Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het onderwijs

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele opmerkingen vooraf:
Nederland heeft een uniek onderwijsbestel. Nergens in de wereld wordt het bijzonder onderwijs (bijzonder, in tegenstelling tot openbaar) volledig bekostigd door de overheid. Dat is reden tot dankbaarheid omdat het hierdoor mogelijk is om onze kinderen Bijbelgetrouw onderwijs te laten volgen, in overeenstemming met de belofte die bij de doop is gedaan ten aanzien van het doen onderwijzen. Dat bestel is gebaseerd op art. 23 Gw (grondwet), waarbij bijna 100 jaar geleden de vrijheid van onderwijs is geregeld.
Met het onderwijs hebben we allemaal te maken. In de eerste plaats hebben we allen onderwijs mogen genieten. Verder hebben we, als we kinderen hebben mogen krijgen, er alle belang bij dat ze naar een school kunnen waar het onderwijs gegeven mag worden in overeenstemming met Gods Woord. Ook zijn we als belastingbetaler er allen bij betrokken. Het Ministerie van Onderwijs is het duurste ministerie. Het is van belang dat de middelen goed en verantwoord worden besteed en dat deze efficiënt worden ingezet.

De voorbereiding van de jeugd op de toekomst is primair een taak voor de ouders, de opvoeders. Die hebben, middels de overheid, een deel hiervan opgedragen aan de onderwijsinstellingen. Ook de kerken vervullen een belangrijke rol. Daarmee zijn de drie belangrijkste partijen genoemd. De drieslag: gezin, kerk en school. De verantwoordelijkheden zijn onderscheiden, wat aan opvoeding en kennisoverdracht plaatsvindt, dient wel vanuit hetzelfde beginsel plaats te vinden. Immers generaties komen, maar generaties gaan ook naar een eeuwige bestemming. Het is in dat licht van het grootste belang wat wij onze jongeren meegeven. Zij zijn nu de komende generatie, maar straks de verdwijnende. De vraag is dan of we ze niet alleen hebben voorbereid op hun rol in de maatschappij, maar ook, althans voor zover dat ons mogelijk is, voor de eeuwigheid.

De vrijheid van onderwijs
In tegenstelling tot vrijwel alle landen om ons heen wordt het levensbeschouwelijk ingevulde onderwijs, zoals reformatorisch en christelijk onderwijs, volledig gefinancierd door de overheid. Ouders hebben het recht hun kind naar een school van eigen keuze te sturen. Dat zijn we gewoon gaan vinden. We weten immers niet beter of het is altijd zo geweest. Art. 23 van de grondwet is echter niet zomaar tot stand gekomen. Daar is een heel proces aan voorafgegaan. Pas vanaf 1806 bemoeit de overheid zich actief met de scholen. In dat jaar komt de eerste landelijke schoolwet tot stand. Tot die tijd zijn het vooral de kerken die voor het onderwijs zorgen. In de nieuwe situatie krijgen scholen de opdracht op te leiden tot ‘christelijke en maatschappelijke deugden’. Het christelijk karakter verwatert al snel en ook wat betreft de inhoud wordt op veel plaatsen afgeweken van de gereformeerde leer. Dat is de directe aanleiding om bijzondere scholen te stichten. Deze scholen moeten aanvankelijk geheel en later grotendeels bekostigd worden door de ouders. Deze ouders hebben zich met anderen ingezet voor gelijkstelling met het openbaar onderwijs. Deze periode duurt vanaf eind negentiende eeuw tot 1920 en staat bekend als de schoolstrijd.

Hebben wij de jongeren voorbereid op hun rol in de maatschappij, maar ook, althans voor zover dat ons mogelijk is, voor de eeuwigheid?

In 1913 is het de regering Cort van der Linden die streeft naar verzoening van de tegenstellingen. Zij benoemt een commissie die voorstellen uitwerkt voor financiële gelijkstelling: de onderwijspacificatie. Deze komt tot stand in 1917 en leidt tot Grondwetherziening. De Lager-onderwijswet van 1920 regelt ten slotte de financiële gelijkstelling ook in formele zin. Niet lang hierna worden de eerste christelijke scholen op gereformeerde grondslag opgericht. Door deze scholen, welke als grondslag hebben de Heilige Schrift als het onfeilbaar Woord van God en de drie Formulieren van Enigheid, wordt reeds spoedig, op 4 januari 1921, een landelijke belangenorganisatie opgericht, de VGS. Initiatiefnemer is de bekende Ds. G.H. Kersten.

Artikel 23, enkele rechten en plichten

Er zijn drie hoofdrechten:

Vrijheid van richting: Dit houdt in dat de oprichters van een school mogen bepalen vanuit welke geloofsovertuiging les wordt gegeven. Dit is niet ongelimiteerd. De overheid stelt zogenaamde deugdelijkheideisen. Formeel mogen die geen beperking geven aan de vrijheid van richting. Iedereen zal echter wel aanvoelen dat er een spanningsveld ligt. Tegelijkertijd liggen hier voor het reformatorisch (en christelijk) onderwijs kansen om te onderscheiden op grond van Bijbelse normen en waarden, naast uiteraard de lessen in Bijbelse en kerkgeschiedenis.

Vrijheid van oprichting: Iedereen heeft het recht om een school op te richten, waarbij hij of zij recht heeft op bekostiging door de overheid. Deze wel erg zwart/wit stelling wordt beperkt door getalsmatige criteria.

Vrijheid van inrichting: Dit betekent dat het een schoolbestuur vrij staat de organisatie in te richten zoals ze zelf wil. Dat betreft dan welke leermiddelen gebruikt worden, hoe de organisatiestructuur eruitziet, waaraan leerkrachten moeten voldoen enz. Dat ook hierbij de overheid een flinke vinger in de pap heeft zal duidelijk zijn als we denken aan het toelatingsbeleid en benoemingsbeleid. Juist bij deze thema’s speelt het gelijkheidsbeginsel als grondrecht ten opzichte van andere grondrechten.

Wat betreft de plichten: aanvankelijk ging het bij de plichten die volgen uit de vrijheid van onderwijs vooral om de kwaliteit van het onderwijs. Daar was de focus van de overheid (middels de onderwijsinspectie) op gericht. Dat is thans nog steeds het geval. In het schoolplan moet de school zich verantwoorden op welke wijze zij de kerndoelen realiseert. Daarnaast is er voor de besturen van de scholen een aanzienlijke hoeveelheid extra regelgeving gekomen welke ook voorschriften geeft over de organisatie en alles daaromheen. Ik noem een paar punten: regelen van het overblijven op school, regelen van voor- en naschoolse opvang, invoering van goed onderwijsbestuur en horizontale verantwoording, invoering van medezeggenschap en het goed omgaan met de financiële middelen.

Zoals uit bovenstaande blijkt is het besturen van een school geen eenvoudige zaak. Er is veel regelgeving en er zijn veel verplichtingen. Vaak terecht, soms kun je er vraagtekens bij zetten. Het neemt niet weg dat we dankbaar mogen zijn voor de vrijheid die er nog is om onze kinderen binnen al deze kaders nog te kunnen wijzen op het ene nodige.

In een volgende aflevering hoop ik in te gaan op het toekomstperspectief voor het reformatorisch onderwijs.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 augustus 2013

Kerkblad | 16 Pagina's

Het onderwijs

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 augustus 2013

Kerkblad | 16 Pagina's