Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de kerkhistorie van Scheveningen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de kerkhistorie van Scheveningen

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als men de kerkhistorie van Scheveningen in haar totaliteit overziet, kan men deze in 3 tijdvakken verdelen en wel:

I. Van de vroegste geschiedenis tot aan de Reformatie;

II. Van de .Reformatie tot ongeveer het midden der vorige eeuw, tot welk . tijdstip de openbaringsvorm van de Kerk des Heeren ook te Scheveningen nog een en ongedeeld was;

III. Van het midden der 19e eeuw tot op heden.

In het kader van dit artikel is het uiteraard onmogelijk deze 3 tijdvakken volledig te behandelen. Wij zullen ons daarom beperken tot enige bijzonderheden uit de tijdvakken I en II, doch wat tijdvak III betreft iets uitvoeriger zijn, in het bijzonder wat de ontwikkelingsgang van de Oud Gereformeerde Gemeente te Scheveningen betreft.

I.
Over de vroegste geschiedenis van Scheveningen en haar inwoners is heel weinig bekend. Uit de algemene kerkgeschiedenis weten we, dat in de 8e eeuw de angelsaksische zendeling Willebrord in onze kuststreken aan de hier wonende heidenen het Evangelie verkondigd heeft. Doch of zich op de plaats waar het oude Scheveningen stond welke plaats thans tengevolge van overstromingen enkele honderden meters zee-inwaarts ligt ten tijde van Willebrords optreden reeds mensen ophielden, is onbekend. Onmogelijk is dit niet, want in het oudste kerkgebouw te Scheveningen bevond zich indertijd een altaar, gewijd aan de H.-Ewaldus en deze was een leerling van Willebrord . Men kan dan ook Scheveningens kerkhistorie pas laten beginnen in de tweede helft der 14e eeuw, om precies te zijn op 17 sept. 1357, toen tijdens de regering van Graaf Willem V ter ere van St.-Antonius. practisch het gehele dorp storm, gepaard gaande met Toch begon men nog in het nieuwe kerk en dit gebouw van Beijeren (135^1389) een kapel werd gesticht Deze kapel hield het uit tot 1470, in welk jaar door de zee werd verzwolgen tengevolge van een een watervloed. jaar van de ramp reeds weer met de bouw van een. is in hoofdzaak nog hetzelfde, dat nu in de Keizerstraat staat, de z.g. "Oude Kerk" en onlangs geheel werd gerestaureerd.

II.
Wij noemen nu het jaar 1572, omstreeks welk jaar de 'Reformatie ook in Scheveningen haar intrede deed. Over de wijze waarop dit gebeurde is helaas weinig bekend. De laatste pastoor, een zekere Cornelis Willemsz. bediende de kerk nog in 1572. Vast staat, dat de eerste Hervormde predikant HIERONIMUS VORSELIUS in 1578 te Seheveningen zijn intrede deed, in welk jaar de Spanjaarden Den Haag en Seheveningen voor goed verlieten. In dat jaar ging de kerk dus van Roomse in Hervormde handen over en werd geschikt gemaakt voor de hervormde eredienst. De overlevering wil, dat op zekere dag de gehele Scheveningse kerk, de pastoor incluis, en bloc tot de hervormde leer overging. Afgaande op het oordeel van een toenmalige roomse geschiedschrijver over deze pastoor, die hem "een toomelooze monnik en landverwoester" noemt, zou die overlevering wel eens een grond van waarheid kunnen bevatten. Het jaar 1578 betekende dus, voorlopig althans, het einde van de Rooms - Katholieke Kerk te Scheveningen en men kan vrijwel aannemen dat er op het einde van de 16e eeuw zo goed als geen Roomsen meer waren. En een plakkaat * op boete van ƒ 200,- om huizen, schepen of velden voor roomse godsdienstoefeningen af te staan en zij, die het waagden deze diensten te leiden, werden ; met levenslange verbanning bedreigd. Toch gebeurde het wel dat een geestelijke de wet trotseerde. Zo is bekend, dat omstreeks 1630 een zekere Engelbertus Kenniphoven met een draagbaar altaartje de dorpen rondom Den Haag en ook Seheveningen bezocht en bij zijn huisbezoeken tevens kinderen doopte. Zo waren er langzamerhand dus al weer aanhangers van de roomse godsdienst Seheveningen gekomen. Interessant is in dit verband het antwoord te lezen van de Scheveningse kerkeraad op een aantal vragen, welke in 1725 door de deputaten van de Synode van Zuid-Holland werden gesteld aan de onderhorige kerken omtrent de invloed van het pausdom op het maatschappelijk leven. De kerkeraad dan gaf het volgende antwoord: "Dat met de Reformatie en de eerste tijden daarop volgende, Scheveningen enkel uit Gereformeerden heeft bestaan, maar dat naderhand hier van buiten zijn komen wonen: handwerkers, winkeliers, herbergiers enz. die voor het merendeel Paaps zijn.
En verder nog "dat het soms voorkomt dat Gereformeerden met Paapsen trouwen, doch dat hij gemengde huwelijken zoveel mogelijk tracht te voorkomen door bij het aannemen van lidmaten de ongetrouwden te laten beloven geen huwelijk met een Papist aan te gaan". Bovendien vindt de kerkeraad het nodig dat er maatregelen worden getroffen cj te voorkomen "dat gereformeerde ouders hun kinderen een ambacht laten leren bij Paapse bazen, waardoor de kinderen door omgang met dezulken gevaar lopen tot de Paapse religie te worden weggesleept". Tenslotte constateert de kerkeraad, dat er te dien tijde (in 1725 dus) te Seheveningen 30 Paapse huisgezinnen waren tegen 270 Gereformeerde. In dit tijd bestond er nog geen Roomse kerk. De eerste Roomse kerk te Scheveningen werd met toestemming van de Regering eerst in 1830 geopend aan de Kerkwerd, vlak bij het strand. Toen deze te klein werd, verrees in 1855 een kerk aan de Scheveningseweg, welke in 1900 werd afgebroken en vervangen door het huidige kerkgebouw op dezelfde plaats.

