Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Trier

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Trier

6 minuten leestijd

Een bezoek aan Trier, de geboorteplaats van Olevianus, is alleszins de moeite waard. Deze oudste stad van Duitsland is niet alleen schitterend gelegen aan de rivier de Moezel, maar herbergt ook herinneringen aan een lange, zeer lange geschiedenis. Zo is op de voorgevel van het bekende ‘Rote Haus’, dat ingeklemd staat tussen enerzijds het eeuwenoude gemeentehuis de Steipe en anderzijds het laatmiddeleeuwse ‘Hahnehaus’, in het Latijn te lezen, dat Trier al 1300 jaar bestond voordat Rome werd gesticht. Al verwijst dit opschrift naar een zeer oude sage van omstreeks 1000 jaar na Chr., toch hebben we reeds gezien (zie het vorige nummer van het Kerkblad), dat de stad in 16 v. Chr. is gesticht door keizer Augustus (bekend vanwege Lukas 2).

Niet alleen is de stad zeer oud, maar ook het christendom binnen haar muren. Volgens een zeer oude legende zou in 50 na Chr. de apostel Petrus vanuit Rome een drietal mannen, te weten Eucharius, Velerius en Maternus, naar het noorden hebben gezonden om in de Rijnstreek aan de Germanen het Evangelie te verkondigen. Al is dit vanuit de kerkgeschiedenis gezien niet hard te maken, duidelijk is het in ieder geval wel, dat vanaf 250 na Chr. het kerkelijk leven meer vorm en inhoud krijgt. Zozeer zelfs dat Trier in deze tijd uitgroeit tot het centrum van het christendom in het noorden. Tevens wordt het ook een plaats, waaraan een bisschopszetel verbonden wordt. Deze ontwikkelingen worden bovendien nog versterkt door de omstandigheid, dat Trier vanaf 286 na Chr. de hoofdstad wordt van het westelijk deel van het Romeinse Rijk. Van 306 tot 312 na Chr. is het zelfs de woonplaats van Constantijn de Grote (280-337). Aan hem heeft Trier ook haar Dom te danken. Tegelijk met de oude Sint-Pietersbasiliek in Rome, de Heilig Grafkerk in Jeruzalem en de Geboortekerk in Nazareth wordt in zijn opdracht in 326 ook met de bouw van deze kathedraal begonnen. En nog steeds staat daar in Trier de oudste bisschopskerk van Duitsland als een stille getuige van de opkomst, groei en bloei van de kerk van Rome.
Het is opvallend, dat het bisdom Trier gedurende vele eeuwen zijn positie heeft weten veilig te stellen, tot zelfs in 1801 toe. Tijdens de regering van Karel de Grote wordt het bisdom zelfs verheven tot een aartsbisdom, terwijl de bisschoppen in de loop van de geschiedenis steeds meer rechten en vrijheden krijgen. In 902 verkrijgt de aartsbisschop van Trier zelfs het bestuur over de stad om tenslotte als een van de zeven keurvorsten binnen het Heilige Roomse Rijk deel te nemen aan de verkiezing van een nieuwe keizer. Met andere woorden: de aartsbisschoppen van Trier hebben zich in de loop der eeuwen zowel binnen de roomse kerk als binnen het politieke stelsel van die tijd grote macht weten te verwerven. Het is dan ook niet vanuit de mens te verklaren, dat Caspar Olevianus het aandurft deze macht te trotseren.

In de aan- en afhankelijkheid van de Heere, in Wiens hand alle dingen zijn, richt hij zich op donderdag 10 augustus 1559 met vrijmoedigheid tot de velen die in de Bursa samengekomen zijn. Onder hen is ook een stadsschrijver die van deze tijd een dagboek heeft bijgehouden. Hierin steekt hij zijn afkeuring over het optreden van Olevianus niet onder stoelen of banken. En … hij staat hierin niet alleen. De meerderheid van het stadsbestuur is van oordeel dat de school hiervoor niet gebruikt mag worden. Echter, men legt Olevianus nog geen uitdrukkelijk preekverbod op, zodat hij opnieuw het Woord uitdraagt. Na veel beroering wordt hem toestemming gegeven om in de kerk van het ‘Sint Jakobus Hospitaal’ het Woord te bedienen en op zondag 20 augustus is hier een grote schare bijeen om het Woord des Heeren te horen.

Maar de aartsbisschop Johann VI von der Leyen (1510-1567), die ook keurvorst is, zit niet stil. Terwijl hij aanwezig is op de Rijksdag, die in Augsburg wordt gehouden, stuurt hij enkele raadslieden naar Trier om de gebeurtenissen te onderzoeken en om – waar mogelijk – het gevaar te keren. Zij roepen Olevianus ter verantwoording, maar hij houdt echter vast aan wat hij als zijn roeping ziet. Hij voelt zich namelijk vanwege de eer des Heeren tot de prediking gedrongen. Temeer daar zijn geboortestad niets zo nodig heeft dan een prediking naar Gods Woord en hij niet weet wanneer hij sterven zal. Tegelijk met zijn verdediging wordt er onder aanvoering van burgemeester Steusz een schrijven overhandigd, waarin het recht wordt opgeëist om zich ook in Trier te mogen aansluiten bij de Augsburgse belijdenis. En dit op grond van wat nog maar een vier jaar geleden (1555) overeengekomen is bij de godsdienstvrede van Augsburg. Echter, van de kant van de aartsbisschop / keurvorst weigert men toe te geven, waarbij tegelijkertijd een drietal schepenen, die achter Olevianus staan, worden geschorst. Johann VI von der Leyen stuurt zelfs een brief aan de stadsraad, waarin hij Olevianus een calvinist en oproermaker noemt, die direct gevangengenomen moet worden. Op 14 september, de rooms-katholieke feestdag van de Kruisverheffing, krijgt Olevianus op last van de keurvorst te horen, dat hij niet meer mag preken, noch in het Duits noch in het Latijn. Als reden wordt eraan toegevoegd, dat hij zich opdringt aan hen, die hem niet willen horen. Hierop vraagt Olevianus bedenktijd, hetwelk hem wordt toegestaan. Op deze zelfde dag gaat hij ’s middags opnieuw naar de kerk om te prediken.

Echter voordat hij de dienst begint, richt hij zich als volgt tot de grote schare die ook nu weer samengekomen is: ‘Onze genadige keurvorstelijke, wereldlijke raad heeft mij – onder bedreiging van zware straffen – verboden nog verder te prediken. Nu weet u zich wel zonder twijfel te herinneren, dat uw Gilden – namelijk drie in getal – en ook anderen mij om Godswille verzocht hebben dat ik u de eeuwige Waarheid Gods zou verkondigen. Wanneer u berouw hebt van dit beroep op mij, dan zal ik niet voor u prediken. Zo u echter aan dit beroep op mij vasthoudt en nog met uw gemeenschappelijke, ernstige gebeden wilt bevestigen en bij de erkende waarheid standvastig wilt blijven, zo wil ik mijn leven en mijn bloed nog verder in de waagschaal stellen en u het Woord Gods prediken en Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Die dit van harte begeren, die mogen Amen zeggen.’ Naar zijn eigen getuigenis riep hierop heel de menigte luidkeels en helder: Amen. Tegelijkertijd steeg er in de kerk vanuit het volk met een luid en bitter geween een gemeenschappelijk gebed op voor zijn ambt als prediker. Terwijl de keurvorstelijke raad van deze gang van zaken officieel op de hoogte wordt gebracht, besluit het stadsbestuur om de beide godsdienstige stromingen vrij te laten en Olevianus niet te arresteren. Zo lijkt de rust in de bisschopsstad Trier weergekeerd, ware het niet …

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 2013

Kerkblad | 16 Pagina's

Trier

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 15 juni 2013

Kerkblad | 16 Pagina's