Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Merkwaardig getuigenis omtrent den Statenbijbel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Merkwaardig getuigenis omtrent den Statenbijbel

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In vetband met de herdenking van het 300-jarig bestaan van den Statenbijbel hebben we in den laatsten tijd meer dan één artikel in ons blad gegeven. Ik meende dat het genoeg was. Doch daar komt mij de Octoberaflevering van Het Schild, Roomsch apologetisch maandschrift, uitgaande van de vereeniging Petrus Canisius in handen, waarin een kort artikel van Dr. Greitemann, docent aan het seminarie te Warmond, getiteld „Rond het 300-jarig bestaan van den Statenbijbel". In dit artikel wordt de Statenbijbel om de nauwkeurigheid der overzetting uit het Hebreeuwsch en Grieksch en om den invloed welken hij oefende op onze volkstaal, zeer geprezen. Merkwaardig genoeg, van dien kant, waar ons maar niet uit het geheugen wil. dat paus Gregorius IX de Bijbelgenootschappen indertijd een pest noemde. Derhalve mogen hier enkele passages uit genoemd artikel volgen: Als Katholieken hebben wij natuurlijk onze principieele bezwaren tegen een vertaling, waaraan een aantal geïnspireerde boeken (de deuterocanonische) ontbreken en waarin geen rekening werd gehouden met de leer der Kerk, die de onfeilbare verklaarster is der H. Schrift. Ook is het ons niet bekend, vooral uit het werk van andersdenkende geleerden, dat deze vertaling, zuiver wetenschappelijk gesproken, niet zonder fouten is. Toch neemt dit alles niet weg, dat ook wij de meer dan gewone eigenschappen van dit werk weten te waardeeren. Bijna zou men zeggen, dat wij Nederlandsche Katholieken daartoe bijzonder in staat zijn, omdat wij na onzen Moefentorf-bijbel van 1599, die langzamerhand in onbruik geraakte, sinds langen tijd niet meer in het bezit waren van een volksbijbel. Wij hebben door dit gemis een open oog gekregen voor het rijke bezit, dat onze protestantsche landgenooten hadden in hun Statenbijbel. Bovendien zijn wij niet blind voor het feit. dat deze vertaling van overwegenderi< invloed is geweest op onze volkstaal. Over dit laatste is men het vrijwel eens, uitgezonderd Mr. Roel Houwink, die in het bovengenoemde boekje op niet zeer overtuigende wijze het tegendeel beweert. Wij verwijzen slechts naar twee uitspraken. De eerste is van Wijlen Dr. de Visser, die het volgende gezegd heeft: „Ik ben niet bij machte, en geen Hollander is in staat om de beteekenis dezer beslissing voor onze Nederlandsche taal in woorden weer te geven. Onze beroemdste dichters, noch prozaschrijvers zijn taalmeesters voor ons volk geweest als Bogerman en Marnix, Rolandus en Bucer. Taalschatten liggen in hun werk opgestapeld, waarvan onze grootste taalgeleerden en letterkundigen damitMat gebruik gemaakt hebben, en die door een jonger geslacht, slechts te eigen nadeele, grootendeels ongebruikt worden gelaten." De andere uitspraak is van Busken Huet over Da Costa: „Hetgeen men den Oosterschen gloed van dezen laatste noemt is in waarheid niet anders als de echo van de naar het Hollandsche taaleigen en den Hollandschen smaak ingerigte overzetting van het Oude Testament." En dat deze taal volgens Huet haar vormende kracht ook voor de toekomst nog heeft bewaard, blijkt uit hetgeen hij verder zegt: „indien ooit iemand twijfelde of de studie van het bijbelsch nederduitsch der Statenvertaling wel inderdaad vruchtbaar kan worden gemaakt aan de bezieling van onze poëzie, zou de eenvoudige kennismaking van Da Costa's dichterlijke nalatenschap voldoende zijn om hem van die aarzeling voor altijd te genezen". Al zal de Katholiek verschillende uitdrukkingen van den Statenbijbel niet verstaan — wat dikwijls daaruit te verklaren is, dat hij den bijbel niet kent — en al zal hij onwennig staan tegenover meerdere woorden en wendingen, omdat deze verouderd zijn, toch openen zich ook voor hem breede mogelijkheden van waardeering, getuige het oordeel van een jongeren Neerlandicus: „300 jaren lang oefent de Statenbijbel door de zeer nauwkeurige en schoone taal. waarin hij werd gesteld, een enorme invloed uit ". Bij het 300-jarig jubileum leek het niet ongewenscht, aan de hand van een enkel voorbeeld aan te toonen, hoe juist bij ons Katholieken het oordeel over deze vertaling in den loop der jaren gematigder is geworden. Nadat de Statenbijbel officieel in 1637 was verschenen, gaf de katholiek Arnout van Geluwe kort daarop (1652) te Antwerpen een boekje uit, dat tot titel droeg: Den afgetrokken Masscher van het vermomdt Ghereformeerdt louter Woordt Gods..... enz. Ofschoon deze critiek voornamelijk werd uitgeoefend van uit principieel-katholiek standpunt, vond de schrijver toch nergens gelegenheid om ook maar voor een klein onderdeel een woord van waardeering te plaatsen. De toon is dan ook allesbehalve irenisch. Zoo zegt de Opdracht, dat de Statenvertalers „Godes Woordt gewelt aengedaan hebben met verkeerdelijck uyt te leggen; ja hoe sy Godes Woordt vercort, verlanght, gereckt, gebogen, ende af en toe gedaen hebben". In hetzelfde jaar verscheen eveneens te Antwerpen een ander werkje: Ontdeckinghe ven Valschejt ende Logl.cntale... opgesteld door een onbekenden katholiek, „eenen vyandt der leughenen". De schrijver, die de Statenvertaling voornamelijk .innvalt omdat de deuterocanonische boeken niet zijn opgenomen, geeft een zeer belangrijke uiteenzetting over de geschiedenis van den canon. De toon is dan ook vrijwel altijd zakelijk; maar aan het begin en op het einde treft men uitdrukkingen aan, die in de toenmalige polemische geschriften wel niet ongewoon waren, maar die er zeker niet toe bijdroegen, om van elkanders standpunt rustig kennis te nemen. Zoo worden in de Opdracht de vertalers ervan beschuldigd, dat zij „de gantsche Ghemeente ende eenvoudighe herten bedroghen, misleyt ende geblind-hokt, noch alleenlyck d' Oudvaders, maar ook Christum ende Syne Apostelen overloghen hebben". Aan de andere zijde was het echter niet veel beter. De bekende schrijver van Boeh-zaal der Nederduytsche Bijbels, Isaac le Long. prijst in 1732 de Statenvertaling zeer hoog, maar voornamelijk ten koste van zijn tegenstanders. Hij beroept zich op „de Konstenarijen, die door de boosaardigheid en hebzucht der Roomsche Geestelijkheit wierden in 't werk gesteld" om het succes van de nieuwe vertaling tc verijdelen; en over het werkje van den bovengenoemden Arnout van Geluwe zegt hij, dat de schrijver „alle bladzijden met klaar-blijkelijke Leugens en Lasteringen beswalkt". Doch een goede honderd jaar na le Long verschijnt er in ons land een nieuwe katholieke vertaling en verklaring van het Nieuwe Testament, vervaardigd door den bekeerden Israëliet Mr. S. P. Lipman. „Wat hij voor zijn nieuwe broeders meebracht, waren biezonder twee kostbare geschenken: een vredelievende toon en hartelijk vertrouwen in andersdenkenden". Welnu in dien zelfden irenischen geest heeft deze Katholiek het werk der Statenvertalers weten te waardeeren en het zelfs gebruikt. Sprekende over de hulpmiddelen die hem bij zijn vertaling ten dienste stonden zegt hij: „Ditzelfde bepaalde ook de verhouding van deze tegenwoordige Overzetting tot den Dordrechtschen (Staten-) Bijbel, voor zooverre deze niet door den invloed der afwijkende Geloofsleer ook van de Schriftuurlijke waarheid afgeweken is. Want in elk ander opzicht, bezit zij onmiskenbaar hooge verdienstelijkheid, en blijft op Protestantsch gebied nog onovertroffen Het begrip, wat Bijbelvertaling zijn moet, ontbrak hier te lande in de zeventiende eeuw niet Wat ons betreft, wij hebben niet geaarzeld, waar, na zorgvuldig onderzoek van den Griekschen en Latijnschen tekst, de vertaling van den Staten- Bijbel geene werkelijke verbetering toeliet, haar tot de onze te maken ". Moge nu de storm rondom den Statenbijbel is geluwd, een zelfde irenische geest zoowel katholieken als andersdenkenden bezielen bij het bestudeeren en beoordeelen van nieuwe vertalingen en bewerkingen van de H. Schrift. Tot zoover het Schild. Enkele passages in dit artikel heb ik gecursiveerd: ze trekken onwillekeurig de aandacht van den Protestant. Natuurlijk stelt de schrijver voorop, dat hij principieele bezwaren heeft: 't Ontbreken van de apokriefe boeken, door Rome wel niet als vol-kanoniek beschouwd, maar dan toch wel half-kanoniek (deuterocanonisch). Bovenal dat er geen rekening bij de vertaling gehouden werd met de leer der Roomsche Kerk, die zich als de ware kerk ook de eenige onfeilbare verklaarster der H. Schrift noemt. Maar na deze reserve is hij vol lof. We mogen het onthouden. Het is een compliment voor de Statenvertalers, die zich zeker niet door de Roomsche leer hebben laten leiden bij hun werk. Het is tegelijk een getuigenis voor den Roomsche, dat hij niet voor onzen Bijbel behoeft te schrikken. Na de prijzende woorden van hun eigen leermeester, Prof. Greiternann, kunnen ze hem gerust openslaan. We stemmen in met den wensch, door den schrijver aan het slot van zijn artikel geuit, dat bij het bestudeeren en beoordeelen der nieuwe vertalingen der H. Schrift een geest van verstandhouding en waardeering Protestantsche en Roomsche bewerkers beziele. Doch dan worde ook niet vooropgesteld, dat de Kerk van Rome „de onfeilbare verklaarster der H. Schrift" is. in hetzelfde oogenblik dat dit gezegd wordt, wordt immers iedere Protestantsche vertaling en bewerking van de H. Schrift voor nietig verklaard, tenzij die Protestant zich onder de leer der Roomsche Kerk buige. Maar..... zoodra hij dat doet, is hij immers niet meer goed Protestant, is hij al in den grond van zijn hart Roomsch geworden. Hoe zou een Protestant bij de vertaling der H. Schrift ooit kunnen toegeven, dat de overlevering der Kerk gelijke waarde heeft als de H. Schrift als het Woord van God?

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1937

De Klok | 4 Pagina's

Merkwaardig getuigenis omtrent den Statenbijbel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1937

De Klok | 4 Pagina's