UIT DE KERKHISTORIE VAN HET LAND VAN AXEL
Als men de kerkelijke kaart van het oostelijke deel van Zeeuws-Vlaanderen bekijkt, dan ziet men dat slechts 4 plaatsen geheel of in sterke mate protestants zijn nl. Axel, Terneuzen, Zaamslag en Hoek, terwijl de rest overheersend rooas-katholiek is. Dit is nog een gevolg van de Tachtigjarige Oorlog, want waar de strijd hoofdzakelijk aan de grenzen van de Zeven Provinciën gestreden werd, kreeg het hedendaagse, Zeeuws-Vlaanderen daarvan volop zijn deel. Bij het sluiten van het Twaalfjarig Bestand in 1609 waren de vier genoemde plaatsen in het bezit van de Staatse legers; de rest werd door Spaanse troepen bezet gehouden. Daar de bevolking van het door de Republiek bezette deel door de oorlog zeer verminderd was, werden bewoners uit anderè streken aangemoedigd zich in het door haar bezette deel te vestigen. Velen gaven hieraan gehoor, vooral inwoners uit Walcheren, zodat op deze wijze de bevolking overwegend protestants, dus "Staats" werd gemaakt. Omdat de overige plaatsen eerst veel later door de Staatse legers werden bezet, is het te verklaren dat deze grotendeels rooms-katholiek gebleven zijn. Ook de Afscheiding van 1834 heeft zich slechts in de genoemde plaatsen doen gelden, welke in tegenstelling met vroeger, de laatste eeuwen als een eenheid samengevat worden onder de naam "het Land van Axel, in onderscheid met het Axeler Ambacht dat ongeveer de westelijke helft van Oost Zeeuws-Vlaanderen besloeg.
AXEL
Reeds in 1108 werd de Sint-Pieterskerk te Axel genoemd; in de 14e eeuw kwamen er nog enige kapellen bij. Ten zuidoosten van Axel verrees het nonnenklooster "Ter Haghen"; het bezat binnen Axel een hospitaal met kapel, waar toen de Reformatie doorwerkte, de eerste godsdienstoefeningen der Hervormden werden gehouden.
Voor zover bekend, was de eerste predikant die na de Reformatie in Axel stond, de bekende Ds. CASPAR VAN DER HEIJDEN (HEIJDANUS), en omstreeks 1565/66 in deze streek arbeidde. Later werd hij predikant te Antwerpen; in 1571 was hij praeses van de Synode te Enibden. In het jaar dat Ds. Van der Heijden uit Axel vertrok vond een beeldenstorm plaats. Toen een aantal beeldenstormers gevangen gezet werd, brak er een oproer uit en werden de gevangenen verlost. Uit Gent gerequireerde troepen herstelden daarop de rust en straften de oproermakers. Was het stadsbestuur de Hervormden eerst welwillend gezind, daarna veranderde dit. De opvolger van Ds. Van der Heijden, Ds. Balthasar Pieters, werd uit de stad verbannen en de inquisitie woedde weer fel. Ook werd het omliggende land geteisterd door allerlei gespuis en Spaanse soldaten die hun soldij niet ontvangen hadden en door moord en roof de bewoners verontrustten. Hoe vreselijk de toestand was, blijkt wel uit de volgende beschrijving uit die dagen: "... de galgen hingen gerist, de raden, de staken, de bomen aan de wegen stonden overladen met lijken, gewurgd, onthalsd, gebarnd (verbrand), zodat de mensen nu, in de lucht tot ademschepping geschapen, als in een gemeen graf en een woning der overledenen verkeerden". In de periode 1567 - 1573 werden totaal 43 personen uit Axel en het Axeler Ambacht door de bloedraad veroordeeld. Nog in 1574 werd Jan de Buck opgehangen wegens ketterij (zie het Martelaarsboek) en later nog enige Zeeuwse kooplieden. Maar de wraak bleef niet uit ! In juli 1574 landden enige Zeeuwse schepen in Terneuzen; ruiters en voetvolk trokken vandaar naar Axel dat toen door een hinderlaag werd overmeesterd. Vele gebouwen werden verbrand waaronder de hoofdkerk. Na de pacificatie van Gent in 1576 kwam er enige ontspanning in de toestand en kon de Hervormde godsdienst weer uitgeoefend worden. Het verraad van Servaes van Steenlant, hoofdbaljuw van het land van Waes, in 1583 bracht echter o.a. ook Axel weer in handen van de Spanjaarden. Reeds enige jaren later, in 1586, werd Axel weer veroverd door de Staatse troepen onder prins Maurits, kolonel Piron en Sir Philip Sydney. De laatste was bevelhebber van een Engels corps dat gezonden was door Koningin Elisabeth toen de graaf van Leicester in 1585 landvoogd der Nederlanden was geworden. Sindsdien behoorde Axel voorgoed tot de vrije Nederlanden en kon de Reformatie verder ongehinderd doorwerken. De bevolking was steeds van orthodoxe instelling, zodat in haar kerkhistorie bijv. zelden over "libertijnen" wordt gesproken. De leden der Kerk leefden steeds zeer mee en deden zich dikwijls gelden in kerkelijke zaken. Zo waren er wel eens kwesties over onjuiste uitdrukkingen in een preek. Ook over de in 1773 ingevoerde nieuwe psalmberijming, in plaats van de berijming van Petrus Datheen, ontstonden wat moeilijkheden, maar in het bijzonder over de daarna ingevoerde zg. korte zangwijze . Ds. Josua van Iperen te Veere, een der Zeeuwse deputaten in de berijmingscommissie, vooral was hier een voorstander van omdat z.i. de oude zangwijze velen tegen de borst stuitte. Deze omschreef hij als volgt:
1. de noten uitrekken; 2. in de mond draaien; 3. kauwen; 4. door ettelijke verhogingen en verheffingen tussen de tanden en het gehemelte slangsgewijze heen en weer slingeren; 5. de noten doen dwarrelen. Ook in Axel was de kerkeraad spoedig voorstander van de nieuwe zangwijze, vooral door het aandringen van Ds. Ruijsch en burgemeester Paulus.
De voorzanger werd daarop aangezegd om in het vervolg de nieuwe zangwijze te zingen, d.w.z. de eerste noot van iedere regel lang, de middelste noten kort en de laatste ook weer lang. Er was echter een groep in de gemeente die dit zo maar niet nam, dus op de oude wijze bleef zingen en dientengevolge nog maar halverwege was als de" .voorzanger al uitgezongen w as. Ds. Ruijsch moest dan noodgedwongenwachten met zijn preek tot de laatste galm was uitgestorven. De volgende zondag werd van de kansel afgekondigd dat met de magistraat was overeengekomen dat men niet langer mocht zingen dan de voorzanger op verbeurte van een boete van ƒ 20,- voor de eerste maal; de volgende raaal zou dit het dubbele zijn. Tussen de banken werden gerechtsdienaars geplaatst om op te letten, terwijl de dienstmaagd van de predikant vanuit de domineesbocht ook een oogje in het zeil zou houden. Toch was er nog een onwillige die met zijn gezang achteraan kwam en op de vraag van de predikant wie het was, antwoordde zijn dienstbode met het noemen van de naam van de overtreder. De leraar vonniste dadelijk en zei dat dit hem ƒ 20,- kostte. De baljuw kende geen genade en de zanger moest betalen. Een Axelse predikant die nogal bekend is geworden, was Ds. JAN SCHARP (geb. 1756), die in 1780 van Sint-Annaland naar Axel was gekomen; in 1788 vertrok hij naar Noordwi jk-Binnen . Gedurende zijn Axelse ambtsperiode vonden er roerige gebeurtenissen plaats Allereerst in 1785 de eis van Keizer Jozef II van Oostenrijk (die de Zuidelijke Nederlanden, België, beheerste) om vrije doorvaart op de Schelde. Het ultimatum werd door de Republiek afgewezen, maar de bemiddeling van de Franse koning ingeroepen, waardoor oorlog werd voorkomen. In die tijd was er van Nederlandse zijde een leger gemobiliseerd dat zijn hoofdkwartier te Axel had. Het was onder deze troepen dat Ds. Scharp met ijver en zegen mocht arbeiden. Hij hield ook "veldpredikatiën", waarvan er twee in druk verschenen. Te gering dacht hij over onze strijdmacht niet, daar hij deze als volgt aansprak: "Brave en edelaartige helden; Hoog en Weledele gestrenge Heeren Bevelhebberen en gij allen rechtschapene Soldaten! Regterhand der Staten ; Stalen vuist van Neerlands Leeuw !" Ten tweede was in die tijd de aversie tegen het bewind van Stadhouder Willem V zeer toegenomen. Ds. Scharp echter was een getrouw aanhanger van de Prinsgezinden; zijn tegenstanders, de Patriotten, scholden hem voor "gebefte Oranjeslaaf". Later werd hij ook nog "de grootste oproerprediker uit de Republiek" genoemd, omdat hij in een biddagspredikatie in 1787 nogal wa politiek op de kansel gebracht had. Vooral de Patriotten en hun verheerlijking van Frankrijk moesten het toen ontgelden. Nadat hij in 1789 te Rotterdam predikant was geworden, werd hij in 179& uit zijn ambt ontzet wegens zijn trouw aan het Huis van Oranje en zijn weige ring de burgereed af te leggen. In 1800 keerde hij weer terug uit Oost- Friesland, alwaar hij gedurende zijn verbanning predikant 'te Loga was geweest. Hij overleed in 1828 te Rotterdam. Ds. Scharp bewoog zich ook op het terrein van het kerklied; zo was hij lid van de commissie die tot taak had een bundel Evangelische Gezangen samen te stellen. Van zijn hand zijn o.m. de gezangen "Jezus neemt de zondaars aan"; "Alle roem is uitgesloten" en "Is dat, is dat mijn Koning?" Maar tevens hield hij er soms wel wonderlijke dingen op na. Zo hield hij bijvoorbeeld een kerstpreek, waar de letter R helemaal niet in voorkwam. Verder hield hij eens te 's-Gravenhage in de Nieuwe Kerk een preek op 28 dec. 1804 geheel in dichtvorm; votum, tekst en preek, alles werd in versvorm voorgedragen.
Toen na de Franse tijd het Koninkrijk der Nederlanden was ontstaan, werden door Koning Willem I grondige wijzigingen aangebracht in het bestuur der Ned. Hervormde Kerk, welke uiteindelijk grote gevolgen gehad hebben, ook in Axel. Er ontstonden conventikels welke, zoals al eens eerder opgemerkt, in vele gevallen als voorboden van de Afscheiding van 1834 zijn te beschouwen.
In 1818 stond te Axel in de Hervormde Gemeente de toch wel orthodoxe predikant Ds. H. Wesselink (van 1795 - 1824). In november van dat jaar werd de gehele kerkeraad op een grijsaard na, door het provinciaal bestuur afgezet, daar hij weigerde de hand te houden aan de synodale verordeningen en ook bezwaren had tegen het zingen van de gezangen. Het classicaal bestuur van IJzendijke deed toen wat des kerkeraads is.
Onder deze omstandigheden vestigde zich in de zomer van 1822 te Axel de oefenaar JOHAN WILLEM VIJGSBOOM. Geboren in 1773 te Ladbergen in Duitsland (tussen Osnabrück en Munster) , had hij zich omstreeks 1795 hier te lande gevestigd. Eerst werkte hij te Rotterdam in een tabaksfabriek, later was hij tuindersknecht te Schoonderlo bij Delfshaven, Hillegersberg en Schiedam. In laatstgenoemde plaats begon hij zelf een tuinderij, maar schakelde in 1814 over op de veehouderij. Een boerin, eigenaresse van 17 koeien, kwam bij hem inwonen. Doch de zaak liep uit op een debacle, zodat hij alles verloor. Hierna (1820) schijnt hij meer geregeld te zijn gaan oefenen, hetwelk hij trouwens al eerder in de Franse tijd gedaan had. In 1822 begon zijn optreden in het openbaar en deed hij zich horen buiten de kring van geestverwanten, die hij te Schiedam reeds had. Nadat Vijgeboom zich te Axel had gevestigd, vormde zich dan ook terstond een kring die hem als geestelijk leidsman erkende; de samenkomsten werden gehouden in het huis van Pieter Marijs. Deze had zich in 1808 van Souburg te Axel als bakkersknecht gevestigd en behoorde in 1818 tot de afgezette kerkeraadsleden. Waarschijnlijk heeft hij de hand gehad in de komst van Vijgeboom naar Axel. Later kwam men samen in het zg. Sint-Janshuis je in de Lange Weststraat en daarna in het door Vijgeboom gekochte huis op de Markt. Aanvankelijk had een en ander nog buiten de uren van de kerkdiensten plaats, want Vijgeboom en zijn aanhang kwamen dan onder het gehoor van Ds. Wesselink. Maar de kerkeraad vond deze oefeningen onwettig en verzocht tussenkomst van de burgerlijke autoriteiten om deze tegen te gaan. Het gevolg was dat een twintigtal leden bij de kerkeraad een verzoek indienden om uit het lidmatenregister te worden geschrapt. Het aantal uittredingen bleef nadien maar toenemen en bereikt weldra zulk een hoogte dat men de kerkelijke vacatures niet meer vervuld kon krijgen. Het classicaal bestuur kwam toen op het idee ''alle nieuwe uitschrabbingen voor notificatie aan te nemen'". Ook in Zaamslag en Terneuzen vond Vijgeboom aanhang. In juli 1822 sloten de ;'Vijgeboomianen" zich aaneen tot de HERSTELDE KERK VAN CHRISTUS. Op 6 november dienden zij bij de Burgemeesters en Raden van Axel een verzoekschrift in, waarin zij mededeelden zich "om gemoedelijke redenen te hebben afgescheiden van de Ned. Hervormde Kerk. Zij hadden gewenst zondag 17 november een begin te maken met hun openbare godsdienstoef eningen ten huize van een hunner. Zij kregen echter bericht dat de gouverneur van Zeeland hun samenkomsten had verboden. Deze, die inmiddels reeds begonnen waren, werden toen gestaakt. Desniettegenstaande werden verscheidene leden, waaronder Vijgeboom, door de correctionele rechtbank te Goes beboet. De reden was dat in juni, dus 5 maanden voordat dit hun door het plaatselijk bestuur was verboden, een samenkomst hadden gehouden, hetwelk volgens zekere artikelen in de beruchte Code Pénal verboden was. Toen wendde de Herstelde Kerk van Christus zich tot de Tweede Kamer met een adres, waarin zij een uiteenzetting gaf van al wat haar was wedervaren en om vrijheid van godsdienstoefening vroeg. Het adres werd ter griffie gedeponeerd ::uit hoofde der teederheid, die van eene zaak. van geweten onafscheidbaar is, wat de rekwestranten dus verzochten behoorde hij niet tot de bevoegdheden der Staten-Generaal. Na het staken van de godsdienstoefeningen nam Vijgeboom zijn beroep als tuinder weer op; later schijnt hij een winkeltje gehouden te hebben. In zijn huis oefende hij dan nog weieens voor wat vrienden. Marijs en andere aanhangers waren teruggekeerd tot de Ned. Hervormde Kerk. In het najaar van 1822 had hij op uitnodiging van vrienden een reis gemaakt naar h.et noorden van het land. Hij sprak toen te Leeuwarden, Makkum, Franeker, Harlingen, Drogeham en Stroobos. In Leeuwarden werd de eerste samenkomst waar hij zou spreken, al door de politie ontbonden. Klaarblijkelijk is Vijgeboom toch doorgegaan want op 7 dec. 1822 veroordeelde de rechtbank te Leeuwarden hem tot een boete wegens het houden van onwettige godsdienstoefeningen. Enige jaren later, in 1830, werd nog melding gemaakt van "'Vijgeboomiaanse" oefeningen te Arnhem en aan de overzijde van het IJ. Toen de Afscheidingsbeweging van 1834 langzamerhand in het land doorwerkte, is het dus niet te verwonderen dat Vijgeboom zich hierbij aansloot. Van Middelburg uit, waar hij zich in 1836 had gevestigd, leidde hij enige jaren de godsdienstoefeningen van de ;,Geref. Gemeente Jesu Christi , die vergadert te Sint-Jan-ten-Heere. Dit was de buitenplaats van de gefortuneerde land.edelman Jonkheer Willem Versluijs, die zijn huis bereidwillig opengesteld had voor de verkondiging van i;de oude, zuivere waarheid". Jhr. Versluijs betaalde ook steeds de boeten welke uit deze zg. ongeoorloofde samenkomsten voortvloeiden. Zo nu en dan preekte hier ook wel de met de Afscheiding meegegane Ds. H.J. Budding van Biggekerke. In het begin van 1o39 vroeg Vijgeboom toelating tot de Evangeliebediening in de Chr. Afgescheiden Gemeenten; maar hij weigerde zich aan het examen te onderwerpen dat men van hem verlangde. In "1841 diende hij als oefenaar de Chr. Afgescheiden gemeente te Zierikzee en van 1842 - 1843 die te Bunschoten. Gok de provinciale vergadering van Noord-Holland had bezwaren hem zonder examen tot het predikambt toe te laten, weshalve hij van Bunschoten ontbonden werd verklaard. Zijn laatste levensjaren sleet hij te Middelburg, waar hij aan de Schouwvegerssingel woonde. In een schuur dicht bij zijn woning bleef hij nog oefenen De afgescheiden predikanten Van der Meulen en Klijn bezochten hem dikwijls Kort voor zijn dood had hij grote vrees voor het sterven. "Ik weet dat mijn ankertje vast ligt;', zei hij eens op zijn ziekbed tot Ds. Klijn, . "maar het scheiden van ziel en lichaam valt me hard;. '"'Vader Vijgeboom;:, antwoordde de predikant, "als je sterft vliegt je ziel als een vogeltje uit de kooi.
Op 22 juli 1845 is Vijgeboom op zijn stoel overleden. Zijn laatste woorden waren: "Is dat nu sterven ?" Behalve door het gesproken woord heeft Vijgeboom ook. middels een twaalftal geschriften voor de oude leer der waarheid" gestreden. Het waren veel verdedigingen van aanvallen op hem zoals over de uitverkiezing, de gezangen, de zaligheid van vroegstervend.e kinderen enz., maar naast zijn levensbeschrijving ook enkele apologetische werkjes zoals "Praktikale oefeningen n.a.v. de Heidelbergsche Catechismus" en "Korte Verklaring der 37 Geloofsartikelen". Dr. Meertens eindigt zijn uitvoerige studie over Vijgeboom als volgt: "Is het zijn persoonlijkheid of zijn het andere omstandigheden, die belet hebben dat de geschiedenis der Afscheiding niet te Ulrum in 1834, maar reeds te Axel in 1822 is begonnen ? Tenslotte had Vijgeboom alles tegen en niets mee. Hij was een onontwikkeld man en geen academisch gevormd predikant als De Cock en Scholte; hij schreef een stijl die niet alleen mat en kleurloos is, maar bovendien zoals hij het zelf uitdrukte, gebrekkig, en om zijn onbeholpen vorm de spotlust opwekte. Ook als redenaar heeft hij ongetwijfeld de meeslepende welsprekendheid van de leiders der Afscheiding gemist. Bewust heeft hij aangestuurd op een breuk met de Kerk, maar het aantal van zijn volgelingen is te klein gebleken dan dat zijn pogingen succes konden hebben. In zijn herhaald beroep op de Koning en zijn naief geloof dat deze hem en zijn aanhangers zou behoeden voor vervolging, is hij bedrogen uitgekomen en de kleine Herstelde Kerk van Christus heeft zich zo min als haar voorganger staande weten te houden in de vervolging van de zijde van Staat en Kerk beide. Vijgebooms rol was al heel spoedig uitgespeeld en als de Afscheiding zijn werk overneemt en voortzet, heeft zij wellicht door zijn eigen schuld, geen taak voor hem bij de opbouw der gemeenten. Indien hij een figuur van groter afmetingen was, zou men zijn lot tragisch kunnen noemen".
V/ij keren weer terug naar AXEL. Zoals gezegd, was Vijgebooras gemeente dus langzamerhand verlopen. Maar de redenen waarom hij en zijn aanhangers zich hadden afgescheiden, waren in principe ook die van de Afscheiding van 1834. Het is dan ook niet te verwonderen, dat deze reeds spoedig te Axel, en ook in Terneuzen en Zaamslag, voet aan de grond kreeg. Velen traden weer uit de Hervormde Kerk, hetgeen dikwijls nog niet zo gemakkelijk ging. Er volgden zelfs enige processen, waarbij bleek dat de Hervormde kerkeraad allerlei chicanes toepaste om nog maar hoofdelijke omslag te kunnen innen. Pas in 1840 erkende de kerkeraad het recht tot afscheiding. Daar er in Zeeuws-Vlaanderen nog geen Chr. Afgescheiden gemeente was gevormd, moesten de afgescheidenen zich aansluiten bij een der gemeenten op Walcheren of Zuid-Beveland naar keuze. Zo waren er die zich aansloten bij de Afgescheiden gemeente te Middelburg, maar ook bij die te Borssele en Krabbendijke . Eerste op 19 jan. 1838 kwamen de manslidmaten uit Axel, Zaamslag en Terneuzen bijeen op de hofstede van Jan van de Wege te Terneuzen en kozen daar een kerkeraad. Op 17 juni 1838 werd de gecombineerde gemeente Axel- Terneuzen wettig geinstitueerd door Ds. H.J. Budding; dit vond plaats in het schip van schipper A. Steketee, liggende aan de kaai te Baarland op Zuid-Beveland. Na 1841 kwam Ds. C. van der Meulen te Goes, die leraar voor alle Zeeuwse Afgescheiden gemeenten was geworden, Woord en Sacramenten bedienen. Verscheidene malen is ook hij hiervoor beboet. Door de invloed van Ds. Van der Meulen, een leerling van Ds. Scholte, vroeg de gemeente erkenning bij de Regering aan als Chr. Afgescheiden gemeente, v/elke bij Kon. Besluit dd. 16 febr. 1841 werd verleend. Daar het ledental te Zaamslag de eerste jaren nog gering .was, kwamen de ambtsdragers steeds uit Axel en Terneuzen. Eerst in 1842 werden een ouderling- en een diaken uit Zaamslag gekozen, waarna ook daar een gemeente werd gevormd, die deel uitmaakte van de gecombineerde gemeente.
Van 184-3-184-5 werd te Zoutespui gecatechiseerd, waarschijnlijk omdat deze plaats in het midden tussen de drie gemeenten lag en zodoende gemakkelijk te bereiken was. Nadien werd dit in iedere plaats gedaan. Reeds spoedig werden pogingen in het werk gesteld een eigen herder en leraar te verkrijgen. Na verschillende bedankjes nam Ds. A.G. DE WAAL te Winterswijk een beroep aan, waarna hij in juli 184-6 intrede deed. Zijn pastorie was te Zaamslag, waar ook zijn opvolgers nog jarenlang hebben gewoond. In 1855 vertrok hij naar Kockengen. In de vacature werd toen tijdelijk voorzien doordat Ds. P.J. OGGEL, een geboren Axelaar die van 1O4-9-1855 de Afgescheiden gemeente te Utrecht had gediend, maar het plan had naar Amerika te vertrekken en voordien nog enige tijd bij zijn familie verbleef,' d'e gemeente tot april 1856 verzorgde. Datzelfde jaar nog kwam Ds. S.O. LOS van Werkendam tot de gemeente over. In 1867 vertrok hij naar Baarland. Was de gemeente in de drie plaatsen aanvankelijk in huizen en schuren van de leden tesamen gekomen, al spoedig deed men alle moeite om eigen kerkgebouwen te verkrijgen. Uiteindelijk konden in 184-1 te Axel, in 184-2 te Terneuzen en in 1851 te Zaamslag kerkjes in gebruik worden genomen. De gemeente was inmiddels steeds gegroeid, maar. verloor ook vele leden door emigratie naar Noord-Amerika. . . Op den duur won de gedachte om de gemeente te splitsen in 3 zelfstandige gemeenten, steeds meer veld. Eerst begon men afzonderlijk te beroepen, zodat Ds. A. BRINK, in 1867 gekomen van Dedemsvaart, predikant was van Axel en Terneuzen. Een gewichtige datum voor de gemeente \vas 12 febr. 1868, toen besloten werd de gecombineerde gemeente op te heffen. Ds. Brink bleef predikant voor Terneuzen alleen en de bestaande schulden op de gebouwen zouden gemeenschappelijk gedragen worden. In Axel beriep men vervolgens candidaat W. SIEDERS, die 11 okt. 1868 intree deed en in 1871 vertrok naar Herwijnen. Zaamslag kreeg in 1869 haar eerste predikant in candidaat A. STEKETEE, die in 1872 een benoeming aanvaardde als docent aan de Theologische School te Kampen.
Te AXEL is de gemeente (sinds 1869 CHR. GEREF. KERK) nog bediend door: Ds. O.C. DOORNBOS van 1871-1874-; Ds. J.A. GOEDBLOED van 1875-1883 en Ds. A. VAN DER LINDEN van 1885-1893- In 1882 werd een kerkorgel in gebruik genomen, dat afkomstig was uit de kerk van de Hervormde Gemeente te Sint-Maartensdijk. Ook de Doleantiebeweging heeft in Axel gevolgen gehad. Toen in de Hervormde Gemeente Ds. J.H. Geselschap was vertrokken naar Kampen, werd een beroep uitgebracht op Ds. F.W.J. WOLFF te Odijk, die dit beroep aannam. Maar de classicale besturen weigerden approbatie omdat hij in een lokaal een kind had gedoopt. De kerkeraad beschouwde Ds. Wolff toen toch als wettig predikant en besloot daarop in doleantie te gaan (op 19 dec.1887); Ds. Wolff sloot zich hierbij aan en werd op 28 dec. 1887 bevestigd door Ds. P.J.W. Klaarhamer van Middelburg. Deze aldus onstane NEDERDUITS GEREF. KERK en de CHR. GEREF. KERK kregen na de vereniging van 1892 de naam van GEREFORMEERDE KERK, resp. met de bijvoeging B en A. Uiteindelijk kwam op 4- dec. 1913 samensmelting tussen de kerken A en B tot stand. Enkele- leden hadden zoveel bezwaren hiertegen dat zij uittraden en zich voegden bij de Chr. Geref. Kerk te Zaamslag, die in 1912 eveneens door uitgetredenen van de Geref. Kerk was gevormd. De vrijmaking van 1944 vond in Axel grote bijval, het grootste deel der gemeente benevens de beide predikanten Post en Zemel sloten zich hierbij aan. Zo ontstond naast de Geref. Kerk per 1 aug. 1945 de GEREFORMEERDE KERK VRIJGEMAAKT.
De GEREF. KERK A is na Ds. Van der Linden nog bediend door: Ds. A. DOORN van 1894-1897; Ds. K.J. KAPTEIJN van 1897-1903; Ds. N.P. LITTOOIJ van 1903-1905; Ds. E.H. BROEKSTRA van 1906-1908; Ds. C. BRUINS van 1909-1913. In 1901 werd de oude kerk van 18V1 afgebroken en een nieuwe kerk in gebruik genomen.
De GEREF. KERK B is bediend door: Ds. F.W.J. WOLFF van 1887-1895; Ds. A. STEIJLING van 1896-1898; Ds. R. VAN DE KAMP van 1899-1909; Ds. J.H. LAMMERTSMA van 1909-1913- Op 30 sept. 1888 werd een kerk in gebruik genomen, waarvan de bouw gefinancierd v/as door een inmiddels opgerichte vereniging De Kerkelijke Kas. Het kerkje is in gebruik gebleven totdat na de ineensmelting de vergrote kerk van kerk A alleen gebruikt werd.
De GEREF. KERK sinds de ineensmelting door: Ds. C. BRUINS van 1913-1915; Ds. J.H. LAMMERTSMA van 1913-1916; Ds. A. THISLEN van 1916-1922; Ds. J.S. POST van 1925-1945; Ds. D. ZEMEL van 1943-1945; Ds. D.J. COUVEE van 1946-1957; Ds. A. VAN LEEUWEN van 1958- 1963; sinds 1 febr. 1964 Ds. J. TH. HEEMSKERK.
