Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

John Owen over inwonende zonde (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

John Owen over inwonende zonde (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het lezen van John Owens werken is ontdekkend. In een artikel (God’s Chemo for my Cancered Soul) vertelt James I. Packer wat het lezen van het werk over de inwonende zonde met hem deed: “Owen laat mij mijn binnenkant zien - mijn hart - zoals niemand ooit gedaan heeft. Zonde, zo vertelt hij mij, is een redeloze, anti-goddelijke, egocentrische houding van het hart, dat voortdurend egoïstische en misleidende verlangens, ambities, doelen, plannen en gedragingen ontwikkelt. Ik ben een wedergeboren gelovige, een nieuwe schepping in Christus, maar de zonde die voorheen op de troon zat, is nog niet vernietigd. Het borrelt steeds in mij op, en brengt zondige verlangens in mij naar boven, waarvan ik gehoopt had dat ze verleden tijd waren. Bovendien strijden ze met de nieuwe, geheiligde verlangens. Een levenslang conflict met de zonde die in mij woont heb ik te verwachten.”

In dit en het volgende artikel volgt een korte schets van twee van Owens werken over de zonde. Het is niet meer dan een aanstippen van enkele zaken, maar het zou mooi zijn als Owens eigen werk ter hand wordt genomen. Van beide boeken is inmiddels een goede Nederlandse vertaling verschenen. Het boek over de inwonende zonde (The Nature, Power, Deceit, and Prevalency of Indwelling Sin (1667)) is een uitleg van Romeinen 7:21. Paulus spreekt hier als wedergeboren christen over de geestelijke strijd. Voor Owen is het geen vraag of een christen na zijn bekering nog moet strijden tegen de zonde. Ieder kind van God kent de strijd tussen vlees en Geest en bevindt zich daarom op het slagveld van de geestelijke strijd.

Owen benadrukt in dit boek de ware aard van de zonde. Hij onderscheidt tussen de heersende kracht en de aanwezigheid van de zonde. De heersende kracht van de zonde is weliswaar gebroken in het leven van een christen, maar de zonde is nog wel aanwezig. Owen ziet de inwonende zonde als een krachtige innerlijke werking, die constant aandringt en aanspoort tot zonde. Dat brengt hem tot de uitspraak: “Wie niet de kracht van de zonde ervaart in zijn leven, bevindt zich nog onder de macht van de zonde” (Owen, Works 6, 159). Het is een kooltje dat niet onderschat moet worden, anders zorgt het voor uitslaande branden (166).

Paulus noemt de inwonende zonde in Romeinen 7 “de wet(matigheid) der zonde”. Een wetmatigheid verander je niet, je kunt je er hoogstens met al je kracht tegen verzetten. Het is een eigenschap van vuur dat het brandt en alles vernietigt wat het tegenkomt. Zo is de zonde! Zij heeft de potentie in zich om alles te verwoesten. Die verwoestende kracht van de zonde kan op verschillende manier tot uitdrukking komen.

Op heel brute wijze. Owen gebruikt daarvoor het beeld van een rivier met stromend water. Het stromende water komt uit een bron, die langzaam maar zeker een rivier vormt met stromend water. Deze rivier is wel af te dammen, maar het water stroomt toch door. Vanwege de dam verzamelt het water zich erachter, en zorgt het daar voor een enorme druk. Het risico op doorbraak is levensgroot. Dit beeld zet Owen over op de geestelijke mens. De bron staat gelijk aan ons hart. Het is de bron van alle kwaad (vgl. Matth. 15:19). Uit het hart zijn de uitgangen des levens. Van daaruit probeert de zonde ons denken (mind), onze wil (will) en onze gevoelens (affections) te doordringen (170). De dam staat gelijk aan de godsdienstige plichten, zoals gebed en Schriftstudie. Zij vormen de middelen die door Gods genade gebruikt worden om de zonde te doden (in een volgend artikel meer hierover).

Op een geslepen wijze. Op meesterlijke wijze legt Owen de bedrieglijkheid van de zonde bloot. Owen analyseert: omdat zonde geboren is uit de leugen, is zij bedrieglijk van aard (vgl. Jak. 1:14-15). De zonde wil ons verstand verduisteren door de ernst van de zonde weg te nemen. Zoals een vijand het er alles aan gelegen is om zich niet te afschrikwekkend voor te doen, zo probeert de boze onze gedachten over de zonde vaag en zwak te houden. Hoe nodig is een leven bij een open Bijbel, waarbij gemediteerd wordt over het wezen van de zonde. Owen schrijft (met een verwijzing naar Jak. 1:5): als iemand wijsheid ontbreekt op dit terrein, laat hij ze van God begeren! Een andere list van de boze is dat hij ons gevoelsleven probeert te verstrikken. Door de aantrekkelijkheid van de gruwelijkheid van de zonde voor ogen te stellen, trappen we in zijn val. Het is met de zonde als een gouden haak, omgeven door aas. Als het verstand de scherpte van inzicht mist in de ware aard van die scherpe haak (nl. de zonde), wordt het gevoel opgewekt om toe te happen.

Als er een verduisterd of verminderd zicht op de zonde is, het gevoelsleven verstrikt is, heeft de wil weinig tot geen weerstand. Zo ging het bij Eva en zo gebeurt het nog. Toen het juiste begrip van de zonde verduisterd werd en de begeerlijkheid van de vrucht onderstreept werd, werd haar wil geneigd tot het kwade.

Liefde tot de drie-enige God drong Owen om zo uitvoerig en diepgaand over de ernst van de zonde te schrijven. Voor Owen is het schrijven over de zonde geen doel op zich. Het staat in het veel bredere kader van de gemeenschap met God door Christus in de kracht van de Geest. Juist de indringende schets van de rauwe werkelijkheid van de zonde doet verlangen naar diepgaande gemeenschap met Christus en een leven door de Geest. Dat was dan ook het hoofddoel van zijn schrijven en maakt de overstap naar de bespreking van het volgende werk over de kruisiging van de zonde inzichtelijk. Ik eindig met een zin uit het voorwoord op dát werk: “Het is de begeerte van mijn hart en mijn belangrijkste levensdoel op de plaats waar ik gesteld ben, om te staan naar een verdergaande kruisiging van de zonde en een opwas in de heiliging in mijn hart en leven en in dat van anderen, tot eer van God, zodat het Evangelie van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus in alles verheerlijkt wordt.”

Abbenbroek, ds. A.A.F. van de Weg

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 2018

Kerkblad | 24 Pagina's

John Owen over inwonende zonde (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 juni 2018

Kerkblad | 24 Pagina's