Uit de lijst van predikanten, die achtereenvolgens vanaf de Reformatie de Scheveningse Gereformeerde (Hervormde) Kerk hebben gediend, zullen wij slechts enkele namen noemen en daarbij tevens nog wat bijzonderheden omtrent het kerkelijk leven tijdens hun ambtsperiode. Tot een der meest geliefde predikers moet hebben behoord Ds. CORNELIS * die er stond van 1679 - 1697, in welk jaar hij overleed en in de kerk werd begraven. Na zijn dood werd voor hem een zilveren gedenkpenning geslagen, die nog te zien is in het Koninklijk Penningkabinet te Den Haag. Zijn opvolger was Ds. JUSTUS HENRICUS VAN HOGENHOEK, die een jaar later de he dersstaf opnam. Aanvankelijk had de kerkeraad het plan een predikant naar eigen smaak te beroepen, doch toen hij dit ten uitvoer wilde brengen, stak de burgermeester van Den Haag er een stokje voor omdat hij er niet in gekend was, daar de DKO voorschreef dat verkiezing'van een predikant niet dan zonder goede correspondentie met de christelijke overheid ter plaatse mocht geschieden. Het'kwam er uiteindelijk van dat de candidaat van de burgemeester, Ds. J.R. van Hogenhoek te Rossum (Gld.), beroepen werd en die dit beroep ook aannam. Na een 45-jarige ambtsperiode ging hij in 1732 met emeritaat. in 1757 kwam een predikant, die eveneens zeer geliefd was n.1. Ds. CiLiHoTIANUS VAN STENSVELD van Piershil. Hij stond ruim 40 jaar op Scheveningen tot zijn emeritaat in 1798. Tijdens zijn ambtsperiode werd in 1764 het orgel in de Oude Kerk geplaatst, gebouwd door Gerard Stevens. Hetzelfde jaar nog werd hij opgevolgd door Ds. PETRUS FAASSEN DE HEER, voordien predikant te Noordeloos, waar hij in 1796 was afgezet Wegens het bedrijven van oranjegezinde politiek. Over de activiteiten van deze predikant zou een boekdeel te vullen zijn. Heerszuchtig van aard als hij was, voelde hij zich blijkbaar geroepen om als hervormer van het gehele kerkelijke en maatschappelijke leven te Scheveningen op te treden. Ontelbaar zijn de veranderingen, die daarin door zijn toedoen tot stand werden gebracht. Het kan echter niet worden ontkend, dat hij ook heel wat misstanden heeft opgeruimd en dat hij de Kerk, vooral op financieel gebied, er aardig bovenop heeft geholpen. De Scheveningse Kerk na de Reformatie heeft namelijk financieel gezien, steeds een noodlijdend besta.an gehad. De bevolking heeft de eeuwen door in hoofdzaak van de visserij geleefd en deze leverde over het geheel genomen maar een karig stuk brood op. Vandaar dat de inkomsten van de Kerk in verhouding ook altijd maar magertjes zijn geweest, terwijl de uitgaven van de diaconie de inkomsten ook altijd verre overtroffen. De vele landerijen, die de Roomse Kerk vroeger bezat, o.m. in Eijkenduinen, Rijswijk en Wassenaar en die bij de Reformatie in gereformeerde handen waren 'overgegaan, had men in de loop der tijden reeds stuk voor stuk moeten verkopen. Tijdens de Franse overheersing, toen de visserij zo goed als stil lag, moest het merendeel der bevolking van de diaconie worden bedeeld. Scheveningen telde toen c.a. 2.600 inwoners, waarvan er 1.400 moesten worden bedeeld, doch geld was er nie t. Ds. Faassen stelde toen een bedelbrief op en zond die naar alle kerkeraden in het land. Deze actie leverde de voor die tijd enorme som van ruim f 28.000,-- op. De diaconie was Ous voorlopig uit de brand. Voornamelijk trok Ds. Faassen echter ten strijde tegen een aantal wel zeer eigenaardige uitgaven, waarvoor men al jarenlang de Kerk had laten opdraaien.. Alvorens deze nader te noemen, moeten wij eerst een typische inkomstenbron van de Kerk vermelden, waardoor het vërband met die uitgaven duidelijker wordt.

