Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de volharding der heiligen (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de volharding der heiligen (1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

INLEIDING IN HOOFDSTUK III/IV VAN DE DORDTSE LEERREGELS IS GESPROKEN OVER DE WEDERGEBOORTE. MAAR DAAR IS NOG NIET ALLES OVER GEZEGD. WANT HOE WORDT DIT NU VERDER UITGEWERKT IN HET LEVEN VAN EEN KIND VAN GOD? ANDERS GEZEGD, WANNEER WIJ DOOR GELOOF IN DE HEERE JEZUS CHRISTUS GERECHTVAARDIGD ZIJN, IS DE HEILIGMAKING DAAR ONVERBREKELIJK MEE VERBONDEN.

Overblijfselen der inwonende zonden

In de Schrift wordt een onverbrekelijke verbinding gelegd tussen de zonden en de gevolgen of straf op de zonden, namelijk de dood. Maar hoe zit het dan met hen die wedergeboren zijn? Is er niet een groot gevaar dat zij uiteindelijk toch nog verloren gaan? In hoofdstuk V van de Dordtse Leerregels gaat het over dit vraagstuk. Daarin gaat het over, zoals dat genoemd wordt, “de volharding der heiligen”. In dit artikel willen we in het kort nadenken over de artikelen 1 tot en met 5 van dit hoofdstuk.

Ongetwijfeld is de grootste zaak die een mens in het leven ten deel kan vallen, dat hij mag weten dat door het geloof in de Heere Jezus Christus hem al zijn zonden vergeven zijn. Dit schept zowel een liefde tot, als een vreugde in zijn Zaligmaker. “Denwelken gij niet gezien hebt en nochtans liefhebt; in Denwelken gij nu, hoewel Hem niet ziende, maar gelovende, u verheugt met een onuitsprekelijke en heerlijke vreugde” (1 Petr. 1:8). Toch blijft er in het leven van Gods kinderen iets wat hun vreugde dagelijks overschaduwt. Dat zijn wat in de Leerregels genoemd wordt “de dagelijkse zonden der zwakheid” en “de overblijfselen der inwonende zonde”. Zowel de Schrift als de praktijk leren dat zij tot hun laatste snik zondaren blijven. Dit is helaas een zeer bittere realiteit. Het is een zeker feit dat de schuld die openstond volkomen is betaald voor Gods kinderen. De prijs waardoor zij zijn vrijgekocht en verlost is het offer van de Heere Jezus Christus. “In Welken wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden naar den rijkdom Zijner genade” (Ef. 1:7). Hun overtredingen zijn vergeven, hun zonden bedekt, de HEERE rekent hun ongerechtigheid niet (meer) toe (Ps. 32:1 en 2).

Tegelijk blijven de overblijfselen van hun inwonende zonden zich nog steeds krachtig roeren in hun vlees. Het vlees kan zich wel vroom voordoen, maar wordt nooit bekeerd. Een vurig verdediger van de leer dat de mens niet door de werken der wet, maar uit genade zalig wordt, is de apostel Paulus wel geweest. Hij schrijft: “En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing die in Christus Jezus is” (Rom. 3:24). Maar in dezelfde brief aan de Romeinen laat Paulus zien welk een moeite en worsteling hij heeft met zijn vlees. Enerzijds stelt hij dat de zonde hem de dood is geworden, anderzijds klaagt hij erover welk een macht de zonde nog is in zijn vlees. Paulus durft zelfs te zeggen dat híj de zonde niet meer doet. Hiermee bedoelt hij niet te zeggen dat hij nu een zondeloos mens is. De oorzaak dat hij doet hetgeen hij haat is de zonde die in hem woont. Ondanks zijn strijd om niet te zondigen en het goede te doen, moet hij toch tot de conclusie komen dat hij vleselijk is, verkocht onder de zonde. In zijn vlees woont geen greintje goed. Hij moet tot zijn diepe smart erkennen dat in hem, dat is in zijn vlees, geen goed woont. Hij voert een heftige strijd tussen het goede en het kwade. Dit doet hem de verzuchting slaken: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods”. Toch is hij niet moedeloos. Hij mag een goede hoop hebben dat hij de strijd uiteindelijk te boven zal komen, en hem de volkomen overwinning wacht. “Ik dank God door Jezus Christus, onzen Heere” (Rom. 7).

Verlost van de heerschappij en slavernij der zonde

Maar zover is het nog niet. Integendeel. Zeker, de Leerregels zeggen dat zij die de Heere door de Heilige Geest wederbaart, “die verlost Hij wel van de heerschappij en slavernij der zonde”. Paulus stelt vast: “Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levende zijt in Christus Jezus onze Heere” (Rom. 6:11). Deze vaststelling is enerzijds voor de gelovigen tot troost. Anderzijds is de zonde niet geheel weggedaan in hun hart en leven. De apostel roept de gelovigen daarom op om blijvend tegen de zonde te strijden. “Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam” (Rom. 6:12). Met andere woorden herhaalt Paulus deze vermaning, en werkt dit nog verder uit. “En stelt uw leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levend geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid” (Rom. 6:13). Dat betekent in de praktijk voor de gelovigen zoals de Leerregels zeggen “zich voor God te verootmoedigen, hun toevlucht tot den gekruisigden Christus te nemen, het vlees hoe langer hoe meer door den geest des gebeds en heilige oefeningen der godvruchtigheid te doden”.

Voor de beleving maken Gods kinderen zo weinig vordering in de heiligmaking. Vaak stellen zij zich de vraag: Zal ik ooit die vreselijke macht van de zonde kunnen weerstaan en overwinnen? Ja, zegt de apostel. Wanneer zij naar Gods wil tegen de zonde strijden hebben zij van God de belofte dat zij die strijd zullen winnen. Als reden daarvan zegt Paulus: “Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade” (Rom. 6:14).

Maar het moet wel duidelijk zijn dat deze strijd tegen de inwonende zonde, de aanvechtingen der wereld en van de satan niet in eigen kracht gestreden kan worden. Dat lukt nooit. Het is alleen Gods trouw die Gods kinderen ervoor bewaart dat zij van het geloof zullen afvallen. Betekent dit dat gelovigen nooit diep kunnen vallen? Dat er in hun leven ooit een moment komt dat zij enige zonde te boven zijn? De Leerregels zeggen dat zij zuchten naar het eindperk der volmaaktheid. Paulus gebruikt daarvoor het beeld van een loopbaan, en zegt dat hij naar de volmaaktheid jaagt (Filip. 3:12). Gods genade kan hen ervoor bewaren dat de zonde hen niet overwint. Maar, zeggen de Leerregels, zo worden nochtans de bekeerden niet altijd alzo van God geleid en bewogen, dat zij niet zouden kunnen afwijken, van de begeerlijkheden van het vlees zouden verleid worden. God vertoornen, de Heilige Geest bedroeven. Maar dit alles is niet aan God, maar aan hun eigen schuld toe te schrijven. Hoewel zij het geloof dat in hen gewerkt is niet verliezen, is het dan niet in beoefening, en verwonden zij hun geweten.

Barneveld, ds. N. van der Want

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 2018

Kerkblad | 24 Pagina's

Van de volharding der heiligen (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 oktober 2018

Kerkblad | 24 Pagina's