Ons hart en de uitgangen van ons leven - pagina 14

genade in Christus een weg ter verlossing heeft uitgedacht, heeft tot stand gebracht, — en, daartussen, de mens, die van nature en steeds meer, Zijn Schepper, Wetgever en Rechter loochent, het bloed van Christus vertreedt en op de in Christus verschenen zaligheid geen acht slaat. Hoe zullen we ontvlieden ! ? ! 28. Wat dringend noodzakelijk is. Dit grondmotief dient in het hart te worden afgedrukt, zowel van ouderen als van jongeren. De uitgangen des levens betreffen het gehele leven ; zij hebben betrekking op alle terreinen van het leven. Daarom spreekt de Spreukenschrijver in Spr. 4 ook van de mond, van de lippen, van de ogen, van de oogleden, van de voet. Alles wat onze mond uitgaat, alles wat onze tong in beweging brengt, heeft te doen met Gods eis als Schepper, opdat we Zijn eer er mede zullen verkondigen ; heeft te doen met het leven naar Gods Wet, waartegen we met onze tong niet anders kunnen doen dan overtreden ; heeft te doen met de heilsboodschap Gods, dat er voor een lasteraar als de moordenaar, hangend aan het kruis, nog genade is in Hem, in Wiens mond geen bedrog werd gevonden. Hoe nodig is het, dat we een vaste en grondige kennis van Goddelijke èn menselijke dingen ontvangen om onszelf in leer èn leven daarnaar te schikken ; dat we wijsheid ontvangen om ons leven in te richten naar het Woord des Heeren ; dat we zodoende een weerwoord hebben en tegenstand kunnen bieden tegen het kwade, dat ons bedreigt en onze ziel beschadigt; dat we in de vreze des Heeren, in liefde, gehoorzaamheid en eerbied tot en voor onze Schepper en Formeerder het fundament vinden om ons leven er op te bouwen ; dat we de wijsheid zoeken, die de Heere in Zijn Woord en in de werken van Zijn voorzienigheid openbaart, méér dan in de licht-vergankelijke dingen van deze aarde ; dat we ons niet alleen bezig houden met en bekommeren over de dingen van dit tijdelijke leven ; dat we, biddend om Gods genadige verlichting en door het gebruik van de rechte middelen, trachten het goede, de waarheid, het waarlijk schone te zoeken, wetende, dat de Heere het vinden in Zijn souvereine genade heeft beloofd aan wie er aan wordt ontdekt, dat hij God niet kan missen en buiten Hem niet kan leven. 29. Bevel èn belofte. De Heere beveelt en belooft als Schepper èn als Wetgever ; Hij beveelt: zoek genade te vinden ; Hij belooft: ge zult Gode en de mensen aangenaam zijn. Hij beveelt: ken Hem in al uw wegen ; Hij belooft: Ik zal uw paden recht maken. (Zie kanttekeningen bij Spr. 1-4) Dit alles moet het middelpunt, de kern zijn („in het midden van ons hart"), waarvan alle verdere leven uitgaat. Dan zullen we in de weg des Heeren voorzichtig voortgaan, ons niet van Gods gebod afwenden : de ogen recht vooruit! Dan zullen we onze voet zetten in de wegen, die de Heere wil, dat we zullen gaan.

13

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen