Pastorale vragen rondom belijdenis doen (3)
De aannemingsavond
IN HET VORIGE ARTIKEL OVER PASTORALE VRAGEN RONDOM BELIJDENIS DOEN, HEBBEN WE GEZIEN DAT BELIJDENIS DOEN VAN DE WAARHEID GELOOF VEREIST. BELIJDENIS DOEN VRAAGT EROM DAT JE ‘VAN HARTE’, DAT WIL ZEGGEN: GELOVIG, INSTEMT MET DE WAARHEID. GODS GENADE IS HIERVOOR ONMISBAAR. DAN ALLEEN WORDT GELOOFSBELIJDENIS AFLEGGEN EEN BELIJDEN MET DE MOND VAN DAT WAT MEN GELOOFT IN HET HART. OM BELIJDENIS TE KUNNEN DOEN IS NIET EEN GROOT EN ONAANGEVOCHTEN GELOOF NOODZAKELIJK, MAAR WEL EEN WAAR GELOOF, AL IS HET ZO KLEIN ALS EEN MOSTERDZAADJE. DEZE KEER GAAN WE IN OP DE VRAAG WAT NU EIGENLIJK EEN AANNEMINGSAVOND IS.
Gesprekken en brief
In de periode waarin de belijdeniscatechisatie wordt gevolgd, probeer ik zelf twee keer een persoonlijk gesprek met iedere belijdeniscatechisant te hebben. In het gesprek rond kerst vraag ik hoe men de catechisatie ervaart en wat men al geleerd heeft. Ook komt aan de orde of er vragen leven rondom het belijdenis doen en hoe men staat tegenover de Heere. Tijdens zo’n gesprek kunnen ook eventuele zorgen genoemd worden over de manier van leven van de belijdeniscatechisant. Voor de betrokkenheid vanuit de kerkenraad is het goed dat ook een (wijk)ouderling een gesprek heeft met de belijdeniscatechisant. Het tweede gesprek met de predikant vindt enkele weken voor de aannemingsavond plaats.
Voor dit gesprek laat ik iedere belijdeniscatechisant een brief schrijven waarin ze de volgende vragen moeten beantwoorden:
• Waarom wil je belijdenis van het geloof doen?
• Wat betekent belijdenis doen voor jou?
• Welke dingen zijn er de afgelopen periode in je leven veranderd, of anders gezegd: Hoe kunnen anderen aan je zien dat je je ja-woord in praktijk wilt brengen?
• Wat betekent het Heilig Avondmaal voor jou?
• Wat vind je moeilijk bij het belijdenis doen?
Deze brief vormt de leidraad bij het tweede gesprek. De belijdeniscatechisanten hebben dan over deze vragen nagedacht. Er zitten brieven bij waar je stil en dankbaar van wordt!
Aannemingsavond
Daarna volgt de aannemingsavond waar de meeste belijdeniscatechisanten behoorlijk tegenop zien. Het is de avond tussen de laatste les van de belijdeniscatechisatie en de belijdenisdienst. De hele kerkenraad of een delegatie ervan is hierbij aanwezig. Daarom heet deze avond in andere kerkverbanden ook wel het ‘komen voor de kerkenraad’. Dit gebruik is al heel oud. Aanvankelijk werden degenen die belijdenis wilden doen in het openbaar ondervraagd naar hun kennis van de geloofsleer. De Artikelen van het Convent van Wezel uit 1568 spreken van een ‘voor de volle gemeente onderzoeken’ van de ‘jongelingen die in de Catechismus uitgeleerd zijn.’ Het is begrijpelijk dat zo’n ondervraging in het bijzijn van de hele gemeente nogal wat mensen ervan terughield om belijdenis te doen. Stel je voor dat je voor het front van de hele gemeente ondervraagd zou worden! Al spoedig ontstond daarom de gewoonte dat het onderzoek plaatsvond voor de kerkenraad of voor een commissie van de kerkenraad als vertegenwoordiging van de gemeente, terwijl de belijdenis zelf in het openbaar plaatsvond met een eenvoudig ja-woord. Het onderzoek door de kerkenraad op de aannemingsavond is niet een soort examen waarvoor je kunt slagen of zakken. De predikant weet immers wel hoe de belijdeniscatechisanten tijdens de lessen hebben meegedaan en hoe deze thuis de lesstof hebben verwerkt. Hij leidt ook het gesprek waarin wordt onderzocht of er kennis is van de leer en wat dit voor het leven betekent. Dan luisteren de kerkenraadsleden aandachtig naar wat iedere catechisant van de geloofsleer weet. Tijdens dit gesprek wordt natuurlijk rekening gehouden met de verschillende niveaus van de catechisanten. Voor sommige jongeren kan zelfs het beantwoorden van een eenvoudige vraag al heel moeilijk zijn. Niet alle catechisanten hebben een even groot opsluitingsvermogen. Het stemt tot dankbaarheid als tijdens het onderzoek blijkt hoe iedere belijdeniscatechisant met de talenten die hem of haar geschonken zijn, heeft gewoekerd. De kerkenraad mag ook zelf vragen stellen aan de catechisanten over leer of leven. In sommige gemeenten wordt er in groepjes met de kerkenraadsleden verder gepraat.
Leer en leven
Een kerkenraad heeft niet alleen toe te zien op de leer, maar ook het op het leven van de (aanstaande) leden van de gemeente. Stel je voor dat je de hele geloofsleer uit je hoofd kent en je leven staat er haaks op. Dat kan niet. Daar gaat ook niets van uit in de gemeente en dat is bovenal niet tot Gods eer. Leer en leven zijn nauw met elkaar verbonden en moeten beiden in overeenstemming zijn met Gods Woord. Anders kun je geen belijdenis doen en daarmee toegang krijgen tot het Heilig Avondmaal. Het onderzoek door de kerkenraad gaat over leer en leven, over de buitenkant, niet over het hart van de belijdeniscatechisanten, over de binnenkant, hoewel daar wel naar gevraagd mag worden. Al sinds de dagen van de Vroege Kerk wordt de stelregel gehanteerd: Over het innerlijk oordeelt de kerk niet. De kerkenraad kan alleen afgaan op wat de mond belijdt en heeft daarbij aan te dringen op de persoonlijke doorleving van de dingen die op de belijdeniscatechisatie geleerd en besproken zijn.
Wij hoeven geen oordeel over het hart uit te spreken. Daarover moeten we, samen met onze Dordtse vaderen, maar heel voorzichtig zijn. In hoofdstuk 3 en 4, artikel 15 van de Dordtse Leerregels lezen we: ‘Voorts, van diegenen die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren, moet men naar het voorbeeld der apostelen het beste oordelen en spreken; want het binnenste des harten is ons onbekend’. Wij zien aan wat voor ogen is, maar de Heere ziet het hart aan. God is de grote hartenkenner, Die precies weet hoe het met een ieders hart gesteld is. Wij kunnen ons zo gemakkelijk vergissen. Wie had kunnen denken dat Judas, die uiterlijk zijn geloof beleed en onder de discipelen van de Heere Jezus drie jaar te vinden was, toch geen ware volgeling was? Als de buitenkant keurig in orde is, hoeft dat nog niet te gelden van de binnenkant. Bij de Schriftgeleerden en Farizeeën in Mattheüs 23 ziet de Heere Jezus scherp op de binnenkant als Hij zegt: ‘Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeeën, gij geveinsden, want gij zijt de witgepleisterde graven gelijk, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen zijn zij vol doodsbeenderen en alle onreinheid’ (vers 27).
Een kerkenraad heeft dus alleen de taak om leer en leven te toetsen aan het Woord en de gereformeerde belijdenisgeschriften. Het onderzoek van het hart is een zaak van God. En voor Hem kan het nooit genoeg zijn als een mens met zijn lippen de geloofsleer beaamt, terwijl zijn hart zich verre van Hem houdt. Ook in de ogenblikken dat je openbare belijdenis van het geloof aflegt, ziet de Heere je hart aan. Dan kun je nooit voor Hem bestaan zonder het oprecht geloof dat met Christus verenigt. Dat moet je telkens brengen tot het gebed met David in Psalm 139: ‘Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg’ (vers 23-24). Aan het eind van de aannemingsavond wordt men aangenomen als belijdend lidmaat en toegelaten tot het afleggen van belijdenis des geloofs in het openbaar.
Oud-Beijerland, ds. J. Joppe
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 februari 2019
Kerkblad | 24 Pagina's