Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gebed na de predicatie (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gebed na de predicatie (1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

IN DRIE ARTIKELEN STAAN WE NU STIL BIJ EEN ANDER FORMULIERGEBED: HET GEBED NA DE PREDICATIE. OOK UIT DIT GEBED ONTVANGEN WE VEEL GEBEDSONDERWIJS. HET IS EEN GEBED ‘VOOR ALLEN NOOD DER CHRISTENHEID OM GEBRUIKT TE WORDEN OP DEN RUSTDAG NA DE EERSTE PREDICATIE’. DE ZAKEN WAARVOOR ER IN DIT GEBED GEBEDEN WORDT OMVATTEN EEN HEEL BREED SPECTRUM. DAT PLAATST ONS TELKENS VOOR DE SPIEGEL: WELKE PLAATS HEBBEN DEZE ZAKEN IN MIJN GEBEDEN? EN HET WIJST ONS TEGELIJKERTIJD DE WEG VAN GODS WOORD. OM NIET ALLEEN TE BIDDEN VOOR MIJZELF, VOOR MIJN GEZIN, VOOR MIJN GEMEENTE; MAAR VOOR HET GEHEEL VAN GODS KONINKRIJK IN DEZE WERELD. OPDAT GODS GROTE NAAM VERHEERLIJKT ZAL WORDEN, OM JEZUS’ WIL.

Almachtige, barmhartige God’. Met deze aanspraak wordt God aangeroepen in dit gebed. Het is een pleidooi op Zijn almacht en barmhartigheid. Zijn almacht leert ons dat God ons alles geven kán waar we om bidden. Zijn barmhartigheid leert ons dat Hij ons alles geven wíl wat Hij beloofd heeft, en ons datgene onthoudt wat niet goed voor ons is. Zó is deze almachtige en barmhartige God werkelijk de grote Hoorder van het gebed.

Na de aanspraak van dit gebed blijkt dat deze bidder beseft wie hij is, én tegen Wie hij spreekt in dit gebed. Een onheilige zondaar tegenover de heilige God. Wie dat ziet bij het licht van Gods Geest zal zich mét deze bidder van harte verootmoedigen voor Zijn majesteit: ‘wij bekennen bij onszelven, en belijden voor U, gelijk het de waarheid is, dat wij niet waardig zijn onze ogen op te slaan ten hemel, en ons gebed voor U te brengen, indien Gij aanzien wilt onze verdiensten en waardigheid. Want onze conscienties beschuldigen ons, en onze zonden geven getuigenis tegen ons. Wij weten ook dat Gij een rechtvaardig Rechter zijt, straffende de zonden dergenen die Uw geboden overtreden.’ Hier klinken de diepe tonen van verootmoediging, zoals we die ook horen in Psalm 130:3. ‘Zo gij, HEERE, de ongerechtigheden gadeslaat, Heere, wie zal bestaan?’ Maar ze worden, evenals in Psalm 130, daarna gevolgd door de hoge jubel over Gods vrije genade in de Heere Jezus Christus. ‘Maar, o Heere, naardien Gij ons bevolen hebt, U in allen nood aan te roepen, en uit Uw onuitsprekelijke barmhartigheid beloofd hebt, onze gebeden te verhoren, niet vanwege onze verdiensten, die gene zijn, maar om de verdiensten van onzen Heere Jezus Christus, Welken Gij ons tot een Middelaar en Voorspreker voorgesteld hebt; zo verzaken wij alle andere hulp, en hebben onze toevlucht alleen tot Uw barmhartigheid.’ Het is een echo van Psalm 130:4: ‘Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt’. Zó wordt de almachtige en barmhartige God aangeroepen in dit gebed: ootmoedig én vrijmoedig. En juist daaruit blijkt dat Hij wordt aangeroepen in het geloof. Want het oprecht geloof omhelst immers het hele Woord van God. Het beeft voor Gods wet, en het buigt voor Gods oordeel; maar het klemt zich vooral vertrouwend vast aan Gods genadige beloften. Het leert af te zien van alle (on)waardigheid in onszelf, om verwachtend op te zien tot de Heere Jezus Christus. In Wie al Gods beloften ja en amen zijn.

‘Eerstelijk, o Heere, wij belijden dat Gij ons zoveel weldaden bewezen hebt, dat het ons onmogelijk is die te bedenken, veel minder uit te spreken; en inzonderheid dat Gij ons gevoerd hebt tot het licht Uwer waarheid, en tot de kennis van Uw heilig Evangelie.’ Met deze woorden belijdt de bidder Gods grondeloze goedheid, die Hij op talloze wijzen bewezen heeft. Wie van ons heeft geen redenen te over om dat met deze bidder te belijden aan de Heere? Wat een weldaden zijn het, wanneer we gezond mogen zijn. Wanneer we dagelijks eten en drinken ontvangen. Wanneer we kleding en onderdak ontvangen. En tel uw zegeningen maar verder. Om dan met deze bidder ook tot de conclusie te komen dat het ons onmogelijk is om ze allemaal op te noemen. Zó groot is Gods onverdiende goedheid! Maar de allergrootste weldaad die deze bidder belijdt, is de belijdenis van Gods genade. Hij weet zich door Gods Geest uit de leugen van de zonde geleid tot de waarheid van het Evangelie van Christus. Kunt u dat met hem belijden in uw gebeden?

Zo niet, dan hebt u teméér reden om deze God aan te roepen in uw gebed. Om door Zijn Geest en Woord geleid te worden tot het geloof in Zijn heilig Evangelie. Zo wel, dan zult u met deze bidder ook uzelf hoe langer hoe meer moeten aanklagen vanwege onze ondankbaarheid tegenover zoveel goedheid en genade van Hem. Want hoe méér we door Gods Geest verlicht worden in de kennis van Zijn heilig Evangelie, des te méér ontdekken we onze blijvende verdorvenheid. En des te smartelijker wordt ook onze ondankbaarheid en ontrouw ervaren. Maar opnieuw treft ons hier de toon van het oprecht geloof in dit gebed. Want tegenover de belijdenis van schuld en strafwaardigheid klinkt hier opnieuw het nochtans van het geloof. ‘Daarentegen hebben wij door onze ondankbaarheid Uw weldaden vergeten; wij zijn van U afgeweken, en hebben onze eigen begeerlijkheden gevolgd, U niet erende, gelijk wij schuldig waren. Dies hebben wij grotelijks gezondigd, en zo Gij met ons in het gericht wildet treden, wij zouden niet anders hebben te verwachten dan den eeuwigen dood en verdoemenis. Maar, o Heere, aanschouw het aangezicht Uws Gezalfden, en niet onze zonden, opdat Uw toorn door Zijn voorbidden gestild worde. Bekrachtig in ons de genade Uws Geestes, Die dagelijks meer en meer ons vlees met al zijn boze lusten dode en ons vernieuwe tot een beter leven.’ Wat blijkt uit deze passage opnieuw dat het geloof vooral beoefend wordt in het gebed. Het geloof belijdt de eeuwige dood verdiend te hebben. Maar het beroept zich op Gods onverdiende genade in de Heere Jezus Christus.

We horen het biddend pleidooi van de dichter van Psalm 84: ‘aanschouw toch Uw gezalfde Koning!’ Deze gezalfde Koning is tegelijkertijd de grote Hogepriester, Die op grond van Zijn volbracht werk op aarde bidt aan de rechterhand van Zijn Vader. Om vergeving van zonden, om vernieuwing van het leven, om bewaring in het geloof. Voor allen die Hem van de Vader gegeven zijn. Voor allen die Zijn verschijning lief gehad hebben. Maar Hij woont tegelijkertijd door Zijn Geest in het hart van al de Zijnen op aarde. Om hen hoe langer hoe meer te laten sterven aan de zonde. Om hen hoe langer hoe meer gelijkvormig te maken aan Zijn heerlijk evenbeeld.

Wie is deze Gezalfde voor u? Al de Zijnen krijgen Hem nodig, hebben Hem nodig en houden Hem nodig. Elke dag weer. Niet alleen tot vergeving van de zonden, maar ook tot vernieuwing van ons leven. Door de kracht van Zijn Geest. Wat een wonder dat Hij verloren mensen aan de troon van Gods genade welkom heet, voor het eerst en telkens weer opnieuw. Nóg komt Zijn roepstem nodigend tot u. ‘Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden om geholpen te worden te bekwamer tijd’ (Hebr. 4:16).

Waarder, ds. G. Kater

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 2019

Kerkblad | 24 Pagina's

Het gebed na de predicatie (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 2019

Kerkblad | 24 Pagina's