Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God is geheel anders!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God is geheel anders!

Augustinus over tijd en eeuwigheid.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Belijdenissen van de kerkvader Augustinus (354-430) is onder ons vooral bekend als het boek waarin Augustinus zijn eigen bekering heeft beschreven. Inderdaad lezen we in de eerste tien hoofdstukken van dit boek een indrukwekkende beschrijving van Augustinus’ geestelijke ommekeer. Maar: het boek heeft dertien hoofdstukken. Wat valt er in de laatste drie hoofdstukken te lezen? Augustinus geeft daar een moeilijke en diepzinnige verklaring van hoofdstuk 1 en 2 van Genesis. In dit artikel gaat het me om hoofdstuk 11. In dat hoofdstuk gaat Augustinus namelijk in op de vraag wat we ons voor moeten stellen bij het woordje ‘tijd’. In het eerste deel van dit artikel probeer ik op eenvoudige wijze Augustinus’ denken over tijd en eeuwigheid samen te vatten (wat bijna onbegonnen werk is bij zo’n filosofisch denker als Augustinus…), terwijl ik vervolgens inga op het nut van Augustinus’ gedachten voor ons.

Wij kunnen met dingen worstelen. We worstelen met moeiten in het leven. Soms ook met levensvragen. Zo kan ik me voorstellen dat u zich soms vertwijfeld afvraagt waar toch de tijd blijft. Augustinus gaat nog een stap dieper. Uit hoofdstuk 11 van zijn Belijdenissen blijkt dat deze kerkvader werkelijk heeft gezeten met de vraag wat tijd nu eigenlijk is! Hij vraagt zich af: wat betekent het nu dat God de hemel en de aarde gemaakt heeft (Gen. 1:1)? Leefde Mozes nog, zegt Augustinus, ik zou hem meteen vragen wat hij met die woorden bedoelde! Maar nu dat niet het geval is, vraag ik het aan God Zelf. Want hoe kan het – en nu komt er een ingewikkelde, maar voor Augustinus belangrijke vraag – dat God op een gegeven moment besloot om de hemel en de aarde te scheppen? Dat past toch niet bij een eeuwig Wezen? Een eeuwige God is toch onveranderlijk? Dan kan het toch niet zo zijn dat Hij eerst geen hemel en aarde wilde scheppen en dat op zekere dag wel wilde?

Voor u naar het volgende artikel bladert, omdat u toch niet met deze vraag zit: laten we beseffen dat Augustinus deze vraag stelt tegen de achtergrond van zijn tijd en biografie, zoals ook wij vragen stellen vanuit ons levensklimaat. Vóór zijn bekering is Augustinus bijna tien jaar aangesloten geweest bij de sekte van de manicheeërs. Hij kende het denken van deze mensen – die geloofden in een filosofie met christelijke elementen – dus van binnenuit. Volgens Augustinus wierpen zij bovengenoemde vraag op: hoe kan het dat de eeuwige God eerst hemel en aarde niet wilde scheppen, terwijl Hij dat op een zeker moment wel wilde? Augustinus’ antwoord op deze vraag is ondubbelzinnig: voordat God hemel en aarde maakte was er helemaal geen tijd! God heeft met de wereld ook de tijd geschapen. Ik kan het niet laten hier een prachtig citaat te geven: ‘Alle tijden zijn door u gemaakt en vóór alle tijden zijt gij, en er is nooit een tijd geweest dat er geen tijd was’ (XIII, 16). De eeuwige God overstijgt ons denken in tijd! Augustinus verwijst daarbij naar Psalm 102:28: ‘Maar Gij zijt Dezelfde, en Uw jaren zullen niet geëindigd worden’ en naar 2 Petrus 3:8: ‘één dag [is] bij den Heere (…) als duizend jaren, en duizend jaren als één dag’. Daaruit blijkt: de eeuwige God staat boven de tijd. Hij is niet van de tijd, maar van de eeuwigheid.

Maar wat is ‘tijd’ eigenlijk, vraagt Augustinus zich vervolgens af. In een diepzinnige bespreking van die vraag laat hij zien dat ze niet eenvoudig te beantwoorden is… ‘Wanneer maar niemand het me vraagt, weet ik het; wil ik het echter uitleggen aan iemand die het vraagt, dan weet ik het niet’ (XIV, 17). We begrijpen allemaal wat we bedoelen als we zeggen dat iets korte of lange tijd heeft geduurd of – toegepast op onze drukke tijden – als we elkaar weer eens melden dat we geen tijd hebben. Maar wat is ‘tijd’ nu eigenlijk? Als u het goed vindt, deel ik meteen maar Augustinus’ antwoord. Want hij heeft toch iets van een antwoord op de vraag geformuleerd. Hij zegt: als het gaat over tijd denken we erg vanuit de drieslag verleden (wat gebeurd is), heden (wat nu gebeurt) en toekomst (wat zal gebeuren). Echter, iets wat gebeurd is, is er nu niet. Iets wat zal gaan gebeuren, is er nog niet. Daarom bestaan verleden en toekomst ten diepste niet. Wat wel bestaat, is de tegenwoordige herinnering van het verleden, de tegenwoordige aanschouwing van het heden, en de tegenwoordige verwachting van de toekomst. Ten diepste geldt volgens Augustinus dat de tijd in ons denken zit. ‘In u, mijn geest, meet ik de tijden’ (XXVII, 36).

Nu vraagt u zich wellicht af: wat hebben deze bespiegelingen van Augustinus mij te zeggen? Ik wil vier dingen noemen. Ten eerste, Augustinus helpt ons om diepe vragen te leren stellen. We leven in de tijd. We leven van nieuwjaarsmorgen tot oudjaarsavond. Maar als we niet oppassen, leven we voorbij aan diepe vragen als: wat is de tijd? Waar komen we vandaan? Waar gaan we heen? Augustinus worstelde met deze vragen. Dat hoeven we niet te kopiëren – Augustinus was zoals gezegd ook een kind van zijn tijd – maar we kunnen er wel van leren. Al was het maar omdat het stellen van deze vraag ons scherper doet zien wat het verschil is tussen tijd en eeuwigheid.

Dat brengt ons bij het tweede nut van Augustinus’ denken over tijd en eeuwigheid. Augustinus heeft scherp duidelijk gemaakt dat tijd een eeuwigheid, schepsel en Schepper totaal verschillend zijn. God is eeuwig, wij zijn mensen van de tijd. Wij kunnen niet anders dan denken in categorieën van de tijd. Inderdaad, de tijd zit in ons hoofd. We zijn maar aan het meten en rekenen. God is zo niet. Hij is eeuwig. Hij overstijgt de tijd. Hij is eeuwig Dezelfde, de Onveranderlijke. Wat een ontzagwekkend verschil tussen God, onze Schepper, en ons! Dat mag ons duizelen. Om vervolgens ook te beseffen dat het feit dat God eeuwig is en niet tot de tijd behoort, Zijn volkomen betrouwbaarheid onderstreept. Je kunt op Hem aan, deze eeuwige God.

Augustinus’ benadering kan ons – ten derde – ook helpen in ons denken over predestinatie. We kunnen vastlopen met vragen rondom de verkiezing. Als God alles van tevoren bepaald heeft, heeft mijn bidden dan nog wel zin? Als God vroeger al heeft vastgesteld hoe mijn leven zal verlopen, wat zou mijn geworstel om dat ene vreselijke (vult u zelf maar in) tegen te gaan dan uithalen? Moet ik het maar niet gewoon laten gebeuren? Anders gevraagd: moet ik God maar niet Zijn gang laten gaan? In al die vragen zegt Augustinus tegen ons: denk niet over God alsof Hij geen eeuwige God is. Trek Hem niet in de tijd. Bij God is geen vroeger en later. Je kunt niet zeggen dat God vroeger (!) heeft vastgesteld hoe mijn leven zal verlopen. God is eeuwig. Nee, daarmee zijn niet alle vragen rondom voorzienigheid en verkiezing opgelost. In Efeze 1:4 lezen we bijvoorbeeld: ‘Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld’ (cursivering TB). Dat lijkt iets van tijd in de eeuwigheid aan te duiden. Het gaat er ons nu echter om dat we leren van Augustinus en beseffen dat de eeuwige God even dichtbij is op ieder moment in de tijd.

Ten slotte mag het ons tot een troost zijn dat God ons in wisselende tijden tot een God is. Terwijl we nadenken over vroeger en plannen maken voor de toekomst (in Augustinus’ filosofische taal: ‘terwijl mijn leven uitgestrektheid naar twee kanten is’) gaat het erom met deze reus in Gods koninkrijk te weten dat ‘uw rechterhand mij [heeft] opgenomen; zij heeft dat gedaan door mijn Heer, de Mensenzoon, de middelaar tussen u (…) en ons’ (XXIX, 39). Als dat zo is, vergeten we wat achter is en strekken we ons reikhalzend uit naar wat voor is (Fil. 3:14). Om te zijn in de eeuwige heerlijkheid, die niet komt en niet voorbijgaat, omdat ze eeuwig is.

Katwijk aan Zee, kand. T.A. Bakker

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 2018

Kerkblad | 24 Pagina's

God is geheel anders!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 december 2018

Kerkblad | 24 Pagina's