De Heer heeft Zijn heil bekend gemaakt - pagina 61

tus, het Koninkrijk Gods predikt, volgen wondertekenen, die deze prediking bevestigen. Op weg naar Decapolis, een reis die gedeeltelijk per schip wordt afgelegd over de Zee van Tiberias, breekt plotseling een geweldige storm los. De dodelijk verschrikte discipelen roepen hun Meester, Die in het achterschip slaapt, toe : „Wij vergaan!" De Heere Jezus toont Zijn discipelen, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn. Een nog treffender blijk van Messiaanse heerlijkheid ontvangen de discipelen in het land der Gadarenen, ten Oosten van het Galilese Meer. Daar verkeren twee bezetenen. Zij komen de Heere Jezus tegemoet. Afgrijselijk ongelukkige wezens, die geheel beheerst worden door satan. Wanneer de Heere Jezus één hunner naar zijn naam vraagt, antwoordt de bezetene : „Legio, want wij zijn velen". (4000 ?) Op hun verzoek mogen zij in een kudde zwijnen varen (2000). Ze verkiezen deze „woonplaats" boven de eeuwige afgrond. De bezetene zit straks wèl gekleed en wèl bij zijn verstand aan Jezus' voeten ; en dat, terwijl hij eerst naakt en woest rondzwierf en elke boei verbrak waarin men hem trachtte te slaan. De Gadarenen echter worden door deze alles overweldigende gebeurtenissen vervuld met bijgelovige en slaafse vrees ; ze smeken Jezus te vertrekken. De bezetene zal echter blijven om de grote werken Gods, aan hem bewezen, te verkondigen. Hij vervult geheel Decapolis met Jezus' Naam. Na de terugkeer uit Decapolis wacht ten Westen van de Zee van Tiberias weer een grote menigte op de Heere Jezus. Gezamenlijk trekt de schare met Jezus Kapernaüm binnen. Daar komt de overste van de synagoge Jezus' hulp inroepen voor zijn dochtertje dat stervende is. Op weg naar Jaïrus' woning geneest de Heere Jezus een vrouw, die leed aan een ongeneeslijke kwaal. Zij had bij medicijnmeesters geen baat gevonden en raakt nu, in heilig vertrouwen dat alléén de Heere Jezus haar genezen kan, Zijn kleed aan. Terstond wordt ze genezen en ontvangt van haar Zaligmaker de les, dat niet het aanraken van Zijn kleed, maar het door Gods Geest in haar hart gewerkte geloof het middel was tot behoud. Intussen blijkt uit een boodschap, die Jezus bereikt, dat Jaïrus' dochtertje reeds is overleden. Toch treedt de Heere Jezus, die Jaïrus troost, op de dood toe. Voor de ogen van drie Zijner discipelen grijpt de Heere Jezus de hand van het gestorven meisje en beveelt haar op te staan. Hij geeft het kind aan zijn ouders terug en beveelt dezen over het gebeurde te zwijgen. De vleselijke Galileeërs zouden wellicht in dwaze opgewondenheid de Messiaanse arbeid van de Heere Jezus in een kwaad daglicht plaatsen. 61

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen