Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Honderd jaar Gereformeerde Gemeente te Lisse 1865-1965

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Honderd jaar Gereformeerde Gemeente te Lisse 1865-1965

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 6 september a.s. is het honderd jaar geleden, dat de Gereformeerde Gemeente te Lisse werd geïnstitueerd. Deze gemeente verkreeg in de vaderlandse kerkhistorie bekendheid omdat zij in 1869, toen behorende tot de Geref. Kerk (o/h Kruis), besloot zich niet aan te sluiten bij de vereniging van Chr. Afgescheiden Gemeenten en Geref. Kerk (o/h Kruis) tot Chr. Geref. Kerk, evenals enige andere Kruisgemeenten. Ter gelegenheid van dit aanstaande jubileum moge daarom in dit nummer een kort historisch overzicht van deze gemeente volgen.

Honderd jaar geleden telde de burgerlijke gemeente Lisse ongeveer 2.000 zielen er waren toen twee kerken, een Hervormde en een Rooms-Katholieke. In de Hervormde Kerk stond destijds Ds. J. Kooij, in 1844 gekomen van Hoogvliet en in 1868 vertrokken naar Dedemsvaart. Over de gevolgen van de Afscheiding van te Lisse is weinig of niets bekend. Slechts enkele personen zijn er geweest die zich hierbij aansloten en toen lid werden van de Chr. Afgescheiden gemeente te Rijnsburg, waaronder destijds de gehele bollenstreek ressorteerde. Later kwam er nog een Afgescheiden gemeente te Sassenheim (juli 1863), waarbij zich ook weer inwoners uit Lisse voegden.

In die dagen leefde en werkte te Lisse een zekere Hendrik van Voorst. Afkomstig van Maartensdijk (Utr.) was het hem gelukt om een boerderij te huren behorende bij het landgoed "Keukenhof", eigendom van Baron van Pallandt. Van Voorst, die aanvankelijk hervormd was, had zich echter in 1848 aangesloten bij de Geref. Gemeente o/h Kruis te Noordwijk aan Zee, alwaar Ds. Cors Noorduyn toen predikant was. Dat men in die gemeente veel achting voor hem had,bewijst wel dat hij reeds in 1852 tot ouderling werd gekozen, wat hij is gebleven tot 1855. . . , In november 184? kwam er op "Keukenhof" een nieuwe tuinbaas, Gerrit Segers geheten, tot dan tuinbaas op de buitenplaats "Beijerlust" te Heemskerk. Kerkelijk behorende tot de Hervormde Kerk was hij te Heemskerk diaken geweest. Hoewel Segers in de eerste tijd kerkte bij Ds. Kooij, sloten hij en Van Voorst al spoedig vriendschap, die al gauw. nauwer werd toen ze bemerkten dat ze in hun geestelijk denken één waren. En het duurde niet lang of de tuinbaas ging al eens mee ter kerke bij Ds. Noorduijn te Noordwijk. Tenslotte moest het openbaar komen, dat Segers zijn plaats by Ds. Kooij al meer en meer onbezet liet. Het kwam ook ter ore van Baron en Baronesse Van Palland meer dan eens verzochten deze hem het gaan naar Noordwijk te laten en dan ging hij wel weer eens bij Ds. Kooij ter kerke. Doch toen zijn kerkgaan naar Noordwijk toch niet ophield, werd hij voor de keus gesteld of Hervormd te blijven of ontslagen te worden. Op een zondagmorgen echter, toen hij zich opmaakte om toch weer maar eens de Hervormde Kerk te gaan, kreeg hij met kracht het woord in zijn ziel: Is de HEERE God, dient Hem en is Baal God, dient dan hem alleen! Nu was zijn twijfelen voorbij. Ziende op het gebod en blind voor de toekomst bedankte hij als lid van de Hervormde Kerk en sloot zich aan bij de Kruisgemeente te Noordwijk aan.
Maar nu was het ook gedaan met zijn betrekking als tuinbaas en binnen enige weken moest hij "Keukenhof'' verlaten en een andere werkgelegenheid zoeken. Hij vestigde zich vervolgens aan de Hereweg Oosteinde, waar hij toen als teler van groenten voor de verkoop en als tuinman bij de burgers in zijn onderhoud trachtte te voorzien. Met dat alles was de vriendschap tussen Van Voorst (over wiens kerkelijk leven, van de baron en baronesse niets te zeggen hadden omdat hij een "vrije'' boer was) en Segers steeds inniger geworden.
Op "Keukenhof" reeds kwamen hun gezinnen 's zondags al eens tesamen om een predikatie te lezen; dit werd nu voortgezet ten huize van Segers. En op den duur kwam men in kennis met anderen, die zich bij hen aansloten.  Allereerst met de in de Haarlemmermeer wonende winkelier Nooteboom, afkomstig uit Benthuizen en behorende tot de "Ledeboeriaanse" gemeenten; verder met * van Aalst, een graanhandelaar te Lisse, eveneens een "Ledeboeriaan;'. Voorts voegden zich bij hen de metselaar G. Mijnders, afkomstig uit Hillegom en de kleermaker J.P. Molenaar, die beiden tot de Chr. Afgescheiden gemeenten behoorden. En dan nog Th. Venekoert en A. Faas, beiden uit Zeeland afkomstig, hoewel Hervormd zijnde, 's zondags thuis bleven en voor zich een preekje lazen.
Zo werden deze verstrooide schapen allen onder één dak gebracht. Eerst vergaderde dit gezelschap alleen des zondagsavonds bij de een en dan weer bij de ander, alwaar Nooteboom voorging en een predikatie las.
Deze bijeenkomsten werden zeer gezegend en men besloot toen om 's zondags niet meer her-en derwaarts te gaan, maar tweemaal per zondag bijeen te komen bij  Segers, waarbij ook de begeerte om anderen te stichten naar voren kwam. Doch de vrees dat een begerige ziel eens drempelvrees mocht koesteren om een particulier huis binnen te gaan, deed uiteindelijk besluiten een gebouwtje neer te zetten en daarin dan te vergaderen. Van Voorst gaf daartoe wat geld op hypotheek en Segers was bereid een stukje grond af te staan. In de Kanaalstraat (toen nog Broekweg geheten) werd het gebouwtje neergezet. Een droeve teleurstelling was er echter: Nooteboom, die de leiding van de godsdienstoefeningen zou hebben, werd door een pokziekte weggenomen.
Van Voorst en Segers kregen toen de vrijmoedigheid om met openbaar gebed de leiding in handen te nemen. Op 25 mei 1865 trad voor de kleine schare op Ds. W. Eichhorn, 'predikant van de Geref. Gemeente o/h Kruis te Haarlem, om het nieuwe gebouwtje te openen. Toch was ook deze vreugde niet onvermengd, want al spoedig gevoelde men, dat men van nog grotere weldaden verstoken bleef, n.l de bediening der Sacramente.
Op 4 sept. 1865 trad voor hen op Ds. C. Kloppenburg, predikant van de Kruisgemeente te Oud-Vossemeer. Ook aan hem werd de begeerte bekend gemaakt en om raad gevraagd. Reeds de volgende dag gingen een paar broeders met Ds. Kloppenburg naar Haarlem om met Ds. Eichhorn de mogelijkheid te bespreken om aan te sluiten bij de Geref. Kerk (onder het Kruis). De bespreking had succes. Ds. Kloppenburg kreeg van Ds. Eichhorn volmacht om te Lisse een gemeente te institueren. De volgende dag, 6 september 1865, institueerde Ds. Kloppenburg toen de Gereformeerde Gemeente te Lisse, daarbij sprekende n.a.v. 2 Cor. 1 vs. 21-22.

Na de predikatie werden de leden van de nieuwe gemeente openlijk bevestigd; 22 leden waren toegetreden. De eerste kerkeraad bestond uit 4 personen t.w. G. Segers Sr. en H. van. Voorst Sr., als ouderlingen; J. van Aalst en G. Mijnders Jr. als diakenen. Dezelfde avond werden zij bevestigd en werden er tevens twee kinderen gedoopt. Wat de naam betreft welke de gemeente zou dragen, was door de kerkeraad bepaald dat de naam zou zijn: Gereformeerde Gemeente, zonder meer. Zo heeft duidelijk bij de naamgeving de bedoeling voorgezeten om het kerkbegrip van 1834 te handhaven, namelijk niet afgescheiden als een nieuwe secte, maar terug tot de oude Gereformeerde Kerk zoals die vóór 1816 had bestaan; de plaatselijke kerken werden toen immers ook meestal Gereformeerde Gemeente genoemd.

Wat de aansluiting bij een kerkverband betreft, voegde men zich dus bij de Gereformeerde Kerk (onder het Kruis) . Het spraakgebruik uit die tijden bleef echter ook over Lisse spreken van Kruisgemeente, hoewel de gemeente dus officieel deze naam nooit gedragen heeft. Zo was er nu dan een gemeente met kerkeraad en een kerkgebouw en konden de Sacramenten bediend worden. Echter was er ook nog de wens om een eigen voorganger te hebben, welke spoediger vervuld werd dan gedacht was. De kerkeraadsnotulen d.d. 29 nov 1865 vermelden:
"Een met algemeene stemmen goedgekeurd beroep om kandidaat GERRIT JAN MEULENBRUGGE tot voorganger te beroepen, is uitgebracht, waarover door de ouderlingen Segers en Van Voorst met den consulent Ds. Eichhorn te Haarlem is onderhandeld en door zijn eerwaarde goedgekeurd, waarna het beroep door den kandidaat G.J. Meulenbrugge is aangenomen".
Het plan van Ds. Eichhorn om cand. Meulenbrugge (geb. 1836) met een predikant in te leiden, kon door ziekte niet doorgaan. Op 13 dec. 1865 kwam cand. Meulenbrugge van de gemeente Zutphen over met attestatie en acte van prediking; diezelfde avond preekte hij over Joh. 10 vs. 27- Was het kerkje in gebruik genomen op 25 mei 1865, al spoedig was men door uitbreiding van de gemeente verplicht plannen te beramen voor het zetten van een groter kerkgebouw. Het resultaat was, dat van het oude kerkje een pastorie en kosterswoning werd gemaakt en daar tegenaan een nieuw kerkje werd gebouwd.

Precies een jaar later, op 25 mei 1806, werd deze nieuwe kerk in gebruik geno men. Ds. N.J. Engelberts te Zutphen ging toen voor, sprekende over Ezra 6 vs.*
Ter dekking van de schuld was een hypotheek opgenomen en voor de losse schuld waren obligaties uitgegeven. Toen op 10 juni 1869 te Rotterdam een algemene vergadering gehouden werd van de Geref. Kerk (onder het Kruis), werd cand. Meulenbrugge tegelijk met de candidaten J.A. Klercq en J. den Haan (laatstgenoemde was reeds predikant geweest bij de Kruisgemeente-Hogezand te 's-Gravenhage, welke gemeente toen op zichzelf stond) na examen beroepbaar gesteld. Reeds op 7 juni had de gemeente na een gehouden biduur uit een gesteld drietal Meulenbrugge gekozen. Doch op 14 juni bedankte hij voor dat beroep; ook cand. Klercq, daarna nog beroepen, bedankte. Op 11 juli 1869 sprak cand. Meulenbrugge een afscheidswoord tot de gemeente wegens vertrek naar Bierum in de provincie Groningen. Hij overleed op 11 dec. 1886 na de Chr. Geref. Kerk aldaar ruim 17 jaren te hebben gediend. Het bedanken van de candidaten Meulenbrugge en Klercq had echter een reden,? want wat was er gebeurd ? De reeds jaren, vooral door de Chr. Afgescheiden Gemeenten nagestreefde fusie met de Kruisgemeenten had op 24 juni 1869 te Middelburg uiteindelijk zijn beslag gekregen. De verenigde kerken namen toen de naam aan van: Christelijke Gereformeerde Kerk. De gemeente te Lisse had echter bezwaren tegen deze vereniging en besloot als Gereformeerde Gemeente voort te blijven bestaan. De candidaten daarentegen, gingen er wel mee accoord. In de kerkeraadsnotulen werd hierover niets aangetekend. Van ouderling Segers is de uitspraak bewaard gebleven: 'Een huis dat * zichzelf verdeeld is, kan niet bestaan". Een ledenvergadering, gehouden op 3 nov. 1869 gaf achteraf haar fiat aan het besluit van de kerkeraad om niet tot de vereniging toe te treden.

Zo was dan de gemeente zelfstandig, maar ook herderloos geworden. Op 3 jan, . 1872 besloot de kerkeraad in overleg met de ledenvergadering de kerkmeester DIEDERICUS WIJTING (geb. 1844) als oefenaar te benoemen, hetwelk deze aannam. Als vergoeding zou hij de opbrengst van de derde collecte ontvangen. De enige predikant om de Sacramenten in deze tijd te bedienen was Ds. JOHAN WILLEM VAN DEN BROEK, predikant van.de Geref. Gemeente o/h Kruis te Enkhuizen die eveneens niet mede verenigd was. Hij was consulent van 1869 - 1874.Door - een geschil met oefenaar Wijting onttrok hij zich toen hieraan. . Naderhand is * en ander wel weer in der minne vereffend, maar toch is Ds. Van den Broek de Sacramenten niet meer komen bedienen. Op 28 mei 1876 had de gemeente het overlijden van een van haar oprichters, ouderling Hendrik Van Voorst, te betreuren. Ook vertrok in datzelfde jaar oefenaar Wijting naar de Geref. Gemeente te welke gemeente hij diende tot 1888, na intussen door Ds. P. Los te Leiden in 1883 tot predikant te zijn bevestigd. Verder diende hij nog de Dordts- Geref, Gemeente te Kampen van 1888 - 1889 en de Vrije Geref. Gemeente te Zeist van *-1892; in dat laatste jaar overleed hij op 29 jan- 1892.

In de toen weer ontstane vacante periode is de voormalige Kruisdominee Ds. ABRAHAM VERHEIJ, toen predikant van de Chr. Geref. Kerk (een voormalige Kruisgemeente) te West-Barendrecht, wel eens in de gemeente voorgegaan, doch een beroep werd door hem niet aangenomen. Op zijn advies werd toen Ds. ELIAS FRANSEN (geb. 1827) , sinds 1871 predikant van de Dordts-Geref. Gemeente te Kampen, eens uitgenodigd om te komen preken waaraan deze gevolg gaf. In een tweede dienst werden toen 22 kinderen gedoopt en een ouderling bevestigd. Een beroep nam hij echter niet aan, maar wel een benoeming als consulent. Op 24 dec. 1882 ontsliep de andere oprichter der gemeente, ouderling Gerrit Segers . In 1886 werd Ds. Fransen wederom beroepen, welk beroep hij toen aannam. Na bevestiging op 29 maart 1886 door Ds. F. Meijer, predikant van de Vrije Geref. Gemeente te Vlaardingen, deed hij zijn intrede. Zijn traktement was ƒ 900,— * jaars met vrij wonen. Gedurende zijn verblijf te Lisse breidde de gemeente zich voortdurend uit: uit Hillegom, Sassenheim, Nieuw-Vennep en omstreken voegden er zich bij de gemeete. Dit was een verblijdend teken, maar het tweede kerkgebouw werd hierdoor al weer te klein. Nog in 1886 besloot de kerkeraad over te gaan tot de bouw van een nieuwe kerk met pastorie. Op zondag 6 febr- 1837 preekte Ds. Fransen voor het eerst in de nieuwe kerk. In de kerkeraad waren er al eens besprekingen geweest over het aanvragen om rechtspersoonlijkheid; in 1891 richtte de gemeente toen een verzoekschrift dienaangaande aan de Koningin-Regentes, waarin o.m. voorkwam dat men de DK aanvaardde, met uitzondering van die gedeelten waar de medewerking van de Staat vereist werd. Van de Minister van Justitie kreeg men echter een afwijzend antwoord: de reden was dat de Geref. Gemeente te Lisse op zichzelf stond en dat de DKO een kerkorde was van een kerk, die uit meerdere gemeenten bestond. Daarna werd opnieuw een rekwest ingediend, waarin de DKO eruit gelaten was.

