Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DS. DANIEL BAKKER EN ZIJN GEMEENTEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DS. DANIEL BAKKER EN ZIJN GEMEENTEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de geschiedenis der zg. 'Bakkeriaanse' gemeenten is tot dusverre practisch nog nimmer iets gepubliceerd. Alleen slechts het feit, dat Ds. Bakker een aantal gemeenten bediende, welke na zijn dood zijn blijven voortbestaan, wordt zo hier en daar in meer of mindere mate in kerkhistorische werken vermeld. Het is ons een genoegen de lezers thans de geschiedenis van deze tak der "Ledeboeriaarse" gemeenten in het hierna volgende artikel voor te leggen, voor van elke samenstelling o.m. werd gebruik gemaakt van de notulen der classicale vergaderingen der "Bakkeriaanse* gemeenten van 1865-1945 nog aanwezig in het archief van de Oud-Geref. Gemeente te 's-Gravenpolder en waarvan wij door de vriendelijke medewerking van de scriba, de heer C.M. de Koster, inzage mochten nemen. 

Ds. DANIËL BAKKER, geboren op 3 februari 1821 te Hoek (Zeeuws-Vlaanderen) wa; aanvankelijk landbouwer op een kleine hoeve in zijn geboorteplaats en later te 1s-Gravenpolder (Zuid-Beveland) op de hofstede "Hof D'Palmboom". ' Nadat hij volop de wereld gediend had, brak in het jaar 1850 de. tijd voor hem aan, waarin "het de Heere behaagde hem te sterk te worden en hem te overwinnen". Hij begon toen de gezelschappen der vromen op te zoeken en al gauw had hij een groepje om zich heen, dat zich met de , Hervormde Kerk niet meer wilde inlaten. Zij kwar.en d~.n samen in Bakkers' hofstede en lazen een "oude schrijve: Op den duur verzocht men Ds. Ledeboer eens te komen preken, waaraan deze voldeed. Zes weken logeerde Ds. Ledeboer toen op "Hof D'Palmboom" en institueerde een gemeente, waarin Bakker al dadelijk een leidende rol speelde. Ook verzocht men Ds. Budding eens te komen preken, doch Buddings preken sloegen echter zo in, dat het merendeel van zijn hoorders al spoedig Bakkers preeklezen verliet om Ds. Budding in Goes te gaan beluisteren. Hij las zelfs tot driemaal toe een preek voor een vrouw en enige kinderen. Maar al gauw kwam er weer wat meer leven in zijn gemeente . Intussen besloot hjj niet alleen te lezen, maar er zelf een woordje bij te doen. En, zo schrijft Bakker in zijn levensgeschiedenis, de Heere beliefde deze eenvoudige toespraken te zegenen voor Zijn erfdeel en volk. Hij was wel niet geleerd van een of andere hogeschool, maar hij kwam van de hogeschool des Hemels. Zijn oefenen begon nu weldra bekendheid te krijgen en al spoedig kreeg hijgerzoeken om elders in Zeeland en op Flakkee te komen oefenen, nadat hem door de classicale vergadering der "Ledeboeriaanse" gemeenten vrijheid gegeven was om overal waar men hem zou roepen, Gods Woord te verkondigen.

Ds. Ledeboer voelde zich zeer tot Bakker aangetrokken en stelde op een vergadering voor om Bakker tot predikant te bevestigen. In diezelfde tijd was hij namelijk door de gemeenten Axel, Borssele, 's-Gravenpolder, Nieuw-Beijerland, Stad a/h Haringvliet en Stavenisse, als leraar beroepen. Maar Bakker weigerde zeggende dat hij er nog geen roeping voor had. Omstreeks 1864 ontstond tussen Ds. P. van Dijke te Sint-Philipsland, die reeds in 1851 door Ds. Ledeboer tot predikant was bevestigd , en Bakker ee. menings ve rs ch il naar aanleiding van het leerstuk der rechtvaardigmaking , door Ds. van Dijke in een predikatie te 's-Gravenpolder behandeld. Bakker maakte daarop als ouderling een en ander aanhang ig op de classical. vergadering der gemeenten van 11 mei 1864 te Sint-Anna- land . Op die vergadering verklaarde Ds. van Dijke, dat Bakker over dit geschil lasterlijk gesproken had tegen een ouderling te Moerkapelle, die hem dit schriftelijk had medegedeeld. Maar Bakker zeide, dat hij dit gesprek op aandringen van deze gevoerd had en niet de minste laster had voorgehad. Verdi, verdedigde hij zijn inzichten op grond van Gods Woord. Het scheen dat de kwestie bijgelegd was, want Ds. van Dijke beloofde weer in
's-Gravenpolder te komen preken. Edoch, enige weken later schreef Ds. van Dijke aan Bakker en de kerkeraad te 's-Gravenpolder om een schriftelijke verklaring, dat hij het met het betrekkelijke leerpunt toch goed had voorgehad. Bakker gaf hem deze verklaring natuurlijk niet, maar wachtte de eerstvolgende vergadering af, welke op 14.sept. 1864 te Middelburg gehouden werd om de kwestie weer te behandelen.
Maar in plaats van het geschil met Bakker te behandelen, deelde Ds. van Dijke mede, dat hij voor al de Zeeuwse gemeenten als leraar bedankte. Toen men hem, staande de vergadering, naar de oorzaken hiervan vroeg, antwoordde hij, dat hij daar geen rekenschap van wilde geven, doch dit voor zichzelf en de Heere hield. Op 9 nov. 1864 werd opnieuw vergaderd te Stavenisse. Maar Ds. van Dijke was niet aanwezig; hij had geschreven niet te zullen komen om Bakkers wil. Er werd echter besloten om Ds. van Dijke opnieuw voor de gecombineerde gemeenten te beroepen. Van dit beroep bedankte Ds. van Dijke toen voor Axel, Borssele, 's-Gravenpolder, Nieuw-Beijerland. Stad a/h Haringvliet en Stavenisse. Dit waren dus de gemeenten, welke destijds Bakker als-leraar hadden beroepen. De gemeenten Bruinisse, Krabbendijke, Middelburg, Sint-Annaland en Sint- Philipsland nam hij weer aan. Deze door Ds. van Dijke aangenomen gemeenten nu besloten op een vergaderirt d.d. 9 jan. 1865 alle kerkelijke gemeenschap met Bakker en de voormelde gemeenten af te snijden. ' Hier ligt derhalve de bron van de splitsing der "Ledeboeriaanse" gemeente'' in zgn. "Van Dijkiaanse"- en "Bakkeriaanse" gemeenten.
Op een latere vergadering-heeft Ds. van Dijke als oorzaken der scheiding opgegeven:
1. dat Bakker zijn leer gelasterd had;
2. dat deze hem zijn schuur geweigerd had om in te preken;
3. dat Bakker een antinomiaan was.

Hij verklaarde daarbij, dat er nog wel mogelijkheid zou bestaan om te herenigen, wanneer 3akker omtrent deze drie punten schuldbelijdenis deed. 'Doch zover is het nooit gekomen. Bakker kreeg, na alles vat ér gebeurd was, vrijmoedigheid om de roeping als leraar, die hij reeds eerder van de genoemde gemeenten ontvangen had, aan te nemen onder beding, dat deze hem als een geschenk Gods .zouden aanvaarde,- Eenparig antwoordden zij hierop bevestigend.

Maar nu kwam de vraag: Wie zou hem bevestigen? Ds. Ledeboer was inmiddels (in 1863) overleden en Ds. van Dijke had de band met hem verbroken. Bakker werd toen bepaald bij Jezus' doop: Johannes was minder dan Jezus en toch doopte deze hem. Hij kreeg toen te zien, dat'het geoorloofd was dat de mindere de meerdere bevestigt, dus dat ouderlingen ook wel een leraar konden bevestigen.

Op 18 oktober 1865 werd Bakker dan ook te 's-Gravenpolder door de ouderlingen Luijk van Stavenisse, Rooze van 's-Gravenpolder, van.Wel van Nieuw-Beijerland en Maliepaard van .Stad a/h Haringvliet de handen opgelegd, waarbij ouderling Luijk een predikatie hield uit 2 Timotheus k vs. 2: Predik het Woord, houd aan tijdiglijk, ontijdiglijk, wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer . Niet minder dan Ds. van Dijke was ook Ds. Bakker geliefd in zijn gemeenten. Als hij ergens optrad, stroomde men van alle kanten samen. Men voer zelfs, met zeilschepen van het ene eiland naar het andere en bij de terugkeer weergalmden de wateren menigmaal de gezongen psalmen van vreugde en geestelijke blijdschap. . In 1871 had Ds. Bakker op veler,verzoek de wegen en leidingen, welke de Heere zowel in de natuur als in de genade met hem gehouden had, op schrift gesteld en in druk laten verschijnen onder de titel "Gods grote barmhartigheid verheerlijkt aan een overtreder van al Zijne geboden".

