Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat als het waar is? (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat als het waar is? (3)

(VERVOLG VAN KERKBLAD NR. 16)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bewijzen voor evolutie

Het geloof in macro-evolutie houdt in dat door kleine toevallige mutaties in de genetische code, gevolgd door overleving van de meest aangepaste soort (natuurlijke selectie) een eencellig organisme zich heeft ontwikkeld tot de ongelooflijke diversiteit aan plant- en diersoorten die we nu kennen. In dit proces is de mens uiteindelijk niet meer dan een veredeld dier. De basis voor de evolutiehypothese werd gelegd door Charles Robert Darwin, een Engelse natuuronderzoeker en bioloog. Darwin publiceerde zijn evolutietheorie in een boek uit 1859 getiteld On the Origin of Species. De basis daarvoor werd met name gelegd tijdens een reis met het schip de Beagle naar de Galapagoseilanden in de periode 1831-1836. Hij zag daar onder andere vinken met verschillende snavels, afhankelijk van het voedsel in hun omgeving. Op het ene eiland moesten ze insecten uit rotsspleten kunnen peuteren en daar zag hij vinken met een dunne snavel. Op het andere eiland moesten ze harde zaden kunnen kraken en daar zag hij vinken met een dikke snavel. Hij verklaarde dat uit de voortgaande ontwikkeling en aanpassing van oervogels aan hun omgeving en noemde dit een verrijking.

Darwin veronderstelt in zijn boek dat complexe wezens evolueren uit meer simplistische voorouders door aanpassingen van organismen aan hun omgeving. Zijn kernidee is daarbij dat individuen met nadelige eigenschappen in hun leefomgeving eerder sterven, terwijl beter aangepaste individuen blijven leven en meer nakomelingen kunnen krijgen, een proces dat bekend staat als ‘natuurlijke selectie’. Sinds de vermeerderde kennis van de erfelijkheid (genetica), die Darwin nog niet had, is de hypothese uitgebreid en spreekt men van neodarwinisme. Dat is darwinisme gecombineerd met de erfelijkheidsleer (genetica) van Gregor Mendel. De centrale opvatting binnen het neodarwinisme is dat bij willekeurige mutaties, die optreden in de genetische code van een organisme, de gunstige mutaties bewaard worden omdat ze helpen te overleven in de strijd om het bestaan in de natuur. Hoewel mutaties op zich doelloos zijn wordt daarbij toch een steeds grotere perfectie bereikt doordat de soort die het meest is aangepast aan de omgeving de strijd om het bestaan wint (survival of the fittest) en zo evolueert het leven. De soort ontwikkelt zich dan in de loop der tijd (evolutie) en het resultaat is na lange tijd een heel andere soort. In Wikipedia staat onder andere over Darwin: “Samen met de erfelijkheidsleer van Mendel vormt Darwins evolutietheorie tegenwoordig de basis van alle biologische kennis. Bij de argumentatie hiervoor baseert men zich op experimenten en waarnemingen die de hypothese zouden bevestigen. De vier belangrijkste argumenten hiervoor zijn:

1. Aanpassing van soorten aan de omgeving, ook wel ‘adaptatie’ genoemd, is een biologisch verschijnsel dat we kunnen waarnemen en dat ook experimenteel onderbouwd is.

2. De vergelijkende anatomie laat nauwe verwantschap zien in de lichaamsbouw van veel soorten; bovendien zijn er veel zogenaamde rudimentaire organen die geen functie hebben en kennelijk gedurende de evolutie verloren zijn gegaan.

3. Het DNA, de belangrijkste drager van erfelijke informatie, van veel diersoorten, en ook van apen en mensen komen sterk overeen.

4. Uit de opeenvolging van fossielen van steeds hogere levensvormen in lagen van afnemende ouderdom blijkt dat het leven op aarde zich heeft ontwikkeld van lagere naar hogere levensvormen.

Hier zijn de volgende tegenargumenten te geven:

Ad 1. Aanpassing van soorten is geen ontwikkeling van nieuwe soorten.