Wanneer men eens een oude jaarrekening nagaat, komt men daarop als belangrijkste inkomstenbron tegen de post "Stuiversgeld". De Kerk had n.1. al van oudsher het recht om één stuiver te heffen van elke koop vis, die aan het strand werd afgeslagen. De inning geschiedde door een zevental boekhouders. Vóór de Reformatie sprak men van het Godsgeld. Dat recht is toen overgegaan op de Gereformeerde Kerk. Bekend was vroeger op Scheveningen de uitdrukking: "Die koop kost mij negenenveertig; vijftig met de kerk". Men bedoelde daarmee dat de verkoper 49 stuivers kreeg, de 50e was voor de Kerk. In de 18e eeuw leverde dat Stuiversgeld jaarlijks c.a. f 2.000,- op en vormde daarmede tevens verreweg de belangrijkste inkomstenbron. Eerst in 1906 werd dit eeuwenoude recht door de Hervormde Kerk prijsgegeven, voornamelijk omdat er moeilijkheden kwamen met die vissers, die toen tot andere kerken behoorden en er niet veel voor voelden om de hervormde kerkkas te blijven spekken. Nu is het wel gebleken dat de Scheveningers zich van dat Stuiversgeld altijd een verkeerd denkbeeld hebben gevormd. Men dacht blijkbaar zo: de Kerk heeft  uit de visserij door middel van het Stuiversgeld een mooie inkomstenbron, daar kan ook wel wat af. Zo kon het gebeuren, dat in oude jaarrekeningen de Kerk steeds weer de uitgavepost voorkomt: "Pintjes brandewijn voor de trozen". Bij het begin van het nieuwe haringseizoen hielden de vissers namelijk ieder jaar een soort uitgaansdag en de pintjes brandewijn, die dan voor rekening van de Kerk werden uitgedeeld, moesten meehelpen om de feestvreugde te ver hogen. Zoals was te verwachten, maakte Ds. Faassen ook hier aanmerking op, doch to - hij voorstelde dit gebruik af te- schaffen, wierp men hem tegen, dat het altijd al zo geweest was. Ja, wat men met de ene hand aan de Kerk gaf, nam men met . de andere hand terug. Had de klinker (omroeper) een nieuw bekken nodig, de Kerk was er goed voor; -.., moest het "kalhuisje", een soort praathuisje voor de vissers vlak bij het strand, gerepareerd worden, de rekening ging naar de Kerk. Tegen deze en nog veel meer dergelijke misstanden trok dominee van leer. Ook betaalde de Kerk het salaris van de vroedvrouw. Hierover schreef Ds. Fa;, sen in 1Ö06 een brief naar het gemeentebestuur van Den Haag, waarin hij vr|,. of dit college voortaan dit salaris wil betalen, evenals zij dit voor de HL se vroedvrouwen deed, want schrijft hij: "Wat toch heeft de Kerk met de vrtl vrouw nodig ? Bij mijn weten kwam zij nooit in barensnood en heeft zij nooit kinderen gezoogd en toch heeft zij hiervoor in de loop der jaren al duizendet 1 uitgegeven !" En passant brengt hij ook onder de 'aandacht van het gemeentebestuur, dat Mijnheer de Burgemeester en de Gemeentesecretaris ieder jaar als de nieuwe haring aankwam, voor j 50,-- nieuwe haring kregen aangeboden en... "zoals i vond, uit de kerkekas betaald" het is te begrijpen dat zijn optreden nogal wat kwade gezichten heeft veroorzaakt en dat hij veel aan sympathie heeft moeten inboeten. Helemaal vlekkeloos is zijn levenswandel daarenboven ook niet geweest. Zo wordt vermoed (hij was n.l. tevens eigenaar van een aantal vissersschepen, dus reder) dat hij tijdens de Franse overheersing een flinke duit heeft verdiend met smokkelarij,! . waarvoor hij door de Fransen gevangen werd gezet. Stellig was hij meer zakenman dan predikant. Volgens de overlevering moet op het naambordje dat op zijn deur prijkte, het volgende vermeld zijn geweest:

Hier verkoopt men schellevis
En leert men voor belijdenis.

Na een 40-jarige ambtsbediening ging hij in 1836 met emeritaat en overleed (?- 1840. De 19e eeuw bracht in de Kerk der Reformatie menige verandering. Na de invoering van het Algemeen Reglement van 1816 door Koning Willem I werd haar naam van nu af Nederlandse Hervormde Kerk. Maar ook de oude Dordts-gereformeerde leer geraakte hoe langer hoe meer in discrediet en tengevolge van de leervrijheid gingen "deugdenleer" en modernisme de boventoon voeren. Ook in Scheveningen kwam dit tot uiting, alhoewel niet in hun scherpste vorm. Reacties konden daarom niet uitblijven en de gevolgen waren de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886. Het was gedurende de ambtsperiode van de predikanten A. Boyman (1829 - 1843);' J.A. Meulemans (1836 - 1856 ) ; Kraijenbelt (1857- 1864) en J.C. de Vijver (1866-1887) dat de gevolgen hiervan zich ook op Scheveningen gingen laten gelden.

III
De daad van Ds. Hendrik de Cock te Ulrum, die zich in 183^ met zijn kerkeraad en gemeente bij "Acte van Afscheiding en Wederkeer" van de Hervormde Kerk had losgemaakt, had alom in den lande navolging gevonden.
Aanvankelijk vond deze beweging op Scheveningen ogenschijnlijk weinig weerklank Dat wil echter niet zeggen, dat alle Scheveningers trouwe leden der Hervormd* Kerk bleven. In Den Haag was er namelijk een gezelschap, dat besloot niet te rade te gaan met vlees én bloed, maar wat men als heilige roeping zag: het sloot zich aan bij de Afscheiding. En in de winter van 1834/35 werd een Chr. Afgescheiden gemeente geïnstitueerd, die aanvankelijk samenkwam in de woning van de familie Nieuwenhuijzen in de Raamstraat en waar toén al spoedig Ds. Scholte, Ds..,.Budding en Kors Noorduijn (toen nog Ier end - ouder ling te Noord wijk) voorgingen. Dat er destijds ook Scheveningers waren, die hun zielevoedsel na een lange wandeling in de Raamstraat gingen halen, blijkt'uit een proces-verbaal .d. d . 7 mei 1837 opgemaakt wegens een z.g. verboden bijeenkomst. Daarin worden o.m. genoemd: Jacob Toet, schoenmaker te Scheveningen (hij was degene die het gebed deed), verder Cornelis Roeleveld, Matthijs Taal, Arie de Lange, Klaas van den Dijk, Maarten Plokker, allen vissers te Scheveningen.
Ook schijnt men wel naar Noordwijk te zijn gevaren om Noorduijn aldaar te gaan beluisteren, want in een rapport van de Directeur van Policie te 's-Gravenhai aan de Procureur bij het Hooggeregtshof d.d. 26 dec. 1836 komt het volgende voor: "Eenige inwoners van Scheveningen zouden insgelijks leden der Scholtiaanse .vej gader-ingen zijn. Onlangs is te Scheveningen eene pink in zee gestoken, bemand met zulke verkeerde ijveraars. Niet om te gaan visschen, maar te Noordwijk een bezoek te geven aan een fragment (afdeeling)', behoorende tot de groote confrerie (broederschap). Toen er in 1847 uit de Haagse Afgescheiden gemeente een Geref. Gemeente o/h. Kruis ontstond, waren ook hier weer vele Scheveningers lid van. In een missive van het Gemeentebestuur van ' s-Gr.avenhage aan .de Goeverneur v; Zuid-Holland wordt medegedeeld: "dat er eerst bij een weduwe De Graaf en later in een daartoe gehuurd gebouw afzonderlijke godsdienstoefeningen worden gehouden van Oud - Gere formeerden onder het Kruis, die zich van de z.g. Afgescheiden Geref. Gemeenten hebben afgescheiden. Deze godsdienstoefeningen worden bezocht door 30 a 40 personen, meest Scheveningers, en geleid door Ds. Van den Oever en Ds. Noorduijn" Later ontstond er dan nog een tweede Kruisgemeente tengevolge van de ontstan* landelijke controversen met Ds. C. van den Oever te Rotterdam. Deze gemeente kreeg in 1861 een kerkgebouw in de Wagenstraat (ongeveer waar nu de "Haagse Courant" is gevestigd) en als predikant Ds. R. Veldman. Deze nam in 1864 een beroep aan naar Zwolle, alwaar hij in een conflict met de andere kerken geraakte en in 1866 op zichzelf kwam te staan. In Den Haag w.as er ook een aantal persoonlijke aanhangers van Ds. Veldman, da een soort dependance van Veldmans gemeente te Zwolle vormde en waarvoor in het kerkgebouw in de Wagenstraat (dat persoonlijk eigendom van Ds. Veldman was) één van zijn leerlingen n.l. A.H. GEERTS preekte. De lasten werden voor deze groep echter te hoog. Iets beter ging het toen Ds Nicolaas Wedemeijer, een vroegere Kruisdominee die de gemeenten Tricht en Dor dr.echt had bediend doch sinds 1860 ambteloos was, in 1868 voorganger van deze gemeente werd. Maar het bleek dat ook hij het financieel in de Wagenstraat niet kon bolwerken, zodat hij met zijn gemeente verhuisde naar de Zuid-Binnensingel in een vroegere sigaren fabriek. In de Haagse volksmond werd dat toen het "sigarenkerkje". Deze gemeente werd na zijn dood in 1888 bediend door Ds. Gerrit Maliepaard van: 1889-1892; Ds. Cornelis Pieneman van 1893-1898 en Ds. Willem de Groot van 1899-1903. In dat jaar splitste de gemeente zich. Het ene deel bleef zelfsta: dig onder de naam Geref. Gemeente o/h Kruis met Ds. De Groot; zij nam een kerkje aan de Z.W. Buitensingel in gebruik (nu kerk van de Vrije Evang. Gem.).

In 1917 ging de gemeente teniet en Ds. De Groot ging over naar de Geref. Kerk Het andere deel sloot zich als Oud-Geref. Gemeente aan bij de "Ledeboeriaanse, gemeenten en volgde in 1907 Ds. Boone. Zij vergaderde eerst in de Cilliersstraat en sinds 1921 in de Wesselsstraat. In de loop der jaren werd deze gemeente bediend door de oefenaars C. de Jonge, J. Vijverberg en P. Beekman. Zij is thans aangesloten bij de Oud-Geref. Gemeenten in Nederland. Opgemerkt zij nog dat de in 1857 gevormde "Ledeboeriaanse  gemeente aan de Zuidwal na Ds. Ledeboers dood Ds. Daan Bakker was gevolgd. Na diens dood werd zij verzorgd door Ds. M. Ruben te Terneuzen. Omstreeks 1918 is deze gemeente teniet gegaan. De Geref. Gemeente (eerst Z.W.Buitensingel, nu Oude Boomgaardstraat) werd eerst in 1923 geïnstitueerd. In de aanvang bestond zij uit ''dakloze' leden, enkele families uit de Wesselsstraat en wat andere verstrooiden. Van 1933-1947 werd zij bediend door Ds. P. Honkoop en sinds 7 okt. 1953 door Ds. K. de Gier.

Na deze noodzakelijke uitwijding over de Haagse kerkgeschiedenis keren wij tenaar Scheveningen. Toen Geerts zijn oefeningen in de Wagenstraat staakte, schijnt hij op Schevenj gen geoefend te hebben en het resultaat was dat hij een Oud-Geref. Gemeente stichtte welke bijeen kwam in Den Haag: Korte Houtstraat 11, vermoedelijk we gens ruimtegebrek te Scheveningen. Op 25 maart 1871 richtte Geerts een rekwest tot de Koning, waarin hij
erkening van zijn gemeente vroeg. Dit verzoek werd, behalve door Geerts (die inmiddels op 4 febr. 1u70 tot predikant was bevestigd) ondertekend door 8 kerkeraadsleden en 60 mansleden. Onder deze namen komen c.a. kO echt Schevningse namen voor zoals Bal, Guyt, Groen, Den Heijer, Van der. Harst, Jol, Keus, De Niet, Pronk, Taal, Toet, Spaans, Vrolijk, Van der Zv/an, enz. Hieruit blijkt dus wel, dat deze Oud-Geref. Gemeente voor het merendeel uit i" Scheveningers bestond. Bij Kon. Besluit d.d. 21 april 1871 werd de gevraagde erkenning verleend. Later heeft deze gemeente de Korte Houtstraat weer verlaten en is Ds. Geerts definitief te Scheveningen gaan preken; eerst in een zaaltje in de Keizerstraat, later in een paar samengetrokken huisjes in een poort van de Keize s traat. In 1892 moet de gemeente opnieuw georganiseerd zijn; Ds. Geerts liet toen voor eigen rekening een kerkje bouwen aan de Havenkade 19 (thans een koffigroothandel) en ging er boven wonen. De naam werd Eben-Haëzer-kerk.  Ds. ALBERTUS HINDERIKUS GEERTS was op 10 okt. 1844 te Coevorden geboren, ontving een opleiding tot smid. Later ging hij in de Kruiskerk oefenen en studeerde bij Ds. Veldman te Zwolle, zoals wij reeds vermeldden. Behalve voo: zijn gemeente preekte hij ook in andere vrije gemeenten o.m. in Doetinchem en Rijssen, en ook zo nu en dan in een "Ledeboeriaanse" gemeente. Op 13 jan- 1916 overleed hij, nadat hij .door ziekte reeds enkele maanden nie meer had kunnen preken. De gemeente kocht toen van de familie het kerkje voor ƒ 11 .000, — . In de daarop volgende vacante periode werd de gemeente verzorgd door Ds. C de Jonge te Kampen, Ds. G.J. Wolbers te Enkhuizen en oefenaar. A.A. v.d.-* te Rotterdam. In 1920 beriep de gemeente JAN VAN WIER, die dit beroep aannam. Hij werd geboren op 2 okt. 1871 te «onseradeel en was aanvankelijk beurtschipper; ook was hij ouderling van. de Geref. Kerk te Amstelveen. Nadat hij buiten die ker) was komen te staan (hij sympathiseerde met Ds. Den Hengst, die in 1913 uit ' Geref. Kerk te Veenendaal trad), was hij gaan oefenen. Op 20 juli 1920 werd hij door ouderlingen de handen opgelegd.

Hot jaar daarop kocht do gemeente van de Geref. Kerk te Scheveningen de Pniël-kerk aan de Nieuwe Laantjes voor ƒ 35-000,-  incl. orgel en inventaris. Deze kerk was in 1890 door de Dolerenden gebouwd en door de ingebruiknemingvan de Prins Willem-kerk overcompleet geworden. Ook deze kerk kreeg toen weer de naam Eben-Kaexer-kerk. In 1923 trad de gemeente toe tot de Federatie van Oud-Geref. Gemeenten, de z.g. groep Ds. De Jonge. In 1927 nam Ds. Van Wier een beroep aan naar de vrije Geref. Gemeente o/h Kruis te Rijssen. Op 11 dec. 1927 preekte hij zijn afscheid. Nadien is hij nog meerdere malen in de gemeente voorgegaan. Hij overleed te Rijssen op 10 nov. 1953- In het begin der dertiger jaren gingen er in de gemeente steeds meer stemmen op, welke voor aansluiting bij de Geref. Gemeenten pleitten, temeer daar sinds 1927 al met de Haagse Geref. Gemeente in een schoolvereniging werd samengewerkt . Een aantal personen richtte toen in dec. 1932 een verzoek tot de kerkeraad on tot samenwerking te komen met de Geref. Gemeenten. Na rijp beraad van de kerkeraad besloot men op 9 okt. 1933 Ds. J. Fraanje voor te laten gaan en na eer dienst een ledenvergadering te houden. Op deze vergadering werd met 64-4 stemmen tot aansluiting bij de Geref. Gemeenten besloten. Kort daarna bleek echter dat meerdere leden weer tot andere gedachten waren gekomen. Het gevolg was dat de onttrekkenden de naam Oud-Geref. Gemeente bleven voeren. Deze gemeente beriep in 1934 de oefenaar BEREND HENNEPHOF (geb- 1896), die op 29 mei 1934 door Ds. . C. de Jonge werd bevestigd. Al spoedig betrok men een nieuw 'kerkje aan de Westduinweg. Inmiddels had de Oud-Geref. Gemeente tegen de Geref. Gemeente een proces aangespannen, waarbij zij het kerkgebouw opeiste Na een jarenlange juridische strijd besliste het Gerechtshof in 1938 te hunnei voordele. De Geref. Gemeente besloot daarop het proces door dading te bepindigen. Tegen betaling van j 18.000,-- deed de Oud-Geref. Gemeente toen afstand van haar eis. (Zie 'over een en ander: Geref. Theol. Tijdschrift 1940 -?) "De procedure over de Oud-Geref. Gemeente te Scheveningen" door Mr . A.C. van Proosdij) . In 1945 nam Ds. Hennephof een beroep aan naar de Oud-Geref. Gemeente te Dordrecht in de vaca- ture--Ds. M. Overduin, die naar de Chr. Geref. Kerken was overgegaan. Sindsdien is de gemeente vacant gebleven. Zij is thans -aangeslotei bij de Oud-Geref. Gemeenten in Nederland. Tijdens de oorlog werd Scheveningen in 1942 grotendeels ontruimd en de bevolking geëvacueerd. In die jaren trok ouderling WILLEK GERRIT KRUITHOF (geb. 1911) met een groep leden uit de gemeente en stichtte een zelfstandige Oud- Geref. Gemeente. Op 8 aug. 1946 werd hij door Ds. Joh. van Welzen te Gouda to predikant bevestigd. Sinds het overlijden van Ds. Kruithof in 1962 gaan er zo nu en dan vrije oefenaars voor. De gemeente komt samen in een school aan de Schuijtstraat.

De Geref. Gemeente ontving op 21 dec. 1956 haar eerste predikant in Ds. JAN WISSE KERSTEN (geb. 1915) gekomen van Genemuiden. Nog onverwacht overleed hij op 8 april 1960. Op 6 dec. 1961 deed Ds. ARIE ELSH0UT (geb. 1923) gekomen van Utrecht, zijn intrede. In 1964 werd de Eben-Haezer-kerk geheel gerestaureerd en een nieuw orgel in gebruik genomen.