In 1878 werd door de gemeenten als.tweede predikant beroepen Ds. WILLEM COENRAAD WÜST (geb. 12 aug. 1807 te Utrecht), die de zelfstandige Hollandse Geref. Gemeente te Lodi (U.S.A.) diende. Deze nam het beroep aan om, zoals hij het uitdrukte, "herder te zijn in het achtergebleven schaapskooitje van Ds. Ledeboer, die nog ouderwets gereformeerd zijn en stijf en stug staan tegenover Beëlzebul." Als standplaats kreeg hij Nieuw-Beijerland, waar Ds. Bakker hem op 23 febr.1879 bevestigde. Wegens tegenwerking van enige ouderlingen wilde hij met emeritaat gaan, doch nam in 1881 een beroep aan van zijn vroegere gemeente Lodi. In 1883 werd hij nog predikant van de toen geïnstitueerde Nederl. Geref. Gemeente te Pasaic en verkreeg in 1885 emeritaat .Hij keerde toen wederom naar Nederland terug en vestigde zich te Amsterdam, alwaar hij op 18 nov. 1886 overleed. . Opgemerkt zij nog, dat Ds. Wiist reeds in vroegere jaren een rol had gespeeld in de Kruisgemeenten. Hij stichtte in 1840 te Den Helder een Dordts-Geref. Gemeente, welke hij diende tot 1846, na inmiddels te zijn bevestigd als predikant door Ds. A. Flier. Vervolgens diende hij de Kruisgemeente te Giessendam van 1846-1848, vertrok toen naar Amerika, diende andermaal Giessendam van 1850-1854 en ging opnieuw naar Amerika, waar hij gemeenten diende te Buffalo, Rochester en Lodi.

Ds. Bakker verwisselde op 25 nov. 1885 het tijdelijke met het eeuwige. De gemeenten kwamen dus zonder bediening van Woord en Sacramenten. Enige gemeenten sloten zich toen in 1887 aan .bij de kerken der Doleantie, de Nederduits Geref. Kerken, zoals Stad a/h Haringvliet, Poortvliet, Sint-Maartensdijk en Terneuzen (behalve een minderheid onder ouderling Ruben), terwijl de gemeenten Borssele en Nieuw-Beijerland zich weer bij de "van Dijkeriaanse" gemeenten, waar Ds. David Janse toen de enige voorganger van was, voegden. Axel volgde dit voorbeeld in 1899. Op de classicale vergadering van 9 maart 1887 werd toen tot opheffing van het kerkelijk verband besloten. Van de vorengenoemde gemeenten heeft Terneuzen zich in 1889 reeds v/eer aan de Dolerende Kerken onttrokken en was toen tot 1895 zelfstandig (onder Ds G. Maliepaard) , waarna zij op haar verzoek in het verband der "Van Dijkiaanse'' gemeenten werd opgenomen. Ook Sint-Maartensdijk onttrok zich in 1897 aan de inmiddels gevormde Geref.Kerken en keerde tot de "Bakkeriaanse" gemeenten terug, evenals een minderheid van de gemeente te Stad a/h Haringvliet, toen ook Geref.Kerk.

Inmiddels hadden de overgebleven gemeenten besloten zich opnieuw tot een kerkelijke formatie te vernigen op 14 sept. 1887 De gemeenten zijn nadien dan meer bekend als Nederduits Gereformeerde- of Oud-Nederduits-Gereformeerde Gemeente. Sr waren toen gemeenten te Achterberg (Rhenen), Axel, 's-Gravenpolder, 1s-Gravenhage, Herkingen, Helissant, Nieuwerkerk in Du; veland, Oosterland, Oud-Beijerland en Terneuzen. Deze' gemeenten werden  bediend door de in 188? benoemde oefenaars Ruben en Hubregse en de in benoemde oefenaar van der Garde. Zij allen zijn achtereenvolgens tot predi kant bevestigd.

Ds. MARINUS RUBEN (geb. 11 nov. 1840 te Axel, overleden 9 mei 1910) was, 14 sept. 1887 tot lerend ouderling verkozen en werd op 10'juli 1889 doorlerend ouderling Kubregtse tot leraar bevestigd te Terneuzen. Volgens zijn levensbeschrijving noemde hij zich: Leraar en Bedienaar des Goddelijken Woords in de verstrooide gemeenten Jesu Christi in de provinciën Zeeland, Zuid-Holland en Gelderland, in vereniging afgezonderd tot de Standaard der Waarheid, vervat in Gods onfeilbaar getuigenis' en de belijdenisgeschrifteder Nederduits Gereformeerde Kerk, vastgesteld in de Synode Nationaal in de jaren 1618/19. Van zijn hand verschenen meerdere predikaties in druk.

Ds. LEENDERT HUBREGTSE (geb. 22 mei 1845 te Souburg; overleden 23 sept. ? was eveneens sinds 1887 lerend ouderling en werd op 26 nov. 1911 door lerend ouderling van der Garde tot leraar bevestigd te 's-Gravenpolder.

Ds. GERRIT VAN DER GARDE (geb. 10-nov. 1853 te Tuil; overleden 5 dec.193? was sinds 1909 lerend ouderling en werd op 3 dec. 1911 door Ds.Hubregtse tot leraar bevestigd te Achterberg-Opheusden.

Nadat Ds. van der Garde sinds 1932 niet meer in staat was om te preken, werd op de classicale vergadering van 15 sept. 1933 besloten tot samenleving met de Vrije Geref. Gemeente te Tholen, waar Ds. WILLEM BAAIJ (geb. ? maart 1893 te Tholen; overleden 7 juni 1961) voorganger was. Deze gemeente was in 1929 ontstaan toen Ds. Baaij door de Geref. Gemeenten niet werd toegelaten tot de opleiding voor predikant. Daar hij zich daartoe toch geroepen voelde, scheidde hij zich toen met wat aanhang van dit ? af. Hij werd vervolgens op 22 okt. 1931 door Ds. C. de Jonge, predikant van de Oud-Geref. Gemeente te Kampen, tot predikant bevestigd. Ds. Baaij nu bediende Woord en Sacramenten in de "Bakkeriaanse" gemeenten tot augustus 1945, toen hij en later ook zijn gemeente overgingen tot de Chr. Geref. Kerken, evenals de Oud-Geref. Gemeente te Oud-Vossemeer en de Vrije Geref. Gemeente te Pernis, welke zich in 1957 bij de iBakkeriaanse gemeenten hadden aangesloten. Ds. Baaij diende de Chr. Geref. Kerk te Alphen aan de Rijn van 1946-1956 en die van Doorn van 1956 tot april 1960. In dat jaar onttrok hij zich met het grootste deel van die gemeente aan het verband der Chr. Geref. Kerken en werd toen toegelaten tot de Oud-Geref. Gemeenten in Nederland.

Daar de gemeenten dus wederom zonder bediening van Woord en Sacramenten waren, besloten de gemeenten Melissant, Stad a/h Haringvliet en Oude Tonge zich bij de Geref. Gemeenten aan te sluiten, terwijl 's-Gravenpolder zich bij de Oud-Geref. Gemeenten (groep-Ds. de Jonge) en Oosterland zich bij de Oud. Geref. Gemeenten (groep-Ds. Boone) aansloten. Oud-Beijerland besloot als zelfstandige Nederduits Geref. Gemeente voort te blijven bestaan. In de loop der jaren hadden verschillende gemeenten zich reeds aan het verband onttrokken en aangesloten bij de Geref. Gemeenten zoals Herkingen (1922); Nieuwerkerk in Duiveland (1923); 's-Gravenpolder (1924,  behalve een minderheid welke aangesloten bleef); Kruiningen (1932); Nisse (1933) en Opheusden (1933).

Stavenisse leefde reeds sinds 1887 als zelfstandige Oud-Geref. Gemeente en 's-Gravenhage was in 1917 teniet gegaan. Achterberg en Sint-Maartensdijk hadden zich resp. in 1932 en 1936 aangesloten bij de Oud-Geref. Gemeenten (groep-Ds. Boone), terwijl Terneuzen zich in 1944 aansloot bij de Oud-Geref. Gemeenten (groep-Ds. de Jonge).

Recapitulerend kan dus gezegd worden, dat het kerkelijk verband der ''Bakkeriaanse'' gemeenten sinds 1945 heeft, opgehouden te bestaan en de gemeenten zich aangesloten hebben bij de Geref. Gemeenten en Oud-Geref. Gemeenten. Opgemerkt zij nog, dat de hiervoren genoemde groepen-Ds. Boone en Ds. de Jonge Oud Geref. Gemeenten in 1948 zijn verenigd tot het verband Oud-Geref. Gemeenten in Nederland.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1964

Kerkhistorische Kroniek | 10 Pagina's

DS. DANIEL BAKKER EN ZIJN GEMEENTEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1964

Kerkhistorische Kroniek | 10 Pagina's