Dat soorten zich aanpassen klopt en dat is inderdaad middels vele waarnemingen en experimenten bevestigd. Een beroemd voorbeeld van natuurlijke selectie is de berkenspanner, ook wel bekend als de peper-en-zoutvlinder. Van deze oorspronkelijk witte, gespikkelde vlindersoort ontwikkelde zich in de loop van de 19e eeuw een donkere variant. Door de luchtvervuiling tijdens de industriële revolutie waren de berkenschorsen door het roet donker gekleurd en de donkere vlinders vielen daardoor minder op. Toen er strengere normen voor roetvervuiling van kracht werden in de jaren 1970, werden de boomschorsen weer lichter, en verspreidde de bleke variant zich weer meer. Uit experimenten met micro-organismen, zoals bacteriën of virussen, maar ook met vossen en knaagdieren is aangetoond dat er aanzienlijke aanpassingen kunnen optreden na verscheidene generaties. Dan gaat het om aanpassing van eigenschappen van planten en dieren (en mensen) aan de omgeving binnen een soort.

Die aanpassing wordt door wetenschappers die in de schepping geloven ook niet betwist. Een christen die in de schepping gelooft, ontkent allerminst aanpassing, ook wel adaptatie genoemd of micro-evolutie. De genetische rijkdom die God in de schepping heeft gelegd maakt aanpassing van soorten zeer wel mogelijk en verklaart ook dat uit het ene echtpaar Adam en Eva al de verschillende mensenrassen zijn ontstaan. Die waarneming is op zichzelf al een bewijs van aanpassing van soorten. Door evolutionisten wordt vaak gesteld dat duizenden empirische waarnemingen alleen vanuit evolutionair kader in een wetenschappelijk raamwerk geplaatst kunnen worden en niet vanuit andere kaders. Vrijwel alle biologen onderschrijven het adagium van de Russische bioloog Theodosius Dobzhansky: “Niets in de biologie heeft betekenis behalve in het licht van evolutie”. Maar dan gaat het altijd om aanpassingen binnen een soort en niet om het ontstaan van geheel nieuwe soorten. De adaptatie van een soort aan zijn milieu verklaart nog niet de ontwikkeling van hogere soorten uit lagere soorten (van eencellige tot mens). Dat is een hypothese waarvoor experimenteel geen enkel bewijs is.

Ad 2. De verwantschap in lichaamsbouw komt voor bij niet verwante soorten.

Een belangrijke wetenschappelijke tegenwerping tegen evolutie op basis van verwantschap in lichaamsbouw is dat veel soorten die op elkaar lijken, volgens de evolutietheorie zelf, niet uit elkaar geëvolueerd zijn. Je treft dus vergelijkbare functies aan bij verschillende niet-verwante diergroepen. Deze moeilijkheid wordt binnen de evolutietheorie wel onderkend en men ondervangt dit door zogenaamde ‘convergente evolutie’ aan te nemen. Dit houdt in dat dezelfde functies ontstaan doordat aanpassingen aan de leefomgeving en de omstandigheden overeenkomstig zijn. Maar dat is een hypothese zonder bewijs. Bovendien is het wel uiterst onwaarschijnlijk als je bedenkt dat mutaties willekeurig en ongericht zijn. Terecht wijst professor Van Bemmel er op dat het volstrekt onwaarschijnlijk is dat door het toeval (toevallige mutaties en selectie) identieke functionele organen, zoals het oog, ontstaan bij amfibieën, vissen, vogels en zoogdieren. Het feit dat je een naam geeft aan observaties is nog geen echte verklaring ervoor. Daarbij dient bedacht te worden dat wie God als schepper uitsluit wel op dergelijke hypotheses moet komen. Omgekeerd geldt dat wie in God gelooft het niet verbaast dat Hij een vergelijkbaar bouwplan heeft gebruikt bij onderscheiden soorten.

(Wordt vervolgd)

Wageningen, prof. dr. ir. Wim de Vries


Naar aanleiding van Gijsbert van den Brink, En de aarde bracht voort. Christelijk geloof en evolutie.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 2018

Kerkblad | 24 Pagina's

Wat als het waar is? (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 2018

Kerkblad | 24 Pagina's