Wolfgang Musculus (1497–1563)
MUSCULUS IS THANS EEN VRIJWEL ONBEKEND PERSOON, MAAR TIJDENS ZIJN LEVEN WAS HIJ EEN GEZAGHEBBEND REFORMATOR, THEOLOOG EN BIJBELVERKLAARDER. DE EENHEID VAN HET PROTESTANTISME LAG HEM NA AAN HET HART. OOK VOOR MIJ WAS HIJ AANVANKELIJK EEN ONBEKENDE. VOOR HET EERST KWAM IK HEM TEGEN IN HET BOEK
Musculus werd geboren als Wolfgang Müslin op 8 september 1497 in Dieuze, een dorp in Elzas-Lotharingen, dat toen nog deel uitmaakte van het Duitse Rijk. Zijn achternaam Müslin betekent muisje. Dit vertaalde hij in het Latijn als Musculus. Zijn geboortedorp Dieuze vertaalde hij in het Latijn als Dusanus. Dus zijn officiële naam werd Wolfgang Musculus Dusanus.
Zijn ouders waren eenvoudige mensen. Op jonge leeftijd bleek Musculus al hoogbegaafd te zijn. Zijn ouders vonden het goed dat hij ging studeren, maar hij moest zelf in zijn onderhoud voorzien door te zingen en aan de deuren te bedelen. Zijn financiële zorgen werden verlicht toen een rijke weduwe hem in huis nam en voor hem zorgde. Na de Latijnse school ging Musculus muziek studeren. Toen hij 15 jaar oud was ging hij terug naar zijn ouderlijk huis en onderweg bezocht hij een tante die in Lixheim woonde. Die tante woonde vlak bij een Benedictijnerklooster. Zijn tante nam hem ‘s avonds mee naar het klooster om de godsdienstoefening aldaar bij te wonen. Toen het kloosterkoor optrad zong Musculus mee. Het viel de abt van het klooster op hoe mooi Musculus kon zingen en hij vroeg hem of hij niet in het klooster wilde blijven. De abt zou zorgen voor kleding en voedsel en hij kon dan kosteloos studeren. Musculus was enthousiast, maar stelde dat zijn ouders daarin wel moesten toestemmen. Zijn ouders gingen akkoord.
Musculus bleef 15 jaar in het klooster, namelijk van 1512 tot 1527. In 1517 – Musculus was toen 20 jaar oud – begon hij op advies van een oude monnik niet alleen theologie te studeren, maar vooral de Bijbel. Als hij een goede prediker wilde worden moest hij een goede kennis van de Bijbel bezitten. Musculus volgde dit advies op, studeerde ijverig in de Bijbel en leerde belangrijke passages uit het hoofd. Toen bleek dat hij veel Bijbelkennis bezat kreeg hij de bevoegdheid om te prediken. In eerste instantie was dit beperkt tot de plaatselijke kerk. De mensen waardeerden zijn preken en hij kreeg uitnodigingen om ook in andere plaatsen te prediken.
Een vriend van Musculus attendeerde hem op de boeken van Luther. Musculus las deze boeken dag en nacht en liet zich door Luther overtuigen. Hij begon er met zijn collega-monniken over te praten. Hij vond het niet juist dat Luther van ketterij werd beschuldigd. Het was mogelijk dat Luther op bepaalde terreinen dwaalde, maar dan was hij in de ogen van Musculus nog geen ketter. Hij sprak hierover niet alleen met andere monniken, maar hij behandelde dit ook in zijn preken in de diverse dorpskerken. Musculus kreeg al snel de bijnaam ‘de Lutherse monnik’. Door zijn preken kwamen vele hoorders, waaronder ook edellieden en collega-monniken tot het ware geloof. Maar als God werkt probeert de duivel dit te verwoesten. Zo ook hier. Oudere monniken uit het klooster bestraften hem en klaagden hem aan bij de bisschop van Metz en Straatsburg. Toen de tegenstand te groot werd besloot Musculus in 1527 – hij was toen 30 jaar oud – het klooster te ontvluchten. Samen met Margaretha Barth – een nicht van de prior van het klooster, met wie hij later zou trouwen – vluchtte hij naar Straatsburg.
In Straatsburg werd Musculus de persoonlijke secretaris van Martin Bucer, de reformator van Straatsburg. Hij kreeg ook een predikantsplaats toegewezen in Dorlitzheim, een dorp in de buurt van Straatsburg. In 1528 werd Musculus assistent van Mattheüs Zell, de predikant van de Münster te Straatsburg. In die tijd volgde hij colleges bij Martin Bucer en Wolfgang Capito. Hij leerde er ook de Hebreeuwse taal. Hij maakte daarin zoveel vorderingen dat hij een Hebreeuws woordenboek schreef en de meest duistere verklaringen van joodse rabbijnen kon uitleggen.
