Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terechte twijfel van de gelovige Thomas

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terechte twijfel van de gelovige Thomas

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Thomas, een van de twaalven, gezegd Didymus, was met hen niet, toen Jezus daar kwam. De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben den Heere gezien. Doch hij zeide tot hen: Indien ik in Zijn handen niet zie het teken der nagelen, en mijn vinger steek in het teken der nagelen, en steek mijn hand in Zijn zijde, ik zal geenszins geloven. En na acht dagen waren Zijn discipelen wederom binnen, en Thomas met hen; en Jezus kwam, als de deuren gesloten waren, en stond in het midden, en zeide: Vrede zij ulieden! Daarna zeide Hij tot Thomas: Breng uw vinger hier, en zie Mijn handen, en breng uw hand, en steek ze in Mijn zijde; en zijt niet ongelovig, maar gelovig. En Thomas antwoordde en zeide tot Hem: Mijn Heere en mijn God!
Johannes 20:24-28

Thomas is de Bijbelse twijfelaar: ‘Ik zal geenszins geloven.’ Toch was zijn twijfel terecht. Hij wilde wel, maar kón niet geloven. Daarvoor was er te veel gebeurd. Hij was beschadigd in zijn vertrouwen, bang voor hernieuwde teleurstelling en pijn. Hij wilde geen geloof dat bestond uit goedgelovigheid. Hij wenste geen blind geloof, maar een geloof dat gegrond was op de waarheid. Misschien is het goed hier een lans te breken voor Thomas. Veel mensen zijn slechts goedgelovig, zonder te weten wat zij geloven. Ze geloven ‘gewoon’. Zo niet bij Thomas! Hij besefte dat geloven nooit zomaar gebeurt, maar een zaak is van het allergrootste belang.

Toch deed Thomas meer dan alleen maar twijfelen. Hij vroeg ook om tekenen. Opvallend is dat zijn voorwaarde zo nauwkeurig is. Hij wil de tekens zien van de spijkers in handen en voeten. Maar hij vraagt ook naar het teken in Christus’ zijde. De gestorven Middelaar was door een soldaat gestoken in Zijn zijde, om te zien of Hij dood was (Joh. 19:34). Thomas vraagt ook naar die wonde, omdat het een uniek teken was. Dit vijfde teken zou bewijzen dat de Opgestane Dezelfde is als de Gekruisigde. Blijkbaar was dat voor Thomas cruciaal. Hij had niet genoeg aan een Jezus Die ‘voortleeft in onze herinnering’. Hij kon niet volstaan met een geestesverschijning of een Jezus in een schijnlichaam. Hij vraagt bewijsmateriaal. Zijn geloof is niets waard indien de opgestane Christus niet ook de Gekruisigde is.

Tussen de eerste en tweede verschijning van Christus zit een week: ‘en na acht dagen’. Wat heeft Thomas in die week gedaan? Hij heeft nagedacht. Nagedacht over Jezus’ woorden: ‘Gij gelooft in God, gelooft ook in Mij’ (Joh. 14:1). Jezus maakte aanspraak op goddelijk geloof! En Thomas herinnert zich Jezus’ woorden: ‘Niemand komt tot de Vader dan door Mij’ (Joh. 14:6). De Meester had gesproken: ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’ (Joh. 14:9). Al eerder had er geklonken (Joh. 8:58): ‘Eer Abraham was, ben Ik.’ Zelfs had Hij gezegd (Joh. 5:23): ‘Allen [moeten] de Zoon eren, gelijk zij de Vader eren.’ Al deze uitspraken wezen eenzelfde richting: de aanspraak dat Jezus God Zelf is.
Maar als Jezus de waarheid heeft gesproken, dán wordt de opstanding ‘onvermijdelijk’. Een nieuwe uitspraak komt in Thomas’ herinnering (Joh. 10:18): ‘Niemand neemt Mijn leven van Mij, maar Ik leg het van Mijzelf af; Ik heb macht het af te leggen en heb macht het wederom te nemen.’ Als Jezus’ Zelfgetuigenis klopt, dan zal Hij opstaan! En als Hij is opgestaan, dan is Zijn Zelfgetuigenis de waarheid.

Opnieuw verschijnt Jezus aan Zijn discipelen – en ook Thomas is erbij. Het eerste wat Jezus tegen Thomas zegt is: ‘Zie Mijn handen, en breng uw hand en steek ze in Mijn zijde.’ Jezus vergunt aan Thomas de gestelde voorwaarde! Hij laat hem alle tekenen zien. Zo blijkt dat Thomas’ vraag een geoorloofde vraag was. Jezus erkent Thomas’ verlangen naar een gefundeerd geloof. De opgestane Jezus is Dezelfde als Die is gekruisigd. Daarna komen de bekende woorden: ‘en wees niet ongelovig, maar gelovig.’ ‘Nu je verzoek is ingewilligd, is er de plicht Mij te geloven.’ Thomas komt hierop niet met een uitroep, maar met een weloverwogen belijdenis: ‘Mijn Heere en mijn God.’ Hij belijdt Jezus de Nazarener als God. Hij geeft aan Hem de beide goddelijke namen HEERE (als Griekse aanduiding van het Hebreeuwse Jahweh), en GOD.

Dit antwoord van Thomas is de gehoorzaamheid aan de woorden van Jezus: ‘wees gelovig’. Hij gelooft het Zelfgetuigenis van Christus. Hij aanvaardt wat Jezus heeft gezegd: ‘Ik en de Vader zijn één’ (Joh. 10:30). Thomas gelooft veel meer dan alleen dat Jezus is opgestaan. Het is de opstanding van deze Mens met dit Zelfgetuigenis die Zijn opstanding van zo’n allesbeslissende betekenis maakt. De eerste die deze nauwe eenheid mag zien en de betekenis ervan beseft, is de twijfelende Thomas. Zijn belijdenis is het hoogtepunt, de climax en de samenvatting van het gehele Johannesevangelie. Thomas belijdt Jezus ook als ‘mijn Heere en mijn God’. Zijn geloof is persoonlijk. Luther heeft vaak benadrukt dat het eigene van het geloof schuilt in de bezittelijke voornaamwoorden. In de woorden ‘mijn’, ‘onze’, ‘voor mij’. Comrie zegt dat het woordje ‘mijn’ het geloof als in de mond bestorven ligt. Het woordje ‘mijn’ maakt het verschil tussen historisch geloof en zaligmakend geloof.

Mocht Thomas dat zomaar zeggen? Mocht hij zich dit toe-eigenen? Denk opnieuw aan vers 27: ‘wees gelovig!’ Thomas had het bevél om te geloven ontvangen. Een opdracht tot een historisch geloof? Nee, tot een zaligmakend geloof. Tot een toe-eigenend geloof. Christus verbiedt het ongeloof en gebiedt het ware geloof. En daarom mag ook u of jij geloven en belijden. Inclusief het bezittelijke voornaamwoord: ‘Mijn Heere en mijn God.’ Dat is geloof – kennen én vertrouwen (HC 7.21). ‘Niet alleen anderen, maar ook mij!’

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 april 2013

Kerkblad | 16 Pagina's

Terechte twijfel van de gelovige Thomas

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 april 2013

Kerkblad | 16 Pagina's