Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geen monniken-ideaal, maar gerechtigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen monniken-ideaal, maar gerechtigheid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van Franciscus van Assisi, de vereerde heilige der Roomsche Kerk, vertelt men, dat hij zijn leerlingen, met hem de Franciscaner monnikorde vormende, niet toestond een zak in hun pij te dragen. Zijn bedoeling met dit verbod was oin hen bij de armoede te houden en niet in de verzoeking te brengen in die zak iets te gaan verbergen. Daarentegen wordt van Jezus van Nazareth verteld, dat onder zijn leerlingen één was die de beurs droeg, Judas, en dat die beursdrager een dief was. Tusschen den volgeling van Franciscus en den discipel van Jezus bakent de Heere Jezus den weg af dien wij hebben te gaan. Geen diefstal. Maar evenmin armoede zonder zak. Doch rentmeester zijn van het goed, dat God den mensch heeft geschonken. Getrouw in het minste, opdat wij in het groote ook getrouw zullen bevonden worden. Bedenken, dat de aarde des Heèren is, mitsgaders al hare volheid; dat Hij de laatste en eigenlijke bezitter is van hemel en aarde, van zilver en goud en het vee op duizend bergen. En daarom den Heere het offer der eerstelingen gebracht en het nut van den naaste bevorderd. En dan in het eind gezegd: Nevens u lust mij ook niets op de aarde. Ziedaar de ware rentmeester! Maar nu vat gij ook, ziende op de wereld rondom u en op uw eigen hart, dat zulke rentmeesters dun gezaaid zijn, dat zelfzucht en wereldzin machtige meesters in de wereld zijn, en dat er zeer veel genade noodig is aldus te staan tegenover geld en goed. Het goud is een macht in de wereld. Om het goud, dat God de Heere in den diepen schoot der aarde verborg, en met dat goud is al veel onrecht gebeurd; toch is het ook het gezegende middel om 's Heeren Kerk in stand te houden en den minderbedeelde wel te doen. Pierre l'Ermite, een Fransche schrijver vol geest en leven, die niet alleen de kunst verstaat het te zeggen, maar ook het zóó te zeggen dat men het ziet en tast, stelt het gevaar van het goud in de volgende gelijkenis aanschouwelijk voor onze oogen. Toen, na den val van Adam, Lucifer de belofte moest aanhooren van een toekomstigen Verlosser, schuimbekte hij van woede, omdat hij zich in zijn verwachting bedrogen zag, alleenheerscher te blijven over het verworpen menschdom. Doch na enkele oogenblikken van vertwijfeling, hief hij het hoofd ten hemel in uitdagende hoogvaardij en riep uit: — God, ik kan den strijd opnemen tegen U en Hem, den beloofden Verlosser. Om dien strijd voor te bereiden, verzamelde hij al zijn trawanten der onderwereld om zich heen. Rondom een diamanten kroes, uit een enkelen steen gehouwen, zoo hoog als een berg en in een meer van vlammen gedompeld, stelden zich de duivelen op, stilzwijgend en nieuwsgierig naar de uitspraken van hun meester. — Werpt, beval Lucifer, de stukken van mijn troon in dien kroes. De verbrijzelde hemeltroon van den vroegeren Engel des Lichts werd tot kokende lava in den reusachtigen smeltkroes. — Duivel des hoogmoeds, bulderde de vorst der duisternis, breng mij een bokaai met uw bloed. De duivel opende zijn polsader met zijn scherpe klauwen, vulde de bokaal en overhandigde ze aan zijn souverein. Zich over den gapenden afgrond bukkend ledigde Lucifer de schaal in den krater en terwijl hij langzaam in het mengsel roerde met zijn gouden schepter, sprak hij: — Dat door dit metaal de mensch zich verheffe boven zijns gelijken! dat hij worde een despoot, een tyran, die door de macht van het geld zich doet vreezen en gehoorzamen! dat het goud zijn hart verdrooge en alle barmhartigheid in hem uitdoove. Zóó zij het! brulden de duivelen in koor. — Duivel van de gierigheid, geef mij een bokaal met uw bloed. Terwijl Satan wederom het bloed mengde en roerde met zijn gouden schepter, zei hij: — Dat om uw bezit, de mensch ziel en geweten veil hebbe! dat hij zijn Heer verrade en verkoope! dat hij schandelijke boeken schrijve, gedreven door zijn hebzucht! dat hij den bedelaar aan de deur late verhongeren! dat de gierigaard te midden van zijn schatten leve in ellende en ontbering en sterve in wanhoop en vervloeking! — Zóó zij het! bulderden de geesten der hel. — Duikel van de wellust, geef mij bokaal met uw bloed. Lucifer goot het bloed uit, dat als slijk werd in het smeltende metaal en sprak: — Dat door de begeerigheid des vleesches, gediend door dit metaal, de mensch zijn Schepper verloochene en zich afgoden make van het Schepsel! dat hij terwille van het goud eer en deugd verkoope en belage! Zóó zij het! sisten de hellegeesten in uitgelaten lust. — Duivel van den nijd, geef mij uw bloed. Zooals de vorige opende deze zijn polsader, waaruit een valig bloed vloeide, dat satan droppel voor droppel in den smeltkroes liet druipen. — Dat door de kracht van dit bloed het kostbare metaal worde tot een knagenden worm voor de onterfden van de fortuin! dat het diene om laster en aanklacht te verspreiden tegen al wie talent, rijkdom en deugd bezit! dat het de dolk aanzette tot wraak en tot volkertwist! Zóó zij het, snerpten de duivelen venijnig. — Duivel der gramschap, geef mij een bokaal met uw bloed. Dit bloed deed het vloeibaar metaal koken en schuimen als de golven der branding. — Duivel van de gulzigheid, duivel deiluiheid, geef mij een bokaal met uw bloed, En het mengsel werd bereid onder de godslasteringen en afgrijselijke spotternij van de helsche geesten. — Gaat nu, strijders der hel! besloot Lucifer, verbergt het onschatbaar metaal in de ingewanden der aarde, mengt het in het zand dat de stroomen meevoeren, opdat het de menschheid betoovere! bergt het diep weg en laat het slechts door hen ontdekt worden bij kleine hoeveelheden, opdat de moeite om het zich te verschaffen, zijn waarde verhooge! De duivelen vertrokken. Na een somber gepeins richtte de hellevorst zich op en spotte en grijnsde: Ha! ha! Hij wil de menschen redden. Hij, die mij verworpen heeft. Ik zal ze bederven en met minder last en moeite..... Maar de Engelen Gods waakten, en waar de duivelen het goud begroeven, raakten zij het met hunne vleugelen aan, en spraken: — Ook zult gij het goede in den Hemel dienen! Eere zij God! Zoo is dus het goud, als zoovele goede gaven Gods, gelijk aan het mes, waarmee men een moord kan begaan, doch ook zijn brood en vleesch snijden. Het is als de zee, op wier rug de schepen van de eene zij van den oceaan worden gedragen naar de andere; maar die als een geweldig monster, haar muil bijtijden opent en hoogst gevaarlijk wordt voor den man, die in hare nabijheid komt. Wat is er noodig om gelukkig te zijn? En de wereld antwoordt in onnadenkendheid: een weinig goud. Dat was het antwoord van Mussolini, toen hij zinde op den Abessynischen krijg. Dat is het antwoord van den man die voor het raam van den goudsmid staat te studeeren en zint op inbraak. Dat is het antwoord van ieder, wiens levensleuze, hetzij om zijn gierigheid of om zijn spilzucht, ging luiden: o goud, gij zijt mijn god. Maar brengt het goud inderdaad geluk? Heeft het Judas in den hemel gezet? Heeft het de tegenwoordige wereld in het paradijs gebracht? Oud-Israël had heilzame bepalingen in zijne wet, teneinde het evenwicht in de bezitvorming te bewaren. O.a. schreef de wet een jubeljaar voor; en jn dat vreugdejaar, eenmaal na 7 x 7 jaren terugkeerende, moest alle bezit, dat door tegenslag en schuld van den een in handen van den ander was overgegaan, tot zijn oorspronkelijken bezitter terugkeeren. Op die wijze voorkwam men, wat de moderne maatschappij veel leed heeft berokkend en de zoogenaamd sociale kwestie opriep, dat n.1. een stand van groot-kapitalisten en groot-industrieelen en groot-grondbezitters zou ontstaan, die allicht het verworven goud al meer ten eigen nutte zouden aanwenden. De moderne maatschappij is door het woelen en wroeten van Marx en zijn volgelingen in Sociaal-democratie en Communisme, maar veel meer nog door de crisis na den wereldkrijg, in barensweeën. Naar herstel der maatschappelijke orde wordt gejaagd om de oplossing van het proletariër-vraagstuk naderbij te brengen. Heilzame maatregelen, helaas! telkens weer geremd door het opdroogen onzer welvaart, kwamen reeds in verschillende beschaafde landen tot stand. De mogelijkheid op vooruitgang, opklimming, bezitsvorming is niet meer uitgesloten voor den arbeider. We zien er aan alle kanten de sprekende bewijzen van. Toch zal de sociale kwestie een kwestie blijven. In communistische landen als Rusland meent men de oplossing te hebben gevonden. Doch wat wij van tijd tot tijd uit dat bolsjewistische paradijs hooren, doet ons, zelfs een David Wijnkoop, niet direkt naar dat Russische ideaal verlangen. Maar dit is zeker, dat wanneer we in de laatste sociale, pauselijke Encycliek Quadragesimo Anno, lezen: „Vooral met het tweevoudig karakter zoowel van kapitaal als arbeid, n.l. het individueele en sociale karakter moet in juiste en behoorlijke mate rekening gehouden worden", dan wordt hier ten opzichte van het goud, d.i. het bezit, een wijze regel gegeven. Wat Franciscus zijn volgelingen voorschreef, is monnikenwijsheid. Daarmede is de maatschappij allerminst gebaat. Dat is een regel, die louter op een verkeerde tekstverklaring van het verhaal van den rijken jongeling rust. Maar wat de paus in zijn encycliek Quadragesimo Anno aanried, kan van heilzame strekking zijn voor een maatschappij, die vooral door de huidige crisis tot het zoeken naar een nieuwen vorm wordt genoodzaakt.' Het goud is ook door God in de diepten der aarde verborgen om er mensch en maatschappij mee te verrijken; helaas! dat het in handen van enkelen middel wordt om aan de massa ellende en verderf te brengen. Het goud zij uw dienaar. Wordt het uw meester, dan wordt het straks uw moordenaar.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1937

De Klok | 4 Pagina's

Geen monniken-ideaal, maar gerechtigheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juli 1937

De Klok | 4 Pagina's