Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Joden en christenen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Joden en christenen

Een verdiepend gesprek

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gedurende de kerkgeschiedenis zijn er tal van botsingen geweest tussen de kerk en het Joodse volk. De meeste zwarte bladzijden werden daarbij door christenen geschreven. Vooral vanaf de Tweede Wereldoorlog zijn in Europa en Amerika gesprekken tussen Joden en christenen op gang gekomen. In die traditie staat het in gepubliceerde vorm verschenen gesprek tussen Willem J. Ouweneel en Lody van de Kamp. Op hun gedachtewisseling waarbij een aantal zeer wezenlijke thema’s de revue passeren, volgt een nawoord van dr. Geert Cohen Stuart en rabbijn Avraham Soetendrop. Van belang is de constatering van Van de Kamp dat voor een Jood verdieping in het christelijke gedachtegoed vanuit het perspectief van eigen geloofs-overtuiging volstrekt overbodig is. Een christen daarentegen zal behoefte voelen of behoort in ieder geval de behoefte te voelen om zich te verdiepen in het Joodse volk en de geschiedenis van dit volk. Jezus werd immers als Jood geboren.

In het gesprek tussen Ouweneel en Van de Kamp blijkt dat ondanks het feit dat Joden en christenen de Wet en de Profeten (door Joden als Tenach aangeduid en door christenen als Oude Testament) gemeenschappelijk hebben, zij die volstrekt anders lezen. Joden lezen de Wet en de Profeten in onlosmakelijke samenhang met de zogenaamde mondelinge Wet of Tora. Christenen weten de Wet en de Profeten vervuld in Jezus Christus zoals betuigd wordt in de boeken van het Nieuwe Testament.

Voor de orthodoxe rabbijn Van de Kamp – en trouwens ook voor de liberale rabbijn – Soetendorp behoort een Jood die Jezus als de Messias erkent, niet meer tot het jodendom. Van de Kamp geeft aan dat dit vanaf de tweede eeuw na Christus geldt. Wellicht is dat iets te vroeg, maar dan nog blijft de zaak staan. Kennelijk vertoonde het jodendom van de Tweede Tempel een grotere variëteit dan het huidige jodendom en werd de gedachte van een god-delijke Messias niet als onjoods ervaren. Wat mij betreft was Ouweneel er dieper op ingegaan dan hij nu doet. Ouweneel legt er wel de vinger bij dat alle schrijvers van het Nieuwe Testament Joden waren met als uitzondering Lukas, maar dat was nog een proseliet.

In de uiteenzettingen en reacties van Ouweneel blijkt telkens weer dat hij het dispensatio-nalische standpunt aanhangt. Het grote bezwaar daartegen is dat wel de Heere Jezus als vervulling van de oudtestamentische profetieën wordt gezien, maar Zijn gemeente bestaande uit Joden en heidenen niet. Wanneer Ouweneel zegt dat Joden geen christenen behoeven te worden, staat dat in de context van een toch wat negatieve kijk op de kerk. Dan neemt hij te veel latere ontwikkelingen onbewust als uitgangspunt voor de definitie van de kerk. Een volgeling van Jezus wordt je door geloof in Hem als de Zoon van God en Zaligmaker en de doop in Zijn Naam. Als dat laatste wordt genoemd, ben je direct bij de kerk. De doop is het zegel van opname in de gemeente van Christus.

In zijn afwijzen van vervangingstheologie gaat Ouweneel voorbij aan het feit dat het Nieuwe Testament het ontstaan van de christelijke gemeente tekent binnen het kader van de profetieën over het herstel van Israël. Het verbond met Abraham zet zich voort in de christelijke kerk. Dat is geen vervangingstheologie maar uitbreidingstheologie. Wel is de kerk in zijn algemeenheid al te zeer vergeten dat het herstel van Israël zoals dat gestalte kreeg in de christelijke kerk pas voltooid zal zijn als de natuurlijke takken die uitgehouwen zijn (dat wil zeggen de Joden die Jezus niet als Messias belijden) ingeënt worden in de ene olijfboom. In die zin is er in tegenstelling tot wat Ouweneel stelt geen bezwaar tegen de uitdrukking dat er buiten de kerk geen zaligheid is. Wij mogen namelijk de Messias en Zijn lichaam nooit van elkaar losmaken.

Het gesprek tussen Ouweneel en Van de Kamp zou aan kracht hebben gewonnen, als Ouweneel de vraag naar de vervulbaarheid van de wet aan de orde had gesteld. In het gesprek tussen hem en Van de Kamp komt naar voren dat het rabbinale jodendom een geheel andere antropologie heeft dan de christelijke kerk. De leer van de erfzonde heeft binnen het rabbinale jodendom geen enkele plaats. In zijn reactie op de stellingen van Van de Kamp waarmee de gedachtewisseling opent, gaat Ouweneel daarop in en citeert hij oudtestamentische teksten die de leer van de erfzonde ondersteunen. Daarom is het dubbel jammer dat hij er niet op terugkomt als hij en Van de Kamp de betekenis van de Tora bespreken.

Het grote verschil tussen het rabbinale jodendom en de christelijke kerk is het feit dat de kerk belijdt dat de verlossing geheel van Gods kant komt. Menselijke medewerking aan de verlossing is geen voorwaarde. Daarin heeft zij het Oude Testament aan haar kant. In samenhang daarmee belijdt de kerk de noodzaak van verzoening. Juist daarom belijdt zij Jezus als de Messias, terwijl verzoening met God in het rabbinale jodendom niet de taak van de Messias is.

Merkwaardig vind ik dat Ouweneel Van de Kamp bijvalt in diens verwachting dat de Messias de herbouw van de derde tempel zal leiden. Immers als christenen verwachten wij een nieuw Jeruzalem als een stad zonder tempel, omdat het Lam Zelf haar tempel is. Om het neerdalen van die stad behoren wij dagelijks te bidden. Opvallend is ook dat Ouweneel nalaat de verzoenende betekenis van het werk van Jezus expliciet ter sprake te brengen. Dan had naar voren kunnen komen dat binnen het rabbinale jodendom de offerdienst niet essentieel is. Zij kan vervangen worden door gebeden en bekering. De christelijke kerk gaat van de onmisbaarheid van de offerdienst uit, zij het dat zij die vervuld weet in Jezus Christus.

Terugkomend op het gesprek tussen Ouweneel en Van de Kamp, dat wordt op waardige wijze gevoerd, maar laat tegelijkertijd zien dat de kloof tussen het rabbinale jodendom en de christelijke kerk onoverbrugbaar is. Een christen zal niet kunnen en mogen zeggen dat een Jood die Jezus als de Christus belijdt ophoudt Jood te zijn. Integendeel, zo’n Jood verstaat juist de Wet en de Profeten op de juiste wijze. Dan zijn we terug bij de situatie binnen het Joodse volk van de eerste eeuw na Christus. Ook toen gingen binnen het Joodse volk de wegen uiteen bij de beantwoording van de vragen: Wie is Jezus van Nazareth en hoe moeten wij Mozes en de Profeten verstaan?


Willem J. Ouweneel en Lody van de Kamp, Joden en christenen. Een verdiepend gesprek, Medema, Heerenveen 2013; ISBN 978-90-6353-666-4; Paberback. 165 pagina's, prijs € 12,50.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 2015

Kerkblad | 20 Pagina's

Joden en christenen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 januari 2015

Kerkblad | 20 Pagina's