De GEREF. KERK VRIJGEMAAKT is bediend door: Ds. J.S. POST van 1945-1947; Ds. D. ZEMEL van 1945-1951 ; Ds. M. VAN DOOREN van 1963-1967; Ds. A. KUIPER sinds 18 maart 1951; Ds. A. VEEFKIND sinds 8 sept. 1968. Door de Vrijmaking kwam het kerkgebouw in handen van de Geref. Kerk Vrijgemaakt. De Geref. Kerk telt thans 530 zielen; de Geref. Kerk Vrijgemaakt 1.150.
Omstreeks 1850 was er te 's-Gravenpolder op Zuid - Beveland een Nederduits Geref. Gemeente geïnstitueerd door Ds. L.G.C. Ledeboer, die als Hervormd predikant te Benthuizen was afgezet. Enige jaren later werd in deze gemeente DANIËL BAKKER lerend-ouderling. De door Bakker gehouden predikbeurten, vooral die te Borssele, Axel en Terneuzen, leidden weer tot vorming van zg. ''Ledeboeriaanse" gemeenten in die plaatsen. In 1862 bracht de gemeente te Axel, in combinatie met Borssele, 's-Gravenpolder, Stavenisse, Stad a/h Haringvliet en Nieuw-Beijerland, een beroep op Bakker uit, doch deze meende toen daarvoor te moeten bedanken. Door in 1864 ontstane controversen tussen Bakker en Ds. P. van Dijlce te Sint-Philipsland, bedankte laatstgenoemde (hij was predikant voor alle Zeeuwse "Ledeboeriaanse" gemeenten) toen voor de 5 gemeenten die Bakker destijds beroepen hadden. Dit had weer tot gevolg dat Bakker daarna vrijmoedigheid kreeg dit gecombineerde beroep alsnog te aanvaarden, waarna hij op 18 okt. 1864 te 's-Gravenpolder door ouderlingen tot predikant werd geordend. Tot zijn dood in 1885 verzorgde Ds. Bakker toen o.a. ook de gemeenten te Axel en Terneuzen. In 1887 kwam als opvolger van Ds. Bakker de lerendouderling MARINUS RUBEN te Terneuzen; hij was geboortig uit Axel. In 1889 werd hij als predikant bevestigd, eveneens door ouderlingen. In Axel ontstonden in de negentiger jaren wat moeilijkheden over de gang van zaken onder Ds. Ruben. Een deel ging zelfs apart vergaderen en beriep Ds. P.H. Makenschijn, predikant van de Vrije Geref. Gemeente te Goes doch deze bedankte.
In 1899 besloot de gemeente toen aansluiting te zoeken bij de "Ledeboeriaanse-gemeente" (tak-Ds. Van Dijke), alwaar Ds. D. Janse te Middelburg toen predikant was. Van 1903-1905 had de gemeente als voorganger de oefenaar HENDRIK KIEVIT, die-daarna naar Aagtekerke vertrok. Toen de "Ledeboeriaanse" gemeente zich in 1907 met de Geref. Gemeenten o/h Kruis verenigden tot Geref. Gemeenten, sloot ook Axel zich hierbij aan.
Deze GEREF. GEMEENTE telt thans ruim 200 zielen.
Over Terneuzen, Zaamslag en Hoek hopen wij D.V. in het volgende nummer nog een en ander te vermelden.
Litteratuur:
- De geschiedenis van Axel door Dr. J. Wesseling (Groningen - 1967)
- Johan Willem Vijgeboom, de voorloper der Afscheiding door Dr. P.J. Meertens ('s-Gravenhage - 1934)
- Tot een naam en tot een lof. Ter gedachtenis aan het feit der Afscheiding voor 100 jaren en Doleantie voor 50 jaren te Axel. (Uitgegeven door de kerkeraad der Geref. Kerk in 1938).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1968
Kerkhistorische Kroniek | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1968
Kerkhistorische Kroniek | 12 Pagina's