OM TE OVERDENKEN

Art. 23 Ned. Geloofsbelijdenis (naar de uitgave van Dr. F. J. Los).

„Wij gelooven dat onze gelukzaligheid gelegen is in de vergeving onzer zonden om Jezus Christus' wil, en dat daarin onze rechtvaardigheid voor God begrepen is. Gelijk David en Paulus ons leeren, verklarende de gelukzaligheid des menschen te zijn, dat God hem de gerechtigheid zonder werken toerekent. Dezelfde Apostel zegt, dat wij om niet of uit genade gerechtvaardigd zijn, door de verlossing die in Jezus Christus is. Daarom houden wij dit fondament altijd vast, Gode al de eer gevende, ons vernederende en bekennende zoodanigen als wij zijn, zonder eenigszins van ons zeiven of van onze verdiensten een hoogen dunk te hebben. Wij steunen en rusten alleen op de gehoorzaamheid van den gekruisten Christus, welke onze is wanneer wij in Hem gelooven. Die is genoegzaam om al onze ongerechtigheden te bedekken en ons vrijmoedigheid te geven, de consciëntie vrij makende van vrees, verbaasdheid en verschrikking om tot God te naderen. Zonder te doen gelijk onze eerste vader Adam, welke al bevend zich met vijgebladeren bedekken wilde. Voorwaar indien wij voor God verschijnen moesten, steunende hoe weinig het ook ware op ons zeiven of op eenig ander schepsel, helaas wij zouden verzwolgen worden. Daarom moet ieder met David zeggen: ,,Heere! ga niet in het gericht met Uw knecht. Want niemand die leeft, zal voor Uw aangezicht rechtvaardig zijn."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen