Hoe ontstond de Bijbel? - pagina 5

maar dat de Heere kan bewerken, dat het Zijn Woord „wordt", wanneer Hij ons Zijn Woord leert verstaan, dus in de persoonlijke „ontmoeting" met de Heere, verandert niets aan het feit, dat ook dan geweigerd wordt te geloven, dat de Heere ons door een Goddelijk wonder Zijn onbedrieglijk Woord, de Bijbel, heeft geschonken. Typerend voor mensen, die deze dwalingen verkondigen, is immers, dat ze dan blijkbaar wèl geloven, dat, wanneer het de Heere behaagt, Hij de mens bearbeiden kan om in het feilbare Woord het onfeilbare Woord te ontdekken. 7. Christus èn de apostelen belijden de inspiratie en de autoriteit van het Oude Testament. Voor de Heere Jezus èn voor de apostelen is, wat zij lezen in het Oude Testament, Gods Woord. Wat zij daar lezen, wordt door hen zondermeer aangemerkt als : „God zegt". Wat de Heere sprak en wat door de Bijbelschrijvers werd opgeschreven, heeft voor hen dezelfde autoriteit. „De Heere zegt" is voor hen precies hetzelfde als : „De Heere zegt in de Bijbel, de Heilige Schrift". Wanneer de Heere Jezus woordelijk het Oude Testament citeert in Zijn prediking, zegt Hij : „God heeft geboden, zeggende..." En Hij plaatst daar de valse religie tegenover in de woorden : „Maar gij zegt..." (Matth. 15 : 4-6). De woorden, door Mozes geschreven, legt de Heere Jezus de Heere in de mond. Zo lezen we in Matth. 19 : 4, 5 : „Hebt gij niet gelezen, Die van den beginne de mens gemaakt heeft, dat Hij ze gemaakt heeft man en vrouw en gezegd h e e f t : Daarom zal een mens vader en moeder verlaten en zal zijn vrouw aanhangen en die twee zullen tot één vlees zijn ?" Ook de apostelen leggen dit onmiddellijk verband tussen wat de Heere sprak en wat werd neergeschreven. Slechts één voorbeeld. In Hand. 4 : 24, 25 roept de Gemeente des Heeren de Heere aan en z e g t : „Gij hebt door de mond van David, Uw knecht gezegd : Waarom woeden de heidenen en hebben de volken ijdelheid bedacht ?" 8. Geen verkondiging van Gods gedachten, maar van Zijn Woord. Het is zondermeer duidelijk, dat de Heere Jezus en de apostelen de Heilige Schrift èn wat de Heere heeft gesproken, geheel op één lijn zetten. Wanneer de schare tot de Heere Jezus komt, is het om het Woord Gods te horen. (Luc. 5 : 1 ) . Maar ook Paulus kan schrijven, dat de Gemeente te Thessalonica door middel van hem „het woord der prediking van God ontvangen heeft, dat aangenomen heeft, niet als der mensen woord, maar (gelijk het waarlijk is) als Gods Woord, dat ook werkt in u, die gelooft". (1 Thess. 2 : 13). 5

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen