Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Faustus Socinus - pagina 16

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Faustus Socinus - pagina 16

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

de Drieëenheid Gods. In de bekende teksten als Gen. 1 :26: „Laat Ons mensen maken"; Gen. 3 : 22: „Zie, de mens is geworden als Onzer een"; Jes. 6 : 8: „ W i e zal voor Ons henengaan ?" wil Socinus slechts lezen een pluralis majestatis, een spreken van zichzelf als „wij", zoals vorsten dat doen. Kent de Schrift aan Christus goddelijke eer, namen, eigenschappen en werkingen toe, zo zegt hij, dan geschiedt dit op dezelfde wijze als in Psalm 82 : 6, waar de naam van God ook wordt overgedragen op dezulken, die een hogere macht van de Heere hebben ontvangen dan de gewone menselijke macht. Hij loochent zonder meer, dat de Schrift de Heilige Geest God noemt. Worden soms aan de Heilige Geest goddelijke eigenschappen toegekend, dan geschiedt dit volgens hem weer, omdat op deze wijze moet worden uitgedrukt, dat de Heilige Geest een kracht en werkzaamheid Gods is. Met de namen, die de Heilige Geest draagt, wordt de Heere altijd bedoeld, zegt Socinus, in zoverre Hij werkt. In de Doopformule, waar de Vader, de Zoon en de Heilige Geest naast elkander worden genoemd, wordt niet gezegd, dat deze Personen aan elkaar gelijkgesteld moeten worden, leert Socinus verder. Uit deze woorden (Matth. 28 : 19) leest hij in het geheel niet, dat zij op één lijn moeten worden geplaatst. Dat zou, volgens hem, ook niet moeten afgeleid worden uif de bekende tekst: 1 Joh. 5 : 7. Ontzettend, zulk een Gods-lasterlijke leer ! En dat enkel en alleen, opdat Socinus zélf zijn „zaligheid" kan uitwerken, zélf God kan bevredigen, zélf de weg der zaligheid vinden kan, zélf deze verwerven kan. Socinus kent een „God", die hijzelf heeft gedacht. Eén, die met Zijn wil heerst over alle dingen, in het bijzonder over hen, die als beloning op hun gehoorzaamheid aan Gods wil (!) het eeuwige leven zullen ontvangen. Socinus wil zichzelf en zijn volgelingen een „God" voorstellen, die wil, dat de mens Hem kent èn gehoorzaamt. Tot dit kennen en gehoorzamen is de mens uit zichzelf in staat. Hoe het moet; dat staat in de Bijbel. W e l k een leugenleer ! Ach, hoevele duizenden zijn met deze leer voor eeuwig bedrogen uitgekomen. W e weten, dat vele Remonstranten in ons land op dezelfde wijze spraken. II. D E LEER V A N D E SCHEPPING, D E Z O N D E , D E VOORZIENIGHEID De Socinianen loochenen voor het merendeel, dat de Heere alles heeft geschapen en voortgebracht uit niets. Deze woorden, ontlenen wij (zoals ze zeggen) aan 2 Maccabeeën 7:28 16

Dit artikel werd u aangeboden door: Driestar Educatief

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 1955

Koop de waarheid | 23 Pagina's

Faustus Socinus - pagina 16

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 1955

Koop de waarheid | 23 Pagina's