Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1 April verloor Alfa zijn bril

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1 April verloor Alfa zijn bril

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat bovengenoemde spreekwijs is blijven voortleven tot op den huidigen dag, is het beste bewijs, van hoe groot gewicht deze inneming van den Briel is geweest. Toen werd de eerste, duchtige stoot gegeven aan de vrijheidsbeweging, die zich binnen enkele maanden krachtig zou voortbewegen en de eene stad na de andere deed opstaan tegen Alva en Filips. Hoe ging dit alles in zijn werk? Het is goed, dat wij ons de historie van ons land, waarin het ging om bevrijding van het Spaansche en Roomsche juk, telkens voor den geest roepen. Want daarin openbaart zich de hand van Gods wondere voorzienigheid, die ons kleine volk in dagen van groote beroering leidde en uithielp; en daarbij als Zijn instrument den Prins van Oranje gebruikte.
Ik ontleen dan een en ander aan een artikel „Den Briel of Enkhuizen", dat ik aantrof in het Chr. Soc. Dagblad (31 Maart '37). Op Woensdag, den eersten April 1572, verschenen 's middags tegen twee uur eerst twee, daarna nog vier en twintig schepen voor 't hoofd van Den Briel, en dien zelfden avond, vóór negen uur, waren de Watergeuzen meester van het stadje. De Hollandsche steden Enkhuizen. Leiden, Haarlem, Alkmaar, Gouda enz. hebben zich, meer of minder eigener beweging, aan de zijde van den Prins geschaard; Den Briel echter is door de Watergeuzen veroverd. Wat toch was het geval?
In het voorjaar 1572 waren de Watergeuzen genoodzaakt een ander pied a terre te zoeken, nu ze in Engeland ook al niet meer mochten landen. Zoo zwierven ze dan, eind Maart, zonder vast plan voor de Hollandsche kust, haalden zich van alles in 't hoofd, een aanval op dit, een aanslag op wat anders, maar lieten het even snel weer schieten, en tot de verovering van Den Briel gingen ze eigenlijk slechts over, omdat de veerman Coppelstok meedeelde, dat het stadje op dat oogenblik zonder garnizoen was. Eenmaal binnen, had Lumey 't liefst de stad geplunderd en verbrand om dan „met den stanck te ruymen", zooals Hooft het uitdrukt, maar zijn onderbevelhebbers. vooral Treslong, een oud-Briellenaar —- wisten hem over te halen tot blijven.
„Wat mij betreft," moet Jacob Simonszoon de Rijk gezegd hebben, „menigmaal heb ik God om een graf op het Vaderlandsche strand gebeden. Nu zal mij wel een in deze wallen te beurt vallen." En de anderen voegden hier aan toe, dat men hiermee de sleutel des lands in handen had, die men niet moedwillig weer weg moest werken. Zoo ging men dan in allerijl de wallen versterken met vischtonnen vol aarde en sloeg den aanval van Bossu met behulp van inundatie af. Den Briel zou voortaan voor de Watergeuzen zijn, wat La Rochelle voor de Hugenoten in Frankrijk was, uitvalspoort en toevlucht. Paasch-Zondag, 5 April, op denzelfden dag dat de waterwolf Bossu en zijn kouwelijke Spanjolen van Den Briel verjoeg, ging ook Vlissingen over. „Het is niets," moet Alva gezegd hebben, toen hij van de streek der Watergeuzen hoorde; maar zijn snel ingrijpen is niet in overeenstemming met dat onverschillige „No es nada". Hij zag in, een tactische fout begaan te hebben met de zeesteden van garnizoen te berooven en dirigeerde oogenblikkelijk acht vendelen uit Brabant naar Vlissingen. Op Goeden Vrijdag, den derden April, kwamen de fouriers daar aan, om de inkwartiering te regelen, maar ze bemerkten bij de burgerij een heftig ongenoegen. Dienzelfden dag, of nog eerder, was namelijk Jacob van Kuyk, een geheim agent van Oranje, uit Den Briel te Vlissingen aangekomen, en zijn verhalen prikkelden de Vlissingers tot tegenstand; men kreeg niet alleen lust de bezetting te weren, maar nog veel verder te gaan.
Dien eersten Paaschdag dan, terwijl de heele stad op de been was, verschenen de Spanjaarden per schip voor de stad. Eén uit de morrende bevolking biedt aan, voor ien drinkgeld, een stuk geschut van de wal op de schepen te lossen en Van Kuyk laat het hem doen voor twee daalders. De Spanjaarden, onthutst over zoo'n ontvangst, trekken zich op Middelburg terug. Men ziet, veel overleg zat er in dit onberekenbaar optreden niet. Als dan de magistraat, beducht voor de gevolgen, Van Kuyk voor zich ontbiedt, slaat deze voor hulp te halen in Den Briel, en belooft onbeperkten bijstand van Oranje. Zelf gaat hij dan naar Den Briel en stuurt onderweg een bode naar Oranje. Maar Lumey laat Van Kuyk met vage beloften vertrekken. Op den terugweg treft deze dan één der meer bezonnen Watergeuzen aan. De Rijk, en die heeft lust de Vlissiners te helpen; en zoo waar, een dag later komen daar ook nog, uitgedost in priester- en monniksdracht en geuzenliederen galmend, een tweehonderd man van Lumey aanzeilen. Vlissingen is behouden.
Als dan straks ook Enkhuizen valt, en Oranje's voorbereidingen tot den aanval langzamerhand haar beslag krijgen, zal dat teeken gegeven worden. Oranje erkent den opstand. Hij benoemt gouverneurs, Lumey voor Holland, zijn trouwe stalmeester Tseraerts voor Walcheren, Sonoy voor 't Noorderkwartier* Helaas doen Lumey en Sonoy meer kwaad dan goed, maar de teruggekeerde emigranten roeren zich nu overal. Dan ineens het gerucht, dat Bergen in Henegouwen, door graaf Lodewijk verrast is (24 Mei); Alva trekt daarheen en haalt de laatste soldaten uit Holland weg en weldra verschijnt ook de Prins zelf om zijn broer te helpen. Holland is aan zichzelf overgelaten, en het lijkt alsof da strijd in het Zuiden zal worden uitgevochten, maar nog vóór de Prins in het veld is (8 Juli), is Holland ontwaakt. De afval is nu begonnen en de beweging plant zich steeds meer voort. In Augustus gaat Zierikzee; en ook Gelderland, Overijsel en Friesland blijven niet achter, terwijl ondertusschen in Dordrecht een Statenvergadering gehouden wordt, waar Marnix van St. Aldegonde den Prins vertegenwoordigt. —
Ziedaar die oude geschiedenis van 1 April 1572. De overrompeling van den Brie] door de Watergeuzen gaf het sein tot een opstand die oversloeg naar de meeste Nederlandsche gewesten. In Augustus van datzelfde jaar komt de Prins, uitgeweken toen Alva in het land kwam, met een leger van 14.000 man voetvolk en 6000 ruiters, op eigen kosten aangeworven, in het land en rukt zegevierend in het hart van België op. Wel bracht de Parijsche Bloedbruiloft, den 24en Augustus 1572, een ommekeer, zoodat de Prins, opeens van bondgenooten beroofd, alleen kwam te staan, Alva's kansen ten goede keerden, schrik en angst den menschen om het hart sloeg, 's Prinsen leger verliep, zoodat hij schreef: „Aanschouw hoe de boosheid der menschen Gods groote genade tracht tegen te werken; Hij doe alles uitloopen op de verheerlijking van Zijn heiligen Naam. Ik ga naar Holland en Zeeland, zien wat Hem behaagt. Ik zal er de zaken staande houden zoolang ik kan; daar zoek ik mijn graf.
Doch juist door het volhouden van den Prins, onder de gunst van zijn God, werd daar, in Holland en Zeeland, het lot der Nederlanden, en wellicht van de Protestantsche Christenheid, door de uiterste pogingen van den Prins beslist. De vrijheid onzer natie, ook de vrijheid om den Heere te dienen naar Zijn Woord, werd daar verworven. Zeker, in Holland vond de Prins inderdaad zijn graf; maar niet dan nadat de krijgskansen ten gunste van dat volkje van boter, dat de ijzeren hertog gemakkelijk naar zijn hand meende te kunnen zetten, was gekeerd. En de overrompelende inneming van den Briel door de Watergeuzen gaf daartoe den eersten stoot.
Dat zag onze Koningin, toen zij in 1922, dus 350 jaren na dit historischefeit. mee optrok naar Den Briel om daar de daden Gods te gedenken. Teekenend dat bij deze herdenking haar Roomsche ministers ontbraken. Wij willen het evenwel niet vergeten; maar telkens in de herinnering onzer natie terugroepen. Wel zegt men soms, dat we niet al te zeer in het verleden moeten leven, omdat de tijd van heden zoo rijk is aan belangwekkende gebeurtenissen, die onze algeheele aandacht opeischen. Dat laatste is ongetwijfeld waar. Maar is het mogelijk, dat Nederland den worstelstrijd van tachtig jaren vergeet, en voornamelijk die bange zes jaren, 1567—1573, toen Alva hier zijn weg met bloed besprenkelde, dan raakt Nederland zijn dierbaarste goed kwijt. In die jaren werd de grondslag gelegd voor onze nationaliteit. In dien strijd ging het om de vraag: blijven wij wingewest van Spanje, onder den druk van Rome's Kerk, of zullen we vrij zijn in al onzen handel en wandel, en ook in onze religie om God naar Zijn Woord te belijden en te eeren. Die vraag heeft God beantwoord met de zegepraal voor een volk. dat er zijn goed en bloed voor offerde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1938

De Klok | 4 Pagina's

1 April verloor Alfa zijn bril

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1938

De Klok | 4 Pagina's