ in druk liet verschijnen. Bij het lezen valt op dat het eigenlijk geen preek is, maar meer een verhaal dat telkens onderbroken wordt door ernstige vermaningen en toepassingen. Trouwens, er wordt ook geen tekst vermeld, ook niet in de titel. Het geheel heeft slechts de omvang van 24 bladzijden en draagt als opschrift: ‘Een droevige Pinksteren, verhaal van het vergaan der Capelsche stoomboot ‘De Langstraat’, op het Hollandsche Diep, op Pinksterdag 28 mei 1860’. Het is een uitgave van J.P. v.d. Tol Jzn, Oud Beijerland (1939). Vóór mij ligt ook een uitgave uit 1860. Deze telt 48 bladzijden, maar is qua hoogte en breedte aanzienlijk kleiner. Het betreft een nieuwe, vermeerderde druk en is ‘naar echte bescheiden’ samengesteld door P. Los Gzn. Echter, tussen deze twee uitgaven is inhoudelijk geen verschil, zodat aangenomen mag worden dat P. Los Gzn. letterlijk (d.w.z. een op een) heeft overgenomen wat ds. A.P.A. du Cloux reeds had uitgegeven. Het enige verschil is dat P. Los Gzn. er nog de namen aan heeft toegevoegd van hen die bij de ramp zijn omgekomen. Bovendien maakt hij er nog in een Naschrift van een halve bladzijde melding van dat de boot boven water was gehaald en vervolgens naar een werf gesleept. Hier bleek dat een dik touw in een van de raderen zat vastgedraaid. Dit laatste zou dan een oorzaak of een van de oorzaken van de ramp kunnen zijn.

Als diepste oorzaak wordt toch nog op iets anders gewezen, namelijk op het diep geestelijk verval van land en volk, kerk en staat. Deze ramp is volgens ds. A.P.A. du Cloux niet anders dan een krachtige roepstem van de Heere tot het volk van Nederland. Hierin staat naar zijn vaste overtuiging deze ramp niet op zichzelf, want zo vervolgt hij: ‘Wij durven met volle zekerheid zeggen: de Heere heeft gezeten in den stormwind, Zijne oordelen zijn bij vernieuwing openbaar geworden. Jaren achtereen worden wij geslagen door aardappelziekte, cholera en veepest.’ Met als gevolg: armoede en achteruitgang. Echter, het Nederlandse volk gevoelt geen pijn en het gaat door met het lasteren, honen en onteren van de hoge en heilige God alsook met het verachten van Zijn gebod. Gezien het tijdstip van de ramp is het begrijpelijk dat ds. Du Cloux dit alles toepast op de wijze waarop in zijn tijd de Pinksterdagen werden doorgebracht.

Al ziet de titel ‘Een droevige Pinksteren’ op de ramp zelf, toch zou deze ook een samenvatting kunnen zijn van wat Pinksteren in die tijd betekende. Volgens ds. Du Cloux beschouwt het merendeel van ons volk in de negentiende eeuw Pinksteren als een natuurfeest, als een feest van ontspanning en vermaak en eerlijk voegt hij eraan toe: ‘… met schaamte moet u de schrijver belijden, ook hij kent een droevig eertijds, waarin hij in dat feest weinige waarde vond.’ Maar de Heere is geen ledige toeschouwer bij het zien van al dit ijdel vermaak. Zo uitvoerig en getrouw mogelijk vertelt ds. Du Cloux wat hij via anderen en ook zelf heeft gehoord. Hij beschrijft hierbij niet alleen de terugreis waarop de ramp zich voltrekt, maar ook de heenreis. Zo ligt op maandagmorgen 28 mei 1860 (2e Pinksterdag) in de Capelse haven de stoomboot ‘De Langstraat’ gereed om passagiers aan boord te nemen. Het schip wordt omschreven als een ranke boot, maar niet geschikt om bij storm een water te bevaren als het Hollands Diep. Daar het op 1e Pinksterdag hevig is gaan waaien en deze wind nog steeds aanhoudt, is het misschien – gezien de weersomstandigheden – onverstandig om met dit schip uit te varen. Echter, niemand laat zich erdoor weerhouden. De boot wordt zelfs zo vol, dat de voor- en achterkajuit de passagiers niet meer kunnen bevatten en velen een plaats moeten zoeken op het dek. Zo gaat men op reis naar Dordt, Rotterdam of naar een van de tussenliggende plaatsen. Aan boord worden ook al kaartjes gekocht voor de terugreis.