Wij keren nu nog even terug naar de vorige eeuw. Zoals wij reeds schreven, gingen er vele Scheveningers ter kerke bij de Afgescheiden- en Kruisgemeenten te Den Haag. Nadat in I 0 Ó 9 de vereniging van deze had plaats gevonden, had de toen ontstane Chr. Geref. Kerk eveneens haar leden te Scheveningen. Het duurde zo nog tot 10 sept. 18771 waarop te Scheveningen een Chr. Geref. Kerk werd geïnstitueerd door Ds. W.G. Smitt. In deze gemeente ging de eerste jaren voor de Haagse boekhandelaar-oefenaar JAN VAN GOLVERDINGE.
In 1830 kreeg zij haar eerste predikant in Ds. J. SCHOTEL, gekomen van Alphen a/d Rijn. Nadat deze in 1883 vertrokken was naar Haarlem, kwam in 1884 Ds. K. KLEINEND0RST van Arnhem tot haar over; en overleed in 1S92. Ds. Kleinendorst was een man van "bevindelijke" ligging een zeer geliefd prediker. Hij was zelfs eens door de "Ledeboeriaansegemeenten beroepen, doch meende toen hiervoor te moeten bedanken. Van 1892 - 1904 diende Ds. L. VAN DER VALK de gemeente; zijn opleiding had hij destijds gehad in de Kruiskerk o.m. van Ds. Veldman. I
n 1905 kwam Ds. W.H. OOSTEN uit Enkhuizen in zijn plaats. Inmiddels had de vereniging met de Nederduits Geref. Kerken (dolerende) plaats gehad, zodat de naam der gemeente toen werd Gereformeerde Kerk. De Dolerende Kerk te Scheveningen was in 1887 ontstaan en zeer snel gegroe, Reeds in 189O werd een kerkje aan de Nieuwe Laantjes (de Pniël-kerk) in ge bruik genomen. Na 19 maal te hebben beroepen, nam in 1893 Ds. E. EISMA te Bennekom een beroep aan; een predikant over wie geheel Scheveningen altijd met grote achting heeft gesproken. Nadat dan in 1892 de Geref. Kerken ontstaan waren, bleven de beide kerken nog als Geref. Kerk A en B bestaan, totdat in 1917 samensmelting plaats vond . In 1944 had ook op Scheveningen "Vrijmaking" plaats en ontstond er een Geref. Kerk (onderh. art. 31 DKO).

De jongste telg op Scheveningens kerkelijk erf is de Chr. Geref. Kerk. Reed; vóór de oorlog kerkten er Scheveningers in de Chr. Geref. Kerk te Den HaagvJest. Na de oorlog kwam er een Scheveningse afdeling, welke op 18 juli ? tot een gemeente werd geïnstitueerd. In 1951 kreeg zij haar eerste predikant in Ds. J.C. VAN RAVENSWAAIJ, gekomen uit Zaamslag. De gemeente bezit een fraaie kerk, de Thabor-kerk, aan de Prins Mauritslaan.

Tenslotte zij nog vermeld, dat er op Scheveningen al sinds jaren her bijeenkomsten gehouden worden van de z.g. "Stammianen". Men noemt zichzelf Oud- Hervormd, doch de Scheveningers spreken van "het groepje van Jan Pronk" , die zelf ook enige tijd oefende. Kwamen eertijds -Ds J.H. Bogaard te Sliedrecht en Ds. H. Vlot te
Capelle a/d IJssel voor hen preken, thans treedt Ds. H. Hofman te Schiedam regelmatig voor hen op.


Gedrukte bronnen:
* J.C. Vermaas: Geschiedenis van Scheveningen ('s-Gravenhage - 1926)
* Om 's Heren huis. Gedenkboek bij het 76-jarig bestaan van de Geref. Kerk te Scheveningen 1877 - 1952 (Uitgegeven in opdracht van de kerkeraad). 
* Dr. D. Th. Vollenhoven: De Afscheiding in de Residentie in het midden der vorige eeuw ('s-Gravenhage - 1928) . * Dr. F.L. Bos: Kruisdominees. Figuren uit de Geref. Kerk o/h Kruis (Kampen - 1953).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1965

Kerkhistorische Kroniek | 12 Pagina's

Uit de kerkhistorie van Scheveningen

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1965

Kerkhistorische Kroniek | 12 Pagina's