Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De wereld in de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De wereld in de kerk

BIJBELSTUDIE OVER JAKOBUS 4:1-12

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook nu begint Jakobus een nieuw onderwerp met een vraag. Nu echter is de achtergrond hiervan niet zo fraai. Er is blijkbaar in de gemeente onderling of tussen de ene en de andere gemeente een voortdurende strijd gaande. Wat een contrast met het vers waarmee het vorige hoofdstuk eindigde! ‘Vanwaar’ verwijst naar de verkeerde bron waaruit de ‘krijgen en vechterijen’ voortkomen. Nou, de toestand is zeer ernstig en de apostel wil de ogen openen voor het verschrikkelijke en ongehoorde dat er in de gemeente des Heeren voorvalt. Reeds in het eerste vers noemt hij de vuile bron waaruit de onenigheid opwelt, namelijk de wellusten die in het innerlijk huizen en strijd voeren tegen de liefdegemeenschap waaraan de kerk in deze verdeelde wereld kenbaar hoort te zijn. Wellusten kunnen van alles zijn, bijvoorbeeld gemakzucht, jacht naar het aardse goed, een streven om boven de ander uit te komen, enzovoort. Dit is overduidelijk, dat het vanuit het dwaalzieke en verdorven hart voortkomt.

In vers 2 tekent Jakobus in korte zinnen de droevige toestand der gemeente. ‘Gij begeert’; fout dus, want zegt het gebod niet: Gij zult niet begeren? En het resultaat van het begeren? Wel: ‘gij hebt niet’; ook niet datgene waarnaar je zo verlangt en waarom de onderlinge strijd gevoerd wordt. Wat wel bereikt is, dat de onrust blijft en er in plaats van vrede gevochten wordt. Het Griekse woord dat met ‘benijden’ vertaald is betekent eigenlijk: moorden! Let wel: benijden en moorden liggen in elkaars verlengde, men vergelijke hierbij het ‘krijgen en vechterijen’ van vers 1. ‘Naar dingen’ staat in de Statenvertaling schuin gedrukt, wat betekent dat het in de oorspronkelijke taal niet staat maar ter verduidelijking is toegevoegd. Wanneer u vers 2 leest zonder de schuin gedrukte woorden wordt de aanklacht nog scherper, daar het innerlijk, het boze hart hierdoor wordt getekend. We leren hieruit hoe erg tweedracht is in de gemeente. Een praktisch voorbeeld voor ons is 1 mei 2004. Het slot van vers 2 wijst ons op de oorzaak van al die strijd en wel: gij bidt niet. Dit is het ergste, namelijk wanneer er zoveel strijd onderling is dat het gebed eronder lijdt, ja, er zelfs geen tijd meer voor is. Zo wordt het lichaam van het Hoofd gescheiden!

Vers 3 leert ons dat bidden niet altijd bidden is. Je kan bidden uit gewoonte, of voor de vorm, zelfs voor de heb, maar … is dat bidden, als je er zelf beter, rijker of machtiger door wil worden? In plaats van te bedelen om vermeerdering van het geloof, het verdorven verlangen voor Gods troon neerleggen om je wellusten te kunnen bevredigen? Voor de verklaring van het woord ‘wellusten’ zie bij vers 1. Scherp veroordeelt de apostel dit wanneer hij de leden der gemeente aanspreekt met ‘overspelers en overspeelsters’. Dát zijn jullie, want in de Heilige Schrift wordt immers vaak voor de verhouding God en de Kerk het beeld van het huwelijk gebruikt. Door de hang naar het aardse bedrijft de gemeente overspel omdat men van God en Zijn liefdegebod dan wegloopt om aan iets uit de wereld het hart te geven. Weet toch: De vriendschap der wereld betekent vijandschap tegen de Heere. Hij/zij die in twist en vijandschap met zijn naaste leeft, laat zich regeren door de overste dezer wereld, de satan. Daarom nog eenmaal een scherpe waarschuwing in het slot van vers 4. Legt u vooral de nadruk op het woordje ‘wil’.

In vers 5 volgt het Schriftbewijs. Nu doet zich een moeilijkheid voor, want nergens in de Bijbel vinden we dit aangehaalde woord. De Statenvertalers verwijzen naar Numeri 11:29 waar Mozes de verdediging die Jozua voor hem voert, afwijst, maar de beide Schriftplaatsen zijn toch te verschillend. De bedoeling is echter overduidelijk, namelijk om weer te geven wat David in Psalm 51 vers 12 zegt: ‘Schep mij een rein hart, o God; en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest.’ Degenen die door de apostolische vermaning al te zeer bedroefd, ja, ontroostbaar zijn en met zichzelf zijn vastgelopen worden in vers 6 op de Schrift teruggeworpen en wel op Gods genade en in de verzen die daarop volgen (vers 7 t/m 10) wordt aan hen die zich aan de vermaning onderwerpen en zich als ellendigen gedragen, de weg gewezen waarin zij weer met God en de naaste in een reine betrekking kunnen en zullen komen. Het gaat niet in eigen kracht: zich aan God onderwerpen, de duivel weerstaan, de handen en de harten reinigen, zich als ellendigen – dat is: alles kwijt te zijn – te gedragen en zich voor God te vernederen. Echter door de Geest zal het de boetvaardige geschonken worden op het gebed. En dezelfde Geest Die de hovaardigen wederstaat, verhoogt ook de nederigen.

Nog een laatste vermaning laat de apostel horen, waarin hij op een broederlijke toon het geheel samenvat door de wet, die hier vooral betekenis heeft in de samenvatting ervan, normatief te stellen en als leefregel der dankbaarheid aan te bevelen. Uiteindelijk is er maar Eén Die Zijn Kerk de wet gegeven heeft en die Ene zal naar die wet eenieder oordelen die zich niet als dader onder de wet, maar als oordeler boven de wet heeft geplaatst. Daarom: Wie zijt gij die een ander oordeelt?

Vragen:

1. Lees het slot van vers 2 en vers 3 en ook Mattheüs 7:7 en 8. Blijkbaar is er verschil tussen bidden en bidden. Kunt u zeggen welk?
2. In vers 4 gaat het over ‘een vriend van de wereld zijn’. Hoe word je van een vriend der wereld een burger in het Koninkrijk van God?
3. In vers 6 staat dat God de nederigen genade geeft. Dit wordt nader uitgewerkt in 1 Petrus 5:5b-9a. Lees dit gedeelte eens. Wat valt u hierin op?
4. In vers 9 wordt droefheid boven blijdschap verheven. Over welke droefheid en blijdschap gaat het hier? Is er ook een andere droefheid en blijdschap? Zo ja: welke?
5. Vers 5 veronderstelt dat wij ‘dader der wet’ moeten zijn. Maar … de wet is toch door Christus voor ons vervuld? Wat eist de wet dan nog van ons?

Stellendam, ds. C. Oorschot

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 2016

Kerkblad | 24 Pagina's

De wereld in de kerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 november 2016

Kerkblad | 24 Pagina's