Uiteindelijk komt men in Rotterdam aan, alwaar men vertier zoekt totdat het schip weer terug zal keren. Inmiddels is de hevige wind aangewakkerd tot een harde storm, zodat het nu echt onverantwoord is om de haven uit te varen. Desondanks gaat men toch op reis. Niet alleen ‘De Langstraat’, maar ook haar concurrent de ‘Geertruidenberg’. De laatste heeft zelfs 250 passagiers aan boord en ‘De Langstraat’ ‘drie vierde gedeelte’ minder. Bovendien heeft de ‘Geertruidenberg’ een harmoniegezelschap aan boord, dat bij het afvaren enige muziekstukken speelt. Dit alles prikkelt de bemanning van ‘De Langstraat’, zodat zij de toch al zwakke machine boven vermogen laten presteren. In Dordt aangekomen zijnde stormt het zo hard dat de kapitein van de ‘Geertruidenberg’ niet meer verder durft en daar in de haven blijft liggen. Zo ook een kapitein van de Belgische Spoorweg-Maatschappij, maar zo niet de kapitein van ‘De Langstraat’. Hoe ernstig het ook wordt afgeraden, hij vertrekt met zijn passagiers. Een ervaren schipper, die verschillende keren heeft gewaarschuwd voor de komende gevaren, merkt tenslotte op, dat hij geen kwart gulden geeft voor een mensenleven aan boord van dat schip.

Met deze tocht neemt de kapitein J. Verschure uit Waalwijk een ontzaglijke verantwoordelijkheid op zich. Gekomen zijnde ter hoogte van Lage Zwaluwe breekt door de storm en het ‘brede en holstaande’ vaarwater de stag, waardoor de stormfok overboord wordt geslagen. Moeizaam stoomt men nu verder om ter hoogte van het toen ingepolderde schiereiland ‘de Koekoek’ uit het roer te lopen, waarna het schip slagzij maakt en in korte tijd de kajuitspoorten vol water lopen. Ten slotte zinkt het schip op nauwelijks 500 meter van de oever weg op een plaats waar het ongeveer vijf en een halve meter diep is. De gevolgen zijn vreselijk. Slechts twee bemanningsleden en acht passagiers worden gered. De hofmeester H. Verhoeven uit Heusden is een goede zwemmer. Bijna heeft hij de oever bereikt en zou zich zeker in veiligheid gebracht hebben als hij daarbij ook niet geprobeerd had zijn dienstmeisje te redden. Uitgeput zinkt hij weg en zo zijn beiden alsnog in de diepte van het kolkende water omgekomen. Velen van hen die in deze nacht verdrinken, zijn ook in de buurt van de ramp begraven, dat wil zeggen: hetzij op het monumentale kerkhofje van Oud-Drimmelen, hetzij op het latere aangelegde Drenkelingenkerkhofje in Hooge Zwaluwe. Dit in verband met de kosten die toentertijd vele families niet konden opbrengen.
Terwijl het precieze aantal dat in de golven omkomt uiteenloopt van 42 naar – volgens sommigen – zelfs 51, worden slechts 10 opvarenden gered. Na een bange nacht worden zij aan boord genomen van … de ‘Geertruidenberg’. Vanaf dit schip is een matroos, Cornelis Dijkmans, een aantal keren met een sloep heen en weer gevaren om de ongelukkigen die met de dood worstelen en zich aan de mast of schoorsteen vastklampen, in veiligheid te brengen. Ds. A.P.A. du Cloux zegt hierover: ‘Wij kunnen niet wedergeven welk toneel voordeed op die boot, hetwelk ons vanwege een ooggetuige werd medegedeeld. Ons hart kromp ineen, toen wij hoorden beschrijven de jammerlijke toestand, waarin zij allen verkeerden.’ Op aangrijpende wijze beschrijft ds. Du Cloux hoe het voor deze of gene daar op het water van het Hollands Diep (de Amer) in de nacht van 28 op 29 mei 1860 eeuwigheid is geworden. Als predikant van ’s Grevelduin-Capelle (1857-1865) is hij bij deze gebeurtenis nauw betrokken. Zowel onder de omgekomenen als onder de geredden lezen we namen van hen die tot zijn gemeente behoren. Zondags na de ramp spreekt hij over Deut. 32:29: ‘O, dat zij wijs waren! Zij zouden dit vernemen, zij zouden op hun einde merken.’ Woorden, die nog niets van hun actualiteit verloren hebben! Wat zou het dan groot zijn, wanneer deze woorden bij het lezen van deze geschiedenis ook ons opgebonden zouden mogen worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 mei 2012

Kerkblad | 16 Pagina's

Een droevige Pinksteren

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 mei 2012

Kerkblad | 16 Pagina's