Wedergeboorte of schijngeboorte I
Inleiding
Ds. Kort, predikant van de Oud Gereformeerde Gemeente te Krimpen aan de IJssel, schreef een boek waarin hij ernstig protesteert tegen de zienswijze dat er van geestelijk leven sprake kan zijn zonder een daadwerkelijk omhelzen van Christus en de daarmee verbonden vrijspraak in Gods gericht. Van het boek, dat ds. Kort de titel meegaf Wedergeboorte of schijngeboorte, verscheen na een aantal weken al een tweede druk. Dat laat zien dat er ook bij het kerkvolk van de gereformeerde gezindte belangstelling is voor wat hij schreef. Zowel in De Saambinder als in De Wachter Sions zijn artikelenseries verschenen waarin deze pennenvrucht van Kort behoorlijk kritisch is doorlicht. Kort stelt dat een groot deel van de gereformeerde gezindte van de leer van de Reformatie is afgeweken. In de praktijk treft zijn kritiek echter naast zijn eigen kerkverband vooral en nog meer de beide Gereformeerde Gemeenten. Dat verklaart de uitgebreide reacties vanuit die kringen op het boek van Kort.
Buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf
Met deze dichtregel kan het boek van Kort worden samengevat. De kern van het betoog van Kort is namelijk dat er geen Bijbelse gronden zijn om van waarachtig geestelijk leven te spreken wanneer er geen sprake is van daadwerkelijke kennis van Christus. Daarmee ben ik het van harte eens. ‘Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet’ (1 Joh. 5:12). Daarbij biedt de Bijbel geen grond voor de gedachte dat er sprake kan zijn van een onbewuste Christuskennis en een onbewuste inlijving in Christus. Christus heeft gezegd: ‘Ik ken de Mijnen, en worde van de Mijnen gekend’ (Joh. 10:14). Ik onderschrijf het appèl om tal van schrijvers uit de vorige eeuw ongelezen te laten en in plaats daarvan de boeken van de Reformatoren, de puriteinen en de oudvaders te onderzoeken om de boodschap van de Schrift beter te verstaan. Het minste wat je moet zeggen is dat die meer recht doen aan de Bijbelse boodschap dan tal van meditatieve werken en prekenbundels die de vorige eeuw in onze taal zijn verschenen, al moeten we niet alles wat toen is verschenen aan de kant schuiven.
Niet in de laatste plaats noemt Kort de bekende Schotse schrijver Thomas Boston en zijn werk De viervoudige staat. In dit boek bespreekt Boston onder andere de wijze waarop een mens afgesneden wordt van Adam en ingeplant in Christus. Hij maakt duidelijk dat niet alleen ongerechtigheid maar ook eigen gerechtigheid ons van God scheidt. We moeten van alle gronden buiten Christus worden afgebracht en Hem in een waar geloof omhelzen, wil er van geestelijk leven sprake zijn. Ik denk trouwens in dit verband ook aan de wijze waarop Hellenbroek in zijn bekende vragenboekje de inwendige roeping omschrijft. Hellenbroek maakt duidelijk dat wie inwendig is geroepen, God kent in Zijn algenoegzaamheid, Jezus Christus in Zijn dierbaarheid en zichzelf in zijn verdorvenheid en vloekwaardigheid. Kort wijst het ervaren dat men God kwijt is, af als een bewijs van wedergeboorte. Dat geldt ook voor kennis van zonden die niet verbonden is met kennis van Christus. Ook hier reik ik Kort van harte de hand. Meer dan eens heb ik preken in de rechterflank van de gereformeerde gezindte gehoord of gelezen ter verdediging van de genoemde zienswijze: dat men degenen bij wie deze zaken leven buiten Christus, geen rust wil gunnen. Echter, dan wordt nog te weinig gezegd. Er moet duidelijk worden gemaakt dat als er niet méér is, men nog een kind des toorns is. Wie werkelijk een kind van God is, al is zijn of haar geloof nog zo zwak en vertoont het nog zoveel gebreken, mag trouwens getroost worden.
Bij de geschetste zienswijze wordt de indruk gewekt dat er drie soorten mensen zijn: kinderen des toorns, kinderen van God die Christus niet kennen en kinderen van God die Christus wel kennen. De Bijbel leert ons nadrukkelijk dat het binnen óf buiten is. De Heidelbergse Catechismus leert ons dat degenen die buiten zijn, moet worden betuigd dat de toorn Gods op hen rust, zolang zij niet zich bekeren. Aan alle gelovigen daarentegen mag worden verkondigd dat zo dikwijls zij de toevlucht nemen tot Gods beloften hun zonden hun om Christus’ wil vergeven zijn. Om zalig te leven en te sterven is de kennis van drie stukken nodig, namelijk ellende, verlossing en dankbaarheid. Vele kerkgangers beginnen bij het tweede of derde stuk. Echter, wat ook voorkomt is dat men meent dat men met kennis van eigen ellende kan volstaan. Dan ziet men het feitelijk zo dat alleen de kennis van ellende nodig is tot zaligheid en de kennis van verlossing en dankbaarheid slechts nuttig maar niet noodzakelijk is. Tegen dergelijke beschouwingen keert Kort zich. Dat is volkomen terecht. Bevinding heeft geen waarde als het niet de bevinding is van de kracht van Jezus’ bloed. Dat verklaart ook de ondertitel van het boek van Kort, namelijk De bijbelse bloedtheologie vergeleken met de filosofische embryotheologie.