In 1531 kreeg Musculus een beroep naar Augsburg. Deze stad was toen in verwarring en kon niet kiezen tussen luthersen, zwinglianen, rooms-katholieken en wederdopers. Het stadsbestuur van Augsburg was niet bereid om de Augsburgse Confessie – de geloofsbelijdenis van luthersen – te aanvaarden en had in 1530 de lutherse predikanten ontslagen. Zij deed een beroep op Bucer in Straatsburg om predikanten te zenden. Bucer beval Musculus aan, die pas na veel moeite kon worden overgehaald om dit beroep te aanvaarden. De stad Augsburg wilde niet kiezen tussen Luther en Zwingli, maar zocht een soort tussenweg. Musculus was oecumenisch ingesteld en kon hierin meegaan, al neigde hij meer naar Zwingli dan naar Luther bij de Avondmaalsopvatting. Toen de stad Augsburg zich om politieke redenen in 1536 alsnog wilde aansluiten bij de lutherse vorsten moest zij de Augsburgse Confessie uiteindelijk toch aanvaarden. Musculus ging in 1531 als eerste de strijd aan met wederdopers. Deze hadden oproer verwekt. Hun leiders waren gearresteerd. Musculus bond de strijd aan met geestelijke wapens. Hij kon vele wederdopers overtuigen zodat zij in het openbaar berouw beleden en zich bij de evangelische kerk aansloten. Daarna bond Musculus de strijd aan met de rooms-katholieken. In aanwezigheid van het stadsbestuur van Augsburg weerlegde hij in 1537 de roomse dwalingen met zoveel krachtige en overtuigende argumenten dat het stadsbestuur besloot om de rooms-katholieken uit de stad te verbannen. Musculus kreeg de hoofdkerk van Augsburg als predikantsplaats toegewezen. Hij mocht in Augsburg in totaal 17 jaar arbeiden van 1531 tot 1548.
In 1548 behaalde keizer Karel V een grote overwinning op het leger van de lutherse vorsten. De keizer maakte van deze overwinning gebruik om de godsdiensttwisten tussen de luthersen en de rooms-katholieken te beëindigen door het opleggen van een dictaat – het zogenaamde Interim – dat min of meer een terugkeer naar de rooms-katholieke leer inhield. Slechts op ondergeschikte punten werd een concessie aan de luthersen gedaan, zoals het huwelijk voor priesters. Dit was een voorlopige voorziening in afwachting van de resultaten van het inmiddels begonnen Concilie van Trente. Ondanks protesten van Musculus aanvaardde het stadsbestuur van Augsburg het Interim. Musculus besloot om in 1548 te vluchten naar Zwitserland. In Zürich werd hij vriendelijk ontvangen door Heinrich Bullinger. Vanwege zijn lange periode in Augsburg werd hij door de Zwitsers verdacht een crypto-Lutheraan te zijn. Musculus stelde daarom in 1549 een verklaring op waarin hij expliciet verklaarde dat Christus niet lichamelijk aanwezig is in het brood en de wijn bij het Avondmaal. Hoewel Christus niet lichamelijk wordt gegeten wordt hij volgens Musculus wel sacramenteel en geestelijk gegeten. Het sacramentele eten is een symbolische actie en wordt door alle deelnemers aan het Avondmaal gedaan. Het geestelijk eten wordt alleen door de gelovigen gedaan wanneer zij een levend geloof in het verlossend werk van Christus hebben. Deze verklaring stelde het stadsbestuur van Bern gerust en zij benoemde hem tot hoogleraar theologie. In Bern heeft hij 14 jaar gearbeid tot zijn dood in 1563.
Musculus heeft veel boeken geschreven. Naast de al genoemde dogmatiek schreef hij ook commentaren op de Bijbelboeken Genesis, Psalmen en op de Evangeliën en de Brieven van Paulus. Verder heeft hij veel werken van kerkvaders vertaald vanuit het Grieks, onder andere van Chrysostomus, Basilius en Athanasius. Hij heeft ook boeken geschreven over de kerkgeschiedenis, met name van de Vroege Kerk.
Katwijk aan den Rijn, C.L. Freeke
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 februari 2019
Kerkblad | 24 Pagina's