Hierop kreeg men als antwoord: bericht van ontvangst van het ingekomen verzoek. De kerkeraad vond dit antwoord voldoende, daar de gemeente hierdoor bij de Regering bekend was geworden. Tien jaar heeft Ds. Fransen te Lisse gearbeid; op 16 dec. 1895 nam hij afscheid wegens aanneming van een beroep naar de Geref. Gemeente te Barneveld. Aldaar ging hij over van de strijdende- naar de triumferende Kerk op 4 juni 1898. Van zijn hand verschenen vele leerredenen en verhandelingen in druk.

In de tijd van zijn ambtsperiode te Lisse werkte Ds. Fransen nauw samen met zijn vorige gemeente, de Dordts-Geref. Gemeente te Kampen, en de Vrije Geref. Gemeer te te Vlaardingen, welke hij daar in 1881 had geïnstitueerd en waarvan hij de predikant, Ds. Frederik Meijer (die van 1867 - 1881 lerend ouderling van de Kruisgemeente te Tricht was geweest), op 4 dec. 1881 had bevestigd. Ook verzorgde hij de overgebleven Kruisgemeente te Tricht en institueerde verder nog een gemeente te Westzaan in 1888. Deze gemeenten, waarbij zich in de negentiger jaren nog meerdere vrije gemeenter aansloten, vormden toen het verband Geref. Gemeenten o/h Kruis, dat zich in 1907 zou verenigen met de "Ledeboeriaanse" gemeenten (tak-Ds. P. van Dijke) te de Gereformeerde Gemeenten.

Na het vertrek van Ds. Fransen uit Lisse brak voor de gemeente een moeilijke tijd aan. Geen theologische kwesties, doch louter persoonlijke feiten werden oorzaak dat er in 1897 een scheuring ontstond.
De uitgetredenen stichtten in sept. 1897 een Chr. Geref. Kerk, doch ook in deze kerk woelden nog controversen, zodat tijdens de ambtsperiode van oefenaar W .Vermeer er leden uittraden en in 1900 een zelfstandige Oud-Geref. Gemeente stichtten. In de twintiger jaren sloot deze gemeente zich aan bij de Federatie van Oud-Geref. Gemeenten (groep--Ds. De Jonge) en maakt thans deel uit van het verband Oud-Geref. Gemeenten in Nederland. Opgemerkt zij nog, dat de Gereformeerde Kerk eerst in 1915 werd geïnstitueerd, voornamelijk als gevolg van de groei van de Lissese bevolking. In 1945 ontstond uit haar als gevolg van de "Vrijmaking" de Gereformeerde Kerk (onderh. art 31 DKO) .

In de Geref. Gemeente had men intussen besloten Ds. C. PIENEMAN, predikant van de Oud-Geref. Gemeente te 's-Gravenhage (Zuid-Binnensingel), te verzoeken als consulent op te treden en ook te komen catechiseren, hetwelk deze aannam. Een op hem uitgebracht beroep nam hij echter niet aan. In november 1898 werd JACOBUS OVERDUIN, laatstelijk oefenaar van de Geref. Kerl B te Boskoop, beroepen als lerend-ouderling, welk beroep hij aannam. Een jaar later werd hij beroepen als predikant en na aanneming hiervan als zodanig op 12 maart 1899 door Ds. Pieneman bevestigd. Ds. Overduin, geboren op 2k mei 1851 te Leiden, opgevoed in een familie die behoorde tot de Chr. Afgescheiden gemeente (Herengracht), gevoelde reeds op jonge leeftijd roeping tot het "wondere ambt". Hij studeerde enige tijd op de Theologische Hogeschool te Kampen, doch omstandigheden nooptem hem deze studie op te geven. In 1884 werd hij toen oefenaar van de Chr. Geref. Kerk te Doorn. Verder diende hij nog als oefenaar de Dolerende Kerken te Montfoort van 1888 - 1890; Amerongen van 1890 - 1892 en Boskoop van 1892-1898. Te Boskoop, dat al spoedig Geref. Kerk B werd, ontstonden in 1896 moeilijkhedei omdat Ds. Overduin op vrije zondagen voorging in de Chr. Geref. Kerk te Dordrecht. In 1898 ontstonden deze wederom toen hij enige malen voorging in de Oud Geref. Gemeente te 's-Gravenhage (Zuid-Binnensingel).
Toen de kerkeraad hem hierover onderhield, bleek dat zijn handelingen voorsproten uit weerzin tegen samensmelting met de Geref. Kerk A te Boskoop. Hij vroeg toen daarom ontslag als oefenaar, hetwelk hem werd verleend. Maar .. daar hij inmiddels weer in Den Haag was voorgegaan, werd hem alle arbeid in de gemeente verboden, waarop hij de gemeenschap met de Geref. Kerk B verbrak.