De invloed van Comrie op Kuyper, Kersten en Steenblok
Als het gaat om het ontstaan van de misvattingen waartegen hij zich keert, wijst Kort op het gedachtegoed van Comrie. Comrie is een van de late vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie. Om elke vorm van arminianisme af te snijden heeft Comrie gesteld dat de rechtvaardiging nog aan het geloof voorafgaat. Wezenlijk voor alle gelovigen is bij Comrie dat het zaad van het geloof als hebbelijkheid in hen is ingestort. Vanuit de ingestorte hebbelijkheid van het geloof vloeien de geloofsdaden voort. In dit kader spreekt Comrie over de rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten. Dat is voor hem niet de eigenlijke rechtvaardiging. De eigenlijke rechtvaardiging vindt volgens hem buiten het bewustzijn van de mens plaats.
Comrie heeft zowel Kuyper als Kersten en in het voetspoor van Kuyper Steenblok diep beïnvloed. Beiden hebben zaken die bij Comrie nog slechts in aanzet zijn te vinden, elk op hun eigen wijze verder uitgewerkt. Kersten maakte daarbij niet in de laatste plaats gebruik van de dictaten dogmatiek van Honig, een leerling van Kuyper. Kuyper grondde niet alleen de doop van kleine kinderen op de vooronderstelde wedergeboorte, maar kon ook over het sluimerend zaad van de wedergeboorte bij volwassenen spreken. In volwassenen kon de wedergeboorte als zaad aanwezig zijn zonder tot ontplooiing te komen. Eenzelfde soort zienswijze heeft Kersten – al is de context anders dan bij Kuyper – verdedigd. Er kan sprake zijn van geloof als hebbelijkheid zonder dat er sprake is van geloven als daad. Nog nadrukkelijker dan bij Kersten vinden we dit bij Steenblok. Enigszins generaliserend maar niet geheel ten onrechte is wel gesteld dat het belangrijkste verschil tussen Steenblok en Kuyper was dat Steenblok ervan uitging dat het getal van de uitverkorenen kleiner was dan Kuyper dacht. Zelf heb ik meer dan eens in gesprekken met Amerikanen bemerkt dat de theologische verschillen tussen Steenblok en Kuyper hun volstrekt ontgingen. Zij waren over Steenblok niet minder enthousiast dan over Kuyper. Zeker is dat wie Kuyper volstrekt afwijst, ook moeite zal hebben met Kersten en Steenblok. Wie waardering kan hebben voor Kersten en Steenblok, meet met twee maten, als hij dan ook geen waarderende woorden aan Kuyper kan wijden. Het verschil zit veel meer in de cultuurvisie dan in de kijk op de wedergeboorte en de aard van het geestelijke leven.
Kort wijst erop dat bij Comrie zelf ook andere lijnen aanwezig zijn. Dan valt in het bijzonder aan zijn ABC des geloofs te denken. Dat neemt niet weg dat voor Kort Comrie toch als inspirator van wat hij de embryotheologie noemt, moet worden gezien. Een theologie die Kort slechts als een bedreiging voor het waarachtig geestelijk leven kan zien. Dit verklaart trouwens ook dat Korts kritiek zich naast zijn eigen kerkverband vooral richt op de beide Gereformeerde Gemeenten en niet op de hervormd-gereformeerde richting of de bevindelijke stroming in de Christelijke Gereformeerde Kerken. Terwijl in het bijzonder de beide Gereformeerde Gemeenten zich bij de opleiding van aanstaande predikanten heel expliciet en bijna exclusief op Comrie willen oriënteren, is die behoefte er noch bij de hervormd-gereformeerde richting noch bij de bevindelijke richting in de Christelijke Gereformeerde Kerken geweest. Daar ging het veel meer om de gehele Nadere Reformatie en was Comrie één onder de velen. Zijn theologische inzichten werden niet bij voorbaat hoger aangeslagen dan die van Brakel, Van der Groe, Hellenbroek of van een van de Engelse dan wel Schotse schrijvers.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 2013
Kerkblad | 16 Pagina's