Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoofd en hoofdbedekking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoofd en hoofdbedekking

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een artikel schrijven over het dragen van hoofdbedekking in de kerkdienst lijkt in onze tijd toch wel een waagstuk te zijn. Maar al te vaak heeft het geleid tot verdeeldheid en verhitte discussies waarbij het gevolg is dat de gemeente met hete hoofden en koude harten op zondag samenkomt. En is het eigenlijk ook niet iets ‘wettisch’ om zo de nadruk te leggen op uiterlijke dingen? Veelal doen we er het zwijgen toe omdat die hoed in onze ogen toch eigenlijk maar bijzaak is. Het gaat in de kerk immers om het hart, om onze innerlijke houding ten opzichte van de Heere.

Er staan in de Bijbel maar een paar verzen waarin het gaat over de hoofdbedekking. En die woorden van Paulus uit 1 Korinthe 11 zijn verre van eenvoudig. Ze worden op tal van manieren uitgelegd. En Paulus lijkt in vers 16 de hele zaak van de hoofdbedekking toch ook te relativeren als hij schrijft: ‘Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonten niet, noch de gemeenten Gods.’ Maar is dat een juiste manier van kijken? Waarderen we de zaak van de hoed zo op de juiste manier? Gaat het bij het wel of niet dragen van hoofdbedekking in de samenkomst van de christelijke gemeente om een bijzaak, om iets wat tot de vrijheid van de christen behoort en wat ieder voor zich moet weten? Gaat het om een traditie binnen de reformatorische gezindte waarmee we ook wel breken kunnen? Of gaat het bij het wel of niet dragen van een hoed om meer?

Ik wil proberen in dit artikel met u naar de hoofdlijnen van 1 Korinthe 11 te kijken om zo samen met u te ontdekken wat Paulus hier bedoelt. En deze poging om de woorden van Paulus enigszins te verstaan komt voort uit twee redenen. De eerste is persoonlijk. De afgelopen jaren heb ik een aantal malen gebogen gezeten over 1 Korinthe 11 met de gedachte: Waar gaat het in dit gedeelte om? Het was mij niet helder of het bij het wel of niet dragen van een hoed nu ging om iets wat cultuur- en tijdgebonden is, of dat het hier gaat om een belangrijke zaak. Ik wilde kunnen uitleggen waarom er in onze gemeenten een hoed wordt gedragen in de eredienst, en ik vond dat uiterst lastig.

De tweede reden heeft te maken met vragen die mij voortdurend op catechisatie gesteld werden. Zowel in onze gemeenten als in de gemeenten waar ik als kandidaat catechisatie gaf waren er betrokken jongeren die met de vraag naar de hoofdbedekking worstelden en die er geen antwoord op hadden. ‘Dominee, hoe zit dat nu? Moeten we echt een hoed op in de kerk?’ zo is mij herhaaldelijk gevraagd. En telkens weer lieten jongeren doorschemeren dat ook hun ouders op die vraag niet altijd een helder antwoord hadden. Dit artikel vloeit daarom voort uit de verlegenheid die wij voelen met de vragen rondom de hoofdbedekking. Ik wil proberen in die verlegenheid enige helderheid te scheppen aan de hand van de woorden van Paulus in 1 Korinthe 11.

Het eerste vers van hoofdstuk 11 is min of meer een overgang tussen het slot van hoofdstuk 10 en het begin van vers 11. De gemeente wordt opgeroepen om Paulus na te volgen zoals hijzelf Christus navolgt. Die woorden hebben betrekking op het slot van het voorgaande hoofdstuk waarin Paulus spreekt over zijn verlangen anderen te behouden. Geef elkaar geen aanstoot, maar houd rekening met elkaar. Zoek niet je eigen voordeel, sta niet voortdurend op je eigen rechten, maar zoek het voordeel van velen opdat zij behouden mochten worden. En in die houding van nederigheid, van zelfverloochening herkennen we de houding van Christus Zelf. Hij, Die God Zelf was, heeft Zich vernederd, de gestalte van een dienstknecht aangenomen, om zondaren te behouden (Fil. 2). En die houding stempelt Paulus en die houding mag en moet ook ons stempelen: het verlangen anderen te behouden, het verlangen om in liefde en eensgezindheid de Heere te dienen. Dat bewaart voor hete hoofden en koude harten.

In de christelijke gemeente mag de verhouding tussen man en vrouw iets uitdrukken van Christus en de gemeente. De hoofdbedekking van de vrouw is daar een uiting van.

Paulus prijst vervolgens in vers 2 de gemeente omdat zij in alles Paulus gedachtig zijn en ze houden zich aan de inzettingen die Paulus hun heeft overgeleverd. De gemeente denkt met regelmaat aan de apostel die hen met het Evangelie in aanraking bracht. Hij was het middel waardoor velen tot bekering kwamen. En zijn onderwijs herinneren zij zich. Paulus prijst hen daarvoor. Niet omdat ze vasthouden aan tradities die Paulus heeft ingezet, maar omdat zij vasthouden aan dat wat Paulus hun heeft overgeleverd, nadat hij het eerst zelf ontvangen heeft (1 Kor. 11:23).

Wat in deze woorden van vers 2 opvalt, is de sterke overeenkomst met het negatieve van vers 17. Daar prijst hij de gemeente niet, omdat zij inzake het Heilig Avondmaal zijn afgeweken van de leer van de apostelen en daarmee van de leer van Christus. Deze sterke overeenkomst tussen vers 2 en 17 geeft aan dat het bij de volgende verzen niet gaat om een bijkomstigheid. Paulus plaatst de verhouding tussen man en vrouw en de hoofdbedekking min of meer op een lijn met de bediening van het Heilig Avondmaal. Het gaat voor hem in beide gevallen over belangrijke zaken. In het geval van de verhouding man-vrouw en het dragen van hoofdbedekking leven er in de gemeente tal van vragen die men Paulus heeft voorgelegd. We mogen veronderstellen dat velen in de gemeente vasthielden aan het onderwijs van Paulus, maar dat er ook onduidelijkheid heerste. Paulus prijst hen hier immers voor het blijven bij de leer en tegelijk onderwijst hij hen verder. In het geval van het Heilig Avondmaal heeft Paulus het een en ander gehoord en daaruit trekt hij de conclusie dat velen op een onwaardige wijze gebruikmaken van de tafel van de Heere. Daarin prijst hij de gemeente niet. Vers 2 zo dus overwegend ben ik van mening dat het in de eerste verzen van hoofdstuk 11 niet gaat om een bijkomstigheid, maar om wezenlijke zaken. De Heilige Geest heeft Paulus de woorden in dit hoofdstuk niet voor niets laten opschrijven. De hoofdbedekking is een zaak van een zeker gewicht.

Dat blijkt trouwens ook uit de eerste woorden van vers 3: ‘Doch ik wil dat u weet …’ Paulus gebruikt die woorden om de gemeente iets met klem op het hart te binden. Om aan de gemeente helderheid te verschaffen. En het eerste waar hij helderheid over geeft, betreft een aantal verhoudingen. Christus is het hoofd van de man, de man is het hoofd van de vrouw en God is het hoofd van Christus. De apostel begint met Christus. Hij is immers het hoofd van de gemeente, Hij heeft de gemeente gekocht en gereinigd. En Christus is het hoofd van de man. De man is aan Christus onderworpen. De man is aan Christus gehoorzaamheid verschuldigd en wordt geroepen Christus te dienen. De vrouw is onderworpen aan de man, de man is haar hoofd. En dat dit geen zaak van oneer is, blijkt wel uit de woorden die volgen. Christus is immers als Middelaar onderworpen aan God. God is het hoofd van Christus. Deze woorden herinneren aan Efeze 5 waar Paulus de verhouding tussen man en vrouw binnen het huwelijk duidelijk maakt. De man is het hoofd van de vrouw. Dat hoofd-zijn is geen dictatoriaal regiem, maar dat hoofd-zijn van de man wordt bepaald door Christus. Die man wordt geroepen hoofd te zijn van zijn vrouw zoals Christus het hoofd is van de gemeente. Christus gaf voor die gemeente Zijn leven. Hij had haar onvoorwaardelijk lief. Zo wordt de man geroepen zijn vrouw lief te hebben.

Maar hier in 1 Korinthe 11 heeft Paulus het niet alleen over getrouwde mannen en vrouwen en over de verhoudingen binnen het huwelijk. Het gaat Paulus hier om de man en de vrouw. Om mannen en vrouwen in het algemeen dus. En die mannen en vrouwen hebben een verschillende positie. De man is het hoofd van de vrouw, ongeacht of er sprake is van een huwelijk. Zij zijn weliswaar in Christus gelijkwaardig. De man heeft bij de Heere geen streepje voor boven de vrouw. Maar die gelijkwaardigheid betekent niet dat beiden een gelijke roeping en daarmee een gelijke positie hebben. Dat is voor Paulus niet het geval en hij beroept zich in dit gedeelte op de scheppingsorde. Adam, de man, was er als eerste en de vrouw is na hem geschapen de man tot hulpe tegenover. De apostel verwijst hier naar Genesis 2. En vanuit dit Bijbelgedeelte trekt hij ook de lijn dat man en vrouw elkaar aanvullen, elkaar complementeren. Man en vrouw horen bij elkaar, ze hebben elkaar nodig. En dat geheim mag binnen het huwelijk ook worden beleefd.
De lijn van Paulus’ betoog volgend ontdekken we dat hij vanuit de scheppingsorde laat zien dat man en vrouw een verschillende positie hebben waarbij de man het hoofd is en de vrouw de hulpe tegenover. En vanuit die verschillende positie van man en vrouw trekt Paulus de lijnen door naar de eredienst van de christelijke gemeente. Als een man bidt of profeteert met iets op zijn hoofd, dan onteert hij zijn hoofd (vers 4), maar als een vrouw bidt of profeteert met ongedekt hoofd, dan onteert zij haar hoofd (vers 5). Vanuit deze tekstgegevens kunnen we afleiden dat er blijkbaar in Korinthe vrouwen waren die in de samenkomsten van de gemeente hun hoofdbedekking afdeden. Zij kwamen er met ongedekt hoofd. Wat we onder de hoofdbedekking moeten verstaan in Paulus’ dagen is niet makkelijk te reconstrueren. We moeten hier vermoedelijk denken aan een sluier of aan de stola die over het hoofd werd geslagen. En deze sluier of stola wierp men af. Tal van uitleggers wijzen hierbij op de geest van emancipatie. De vrouw wil aan de man gelijk zijn, ze wil gelijke rechten hebben, een gelijke positie. Daarom werpt zij de hoofdbedekking af. Maar door de hoofdbedekking af te leggen wist de vrouw het onderscheid tussen man en vrouw uit. En voor dat onderscheid beroept Paulus zich op de natuurlijke haardracht die voor Jood en heiden veel overeenkomsten vertoonde (vers 14 en 15). De man droeg het haar kort (tenzij hij Nazireeër was, dan was het lange haar teken van zijn gelofte en het lange haar is dan uitzondering) en de vrouw droeg het haar lang. Het kortgeschoren haar droegen tempelprostituees of veroordeelden. Er is voor Paulus dus een natuurlijk onderscheid tussen man en vrouw dat tot uiting komt in de haardracht. Maar dat natuurlijk onderscheid moet in de samenkomst van de christelijke gemeente opnieuw tot uitdrukking worden gebracht door het ongedekte hoofd van de man en het gedekte hoofd van de vrouw.

En dan volgt er een intrigerend vers waarin Paulus de man het beeld en de heerlijkheid van God noemt en de vrouw de heerlijkheid van de man (vers 7). De man is beelddrager van God, geroepen om God te vertegenwoordigen op aarde, om de heerlijkheid van God te representeren. En de vrouw is de heerlijkheid van de man. Natuurlijk is zij ook beelddrager van God. De scheppingshoofdstukken laten ons zien dat man en vrouw naar het beeld van God geschapen zijn. Maar dat beeld Gods komt bij de vrouw tot uitdrukking in haar afhankelijkheid, in haar verbondenheid met de man. In een artikel kwam ik een gedachte tegen die een stap dieper gaat. De man is het beeld en de heerlijkheid van God, de man is representant van Christus. De vrouw is de heerlijkheid van de man en zij symboliseert in de christelijke gemeente de bruidsgemeente van Christus, de gemeente die de heerlijkheid van Christus is. Ik vind dat een diepe en intrigerende gedachte. In de christelijke gemeente mag de verhouding tussen man en vrouw iets uitdrukken van Christus en de gemeente en de hoofdbedekking van de vrouw is daar een uiting van. Dan mag de hoed met ere gedragen worden als een kroon.

Nu hebben we als christelijke gemeente de tijd niet mee, als we spreken over de verhouding man-vrouw waarbij de man het hoofd is van de vrouw. Is de vrouw voor Paulus zo niet minderwaardig? Wordt zij zo niet gebonden onder allerlei regels? En krijgt de vrouw hier niet een last opgelegd, en gaat de man hier niet vrijuit? Om met de eerste vraag te beginnen: de verhouding man-vrouw is een verhouding die de Heere in de schepping heeft geopenbaard. Man en vrouw zijn door de Heere geschapen met hun eigen specifieke eigenschappen die hen bekwaam maken om hun roeping te vervullen. De vrouw is daarbij geenszins de minderwaardige. Bedenk dat Paulus de vrouw hier vergelijkt met Christus Die ook aan Zijn Vader onderworpen was. En bedenk dat het woord ‘hulpe’ door de Heere ook voor Zichzelf gebruikt wordt. Hij is ons tot Hulp en Sterkte! Bedenk ook dat Adam een loflied zingt op zijn vrouw, die zo helemaal bij hem hoort, die hem ondersteunt … zonder wie hij toch eigenlijk niet kan. De vrouw is niet minderwaardig. Ook bij Paulus niet.

Sterker nog, de vrouw heeft hier in de gemeente een positie die zij bij de Joden en de heidenen niet had. Zij maakt helemaal deel uit van de gemeente. Zij mag met de mannen samenkomen en in gebed naderen tot de Heere. Zij hoort er voluit bij! En tegelijk is er die blijvende herinnering aan haar positie onder de man. Maar die hoed herinnert niet alleen de vrouw aan haar positie. Die hoed herinnert ook de man aan zijn positie. Hij is het hoofd. En verstaan we als mannen die betekenis? Zijn wij man in de Bijbelse zin van het woord? Weten wij wat het hoofd-zijn inhoudt? Beseffen we dat we als mannen geroepen worden God en Christus op deze aarde te vertegenwoordigen? De man is ambtsdrager, vertegenwoordiger van Christus. De hoofdbedekking herinnert de mannen eraan wat hun roeping is, zoals het hoofddeksel ook voor de vrouwen een teken van hun roeping mag zijn. Hun kroon, het teken van de representatie van de bruidsgemeente van Christus.

Er is echter een lastig punt in dit Bijbelgedeelte. Want suggereert Paulus niet in vers 15 dat het lange haar voor de vrouw als hoofdbedekking functioneert? Het lange haar is haar toch als deksel gegeven en daarmee bedekt zij zich toch? Als we echter in het Grieks, de taal waarin Paulus schrijft, kijken, dan ontdekken we dat hij een ander woord gebruikt. Het lange haar is voor de vrouw tot omhulling. Het is teken van haar vrouw zijn. In de haardracht komt het vrouw-zijn tot uitdrukking. Maar dat lange haar is geen hoofdbedekking voor de eredienst. Overigens, als het lange haar de hoofdbedekking is, dan wordt wat Paulus in vers 6 schrijft tot onzin. Hij gaat daar namelijk van het lange haar uit. En hij stelt dat als een vrouw geen hoofddeksel draagt, zij dan net zo goed ook haar lange haar kan afknippen. Waarbij hij niet een meetlat hanteert om te melden hoe lang het haar van een vrouw dient te zijn. In de haardracht dient het vrouw-zijn tot uitdrukking te komen, dat is het punt dat hij maken wil.

Tot slot dat laatste vers. Relativeert de apostel nu niet zijn hele betoog? Hij wil er toch niet over twisten? Bedoelt hij te zeggen: ‘Geen discussie, er zijn belangrijker zaken’? Nee, dat bedoelt hij niet. Hij schrijft in dat laatste vers met gezag dat hij niet de gewoonte heeft om te twisten en dat geldt ook voor de andere gemeenten. Hij legt hier een regel neer waarover hij geen discussie meer voeren wil.

De lijnen van Paulus overwegend kan ik op grond van 1 Korinthe 11 alleen maar concluderen dat in de christelijke gemeente de vrouwen en meisjes het hoofd hebben te bedekken. Het hoofddeksel herinnert voortdurend aan de roeping van de vrouw en niet minder aan de roeping van de man. De hoed verkondigt ons telkens weer dat de man en de vrouw in Christus gelijkwaardig zijn en tegelijk dat zij geroepen worden tot een verschillende taak vanuit de schepping. Maar die verschillende roeping wordt in de herschepping gehandhaafd. De man wordt geroepen een hoofd te zijn om zo God en Christus te vertegenwoordigen, de vrouw om hulpe tegenover te zijn en daarin de bruidsgemeente te vertegenwoordigen, maar in zekere zin ook Christus in Zijn onderworpen zijn aan de Vader. En dat mag met vallen en opstaan gestalte krijgen in het leven van de gemeente. Laten wij daarom de hoed in ere houden! De hoed is een symbool met grote waarde! Al wil ik pleiten voor soberheid en eenvoud. Het innerlijk wordt zo ook in het uiterlijke leven zichtbaar. Onze buitenkant toont of we geleerd hebben Christus te gehoorzamen in alle dingen.

Ik sluit af met de ‘korte regel’ uit het beleidsplan van de Hersteld Hervormde Gemeente Moerkapelle: ‘Het niet dragen van een hoofddeksel door een man, het wel dragen van een hoofddeksel door een vrouw is een zichtbare belijdenis waarmee de gelovigen in de samenkomst van de gemeente Gods belijden: Wij wensen van harte te leven uit het volbrachte werk van onze Heere Jezus Christus en wij belijden dat er een orde is die door God gewild is en onderschrijven die orde van harte: God is het Hoofd van alles; Hij is het Hoofd van Christus en Christus is het Hoofd van de man en de man is het hoofd van de vrouw. Het hoofd-zijn wil zeggen dat de leiding genomen wordt met het oog op het eeuwig heil. Het gaat hier niet om slaafse gehoorzaamheid, maar om liefdevolle leiding.’



Geraadpleegde literatuur:

• Dr. C.A. Tukker, Hoofd en hoofddeksel, Lezing gehouden te Urk (van de hand overgenomen door H. Bos).
• Ds. M. Baan, Waarom? Daarom! De hoofdbedekking van de vrouw, Nijkerk, Kerkbode december 2010.
• Johannes Calvijn, Commentaar op de eerste Korinthebrief.
• Ds. C. den Boer, 1 Korinthe II, serie Bijbelstudies over de brieven van Paulus, Kampen, 2000.
• John Murray, Head Coverings and Decorum in Worship, A Letter.
• Dr. R. Dean Anderson, 1 Korintiërs, Orde op zaken in een jonge stadskerk, Kampen, 2008.
• J. Ligon Duncan III, Christ’s Example – Head Covering; 1 Corinthians 11:2-16.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 2014

Kerkblad | 20 Pagina's

Hoofd en hoofdbedekking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juli 2014

Kerkblad | 20 Pagina's