Zoals reeds vermeld, ontving hij kort daarna een beroep van de Geref. Gemeemte te Lisse, hetwelk door hem werd aangenomen. Door het rusteloos werken van Ds . Overduin groeide de gemeente langzamer hand weer aan. Een vrucht van zijn arbeid is ook de oprichting van een christelijk school in 1905, momenteel uitgegroeid tot een kleuterschool,lagere- en ?school op gereformeerde grondslag. Verder trad de gemeente tijdens zijn ambtsperiode toe tot het in 1907 gevormde verband Gereformeerde Gemeenten. Wegens toenemende lichaamszwakte werd het voor hem steeds moeilijker de gemeente te dienen. Het ingang van 18 nov. 1921 verkreeg hij dan ook emeritaat met behoud van traktement. Op 4 dec. 1928 ging hij de eeuwige rust in ten huize van zijn zoon Ds. D.C. Overduin te Giessendam, alwaar hij zijn laatste levensjaren had doorgebracht.

Nadat het beroepingswerk weer ter hand was genomen, nam uiteindelijk Ds. DRIK ALBERT MINDERMAN te Dirksland het op hem uitgebrachte beroep aan. Op nov. 1923 werd hij door Ds. W. den Hengst te Leiden bevestigd. Ds. Minderman was op 16 mei 1860 te ' s-Gravenhage geboren. In 1895 werd hij predikant naar art. 8 DXO van de Chr. Geref. Kerk te Gouda. Van 1896 - 1911 diende hij de Chr. Geref. Kerk te Rotterdam-C. (Van 1899 - 1906 stond hij echter buiten dit verband; was toen dus zelfstandig). In 1911 vertrok hij naar Amerika om de Ned. Geref. Gemeente te Grand-Rapids (Mich.) te gaan dienen. In 1921 nam hij een beroep aan van de Geref. Gemeente te Dirksland, daarmede overgaande naar de Geref. Gemeenten. Bijna 10 jaar heeft hij de gemeente gediend; de laatste jaren met veel moeite omdat het gezicht van zijn ogen steeds minder werd. Op 23 maart 1933 nam God hem tot zich.

Door de gestadige groei der gemeente werd het in 1887 gebouwde kerkgeboüv te klein. Eerst wilde men dit vergroten, maar tenslotte werd besloten een nieuwe kerk te bouwen. Tengevolge van de economische crisis der dertiger jaren, kon de nieuwbouw eerst in 1935 gerealiseerd worden en op 7 febr. 1936 werd de nieuwe kerk aan de Tulpenstraat in gebruik genomen door de inmiddels op 6 sept. 1934 bevestigde candidaat, Ds. H. LIGTENBERG. Nadat deze in 1939 een beroep had aangenomen naar Kampen, is de gemeente verder nog gediend door:
Ds. A. VERHAGEN van 1942- 1947; Ds. K. DE GIER van 1948 - 1953; Ds. L. KIEBOOM van 1954 - 1958 en Ds. H. VAN GILST van 1959 - 196?. Momenteel is de gemeente vacant.

In de 100 jaar van haar bestaan heeft de gemeente 74 jaar een eigen voorganger gehad; een voorrecht als men ziet dat vele Geref. Gemeenten tientallen jaren vacant zijn. Tenslotte kan met recht gezegd worden, dat het stekje, in 1865 geplant, uit gegroeid is tot een boom. Telde de gemeente toen 22 belijdende leden, per 1 jan. 1965 was het zielental 1279, waarvan 670 belijdende- en 609 doopleden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1965

Kerkhistorische Kroniek | 12 Pagina's

Honderd jaar Gereformeerde Gemeente te Lisse 1865-1965

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1965

Kerkhistorische Kroniek | 12 Pagina's