Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE KERKHISTORIE VAN DORDRECHT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE KERKHISTORIE VAN DORDRECHT

30 minuten leestijd

Op 29 mei was het 350 jaar geleden dat de Nationale Synode, in 1618/1619 gehouden te Dordrecht, werd gesloten. Zowel in woord als blad werd aan deze synode op verschillende wijzen aandacht besteed; zelfs is er in het Rijksarchief te Middelburg van april-augustus 1969 nog een tentoonstelling gewijd aan "Zeeland en de Dordtse Synode". Wij zullen in dit nummer daarom eens iets uit de kerkgeschiedenis van Dordrecht, zelf verhalen en in het bijzonder de ontwikkelingsgang der gereformeerde gezindte in de 19e en 20e eeuw.

DORDRECHT dan was vanouds een stad in het graafschap Holland. De oorsprong van dit graafschap dateerde uit het midden der 9e eeuw; het bestond toen uit Kennemerland, Maasland en het Merwedegebied. Later was het verdeeld in baljuwagesy .waarin een baljuw voor de rechtspraak en een raad en rentmeester voor het beheer der grafelijke domeinen zorgde. Tengevolge van veranderingen in het rivierenstelsel door de grote watervloeden der 13e eeuw, ontstonden er ook belangrijke wijzigingen in Zuid-Holland, een der voornaamste baljuwages. Dit was na die tijd verdeeld in een aantal waarden (riviereilanden) nl. de Zuidhollandse Waard en de Tiesselenswaard (beide grotendeels weer verdronken door de Sint-Elisabethsvloed van 14-21 en thans de Biesbosch, Eiland van Dordrecht en de Hoekse Waard), de Zwijndrechtse Waard, de Alblasserwaard, de Krimpener Waard en de Riederwaard. Het overige deel van het graafschap werd aangeduid met de naam Noord-Holland. Een boekdeel zou wel gevuld kunnen worden met het beschrijven van de strijd tegen het water en van de pogingen om het verloren land in deze contrijen te herwinnen. Het Eiland van Dordrecht is dus van betrekkelijk jonge datum nl. van na de. ramp van 1421, toen Dordrecht met een weinig land buiten de Riedijksepoort als een eiland temidden van een zee lag. Over de stichting van de stad zijn vele versies naarvoren gebracht. Zo veel is nu v/el zeker dat er in 1048 al een plaats was, die later Dordrecht werd genoemd. De oudst bekende vorm van de naam der stad is Thuredriht, later Durdrith en Durdrecht. Haar stadsrechten ontving zij in juli 1220 van graaf Willem I. De Grote Kerk, waarvan de bouw omstreeks 1080 begon, is een van de oudste stenen gebouwen. Na 1271 werd de stad met muren en grachten (de Spuikom) omsloten. Het merendeel der poorten en muren werd in de loop der 19e eeuw gesloopt .

Bij de opkomst der Reformatie kwamen al spoedig enige monniken van het Augustijnenklooster onder verdenking van ketterij te staan, zodat de magistraat maatregelen tegen hen nam. In 1520 werd de prior van het klooster, Hendrik van Zutfen die bevriend v/as met Luther, ontslagenen gedwongen de stad te verlaten. Ook bleek de schoenmaker Cornelis Wouters, bijgenaamd Cooperen Potken, een volgeling van Luther te zijn. Deze verzorgde in 1525 zelfs vertalingen van enige van Luthers geschriften. Nadat hij was gearresteerd, herriep hij; kreeg toen weer berouw en vertrok daarop naar Bremen. Teruggekeerd in Dordt viel hij opnieuw in handen van de justitie, werd te Den Haag gevangen gezet en daar op 26 oktober 1529 onthoofd. In de daarop volgende tijd heeft Dordrecht nu niet zo'n belangrijk aandeel meer gehad in de reformatorische beweging. De Beeldenstorm heeft er niet gewoed, alhoewel in 1569 de bloedplakkaten er nog uitgevoerd werden en mensen wegens "ketterij" openlijk zijn verbrand. In 1572 voegde de stad zich aan de zijde van de Prins van Oranje; op 25 juni van dat jaar werd de eerste publieke gereformeerde godsdienstoefening gehouden in de Kloveniersdoelen. Op 19 juli kwamen de Staten van Holland te Dordrecht bijeen; in deze eerste vrije Statenvergadering werd Prins Willem als stadhouder erkend. De eerste reformatorische predikanten waren Ds. J. LIPPENS, in 1572 gekomen van Wezel en
Ds. B. WILHELMI, in hetzelfde jaar gekomen van Londen. Dordrecht werd allengs een belangrijk kerkelijk centrum. Reeds van 15-28 juni 1574 werd er een provinciale synode van de kerken in Holland en Zeeland gehouden; in hoofdzaak v/erden besluiten genomen betreffende liturgische aangelegenheden. Op 21 juni 1577 was er weer een synode, nu van de Waalse Gemeenten in Nederland onder presidium van Ds. Jean Taffin. Daar werd de grondslag gelegd voor de afzonderlijke organisatie van de Frans sprekende naast de Nederlandse sprekende gemeenten. Van 2-18 juni 1578 volgde een Nationale Synode "der Nederlandschen, Duitschen en 'Walschen Kerken, soo wel Inlandschen als Uytlandschen". Als praeses fungeerde Ds. Petrus Dathenus. Er werd o.m. een kerkorde opgesteld welke zich zakelijk aansloot bij de besluiten van de Synode te Emden in 1571. En van 13 nov. 1618 tot 29 mei 1619 werd dan de meest bekende Nationale Synode gehouden, welke o.m. een eind maakte aan de strijd over de leerstellingen der Remonstranten welke gedurende verscheidene jaren de kerken beroerd had. Een belangrijk punt was verder de vertalers te benoemen voor een geheel nieuwe Bijbelvertaling. De Staten-Generaal die het werk moesten financieren gaven tengevolge van de oorlogsomstandigheden pas in 1625 hun fiat. Op 17 april 1637 kon vervolgens het eerste exemplaar van de zg. Statenvertaling aan de Staten-Generaal worden aangeboden. (Deze Bijbel is te zien op de hiervoren genoemde tentoonstelling te Middelburg.) In de loop der jaren ontstonden er te Dordrecht naast de Nederduits Geref. Gemeente en de Waalse Gemeente nog een Schots-Presbyteriaanse Gemeente, later verenigd met de Engels-Episcopaalse Gemeente (van 1623- 1839); een Evangelisch-Lutherse Gemeente (1572) en een Doopsgezinde Gemeente (van 1624-1820 en opnieuw sinds 1898). In 1885 kwam er nog een Vrij-Evangelische Gemeente en in 1897 een Remonstrantse Gemeente. De Rooms-Katholieken hielden sinds de 17e eeuw diensten in twee kerken, door de overheid oogluikend toegestaan. Deze kerken kozen in 1712 de zijde der Oud-Katholieken; de pausgezinden begonnen toen opnieuw een Roomse Kerk.

Van de latere hervormde predikanten noemen wij nog Ds . J. BECIUS (v.an .1586 -1626) ; Ds. B. LYDIUS (van 1602-1629); Ds. J. BORSTIUS (van 1643-1654) en Ds. J. D'OUTREIN (van 1703-1708). Omstreeks 1650 v/as de prediking der predikanten zeer waarschuwend tegen de toenemende weelde en verbastering der zeden. Bekend is de predikatie van Ds. Borstius over 1 Corienthiërs 11 vs 14 tegen het dragen van lang haar door mannen. In de 17e en 18e eeuw ontstonden er naast de kerkelijke gemeenten echter ook samenkomsten van verschillende secten zoals de Socinianen, Labadisten,. Quakers, Hattemisten en Hebreëen. In 1639 meldden de kerkelijke acta hierover: "Alzoo de Socinianen uit Polen verbannen, alhier zoeken in deze landen zich neder te slaan en hare gruwelijke ketterijen voort te planten, zoo is het dat goed gevonden is den Classe te verzoeken om hare devoiren te doen bij de Hoogmogende Staten, dat dezelve mochten geweerd worden". In 1654 kwamen niettemin 50 Socinianen op de Riedijk bij elkaar "waar zich personen uit Rotterdam bij voegden onder schijn van predikatiën te repeteeren" . Toen de Quakers in 1660 met geheime bijeenkomsten begonnen, nam de kerkeraad zich voor "daerop een neerstigh ooge te houden om deselve uyt te vinden en tegen te gaen". Aanhangers van de afgezette Philipslandse predikant Ds. Pontiaen van Hattem kwamen in 1714 in een huis aan de Noordendijk bijeen; de Hebreëen hielden vergaderingen in de Heer Heijmansuysstraat.

In de 18e eeuw was er niet veel geestelijk leven in de Hervormde (Geref.) Kerk te bespeuren. Wel was er een geest van veelal uiterlijke vroomheid, die tot uiting kwam door het schenken van legaten aan de Kerk en hofjes voor de armen. Aan het einde van die eeuw kwamen ook de zg. oefeninghouders op, die kleine kringen vromen om zich heen verzamelden; maar anderzijds ook wel eens als parasieten op die vroomheid teerden. Politiek gezien trad Ds. J. BARIJETH (van 1745-1777) nogal naarvoren; hij was een felle Oranjeman en bestreed de Patriotten ook van de kansel. De in 1795 opgerichte Bataafse Republiek bracht een zekere scheiding tussen Kerk en Staat; in 1810 werd meer uitvoerig vastgesteld wat aan de kerken en wat aan de burgerlijke gemeente zou behoren. Na de moeilijke tijd van de Franse bezetting kwam toen in 1816 de door een reglement bestuurde Nederlandse Hervormde Kerk, waar.in vele opzichten met de oude gang van zaken gebroken werd en een rationalistische geest op den duur overheersend werd. Het typisch gereformeerde werd bestreden of verzwakt. Een en ander legde weer de kiem voor tal van latere conflicten en strijd o.a. de Afscheiding van 1834 en de Doleantie van 1886. Ook in de Dordtse Hervormde Gemeente is er richtingsstrijd geweest; vooral de beroepen van moderne predikanten hebben veel stof doen opwaaien. Later werd een soort evenredige vertegenwoordiging voor predikanten van de voornaamste richtingen ingevoerd. Van de predikanten noemen wij nog de "vrijzinnige" Dr. L.W.E. RAUWENHOFF (van 1856-1859), die van 1860-1889 hoogleraar te Leiden is geweest. Ook de "ethische" Dr. A.J.TH. JONKER (van 1892-1902) werd hoogleraar en wel van 1905-1909 te Groningen evenals de "gereformeerde" Dr. J. SEVERIJN (van 1921-1929), die van 1931-1953 hoogleraar was te Utrecht. Verder was de destijds bekende voorman van de Chr. Hist. Unie Mr. Dr. J. SCHOKKING predikant te Dordrecht van 1903-1910. Predikanten van gereformeerde richting waren Ds. A. VAN DER SLUIS (van 1901-1909); Ds. C. BOUTHOORN (van 1903-1924); Ds. J. KELLER (van 1909-1920);Dr. J. SEVERIJN (zie hiervoren); Ds. G. ALERS (van 1930-1951); Ds. J. SLOK (van 19^2-1955); Ds. J. VAN DER VELDEN (van 1955-1961) en Ds. J. HOVIUS sinds 1952.  Op initiatief van Ds. A. VAN DER SLUIS werd in 1903 de NEDERDUITS HERVORMDE VERENIGING *CALVIJN* opgericht met het doel de ouderen de leer van Calvijn bij te brengen middels bijbellezingen en samenkomsten, daar er maar weinig kennis onder de hervormd-gereformeerden was. In 1910 werd een gebouw aan het Kromhout in gebruik genomen. Daar Ds. Van der Sluis maar één beurt in de Kerk verkreeg, begon hij op den duur tévens zondagsavonds na afloop der hervormde kerkdiensten in *Calvijn* te preken. Ook zijn opvolger Ds. J. KELLER deed dit na zijn komst; tevens richtte hij een maandblad op. Maar toen Ds. Keiler ook diensten ging beleggen als hij geen predikbeurt had in de Hervormde Kerk, kwamen er moeilijkheden met de kerkeraad. Een voorstel van *Calvijn* om de collecten aan de Kerk af te staan werd afgewezen evenals alle samenspreking. Zelfs werd de armen hun uitkeringen ontnomen als zij bij Ds. Keiler buiten diens kerkbeurten kerkten. Doch ook in de vereniging *Calvijn* zelf ontstonden onenigheden daar leden meenden dat Ds. Keiler te "wettisch" was. Deze oppositie trad uit en stichtte de vereniging *WAARHEID EN VREDE*, welke toen met de kerkeraad ging samenwerken en die haar daarop als de representante der hervormd- gereformeerden in Dordrecht beschouwde. Na het vertrek van Ds. Keiler naar Sint-Maartensdijk liet *Calvijn* hervormd- geref. voorgangers van buiten de stad optreden. Van 1922-1927 was de godsdienstonderwijzer W. VAN LEEUWEN als vaste voorganger aan haar verbonden. Een poging van de in 1930 geïnstitueerde Geref. Gemeente om *Calvijn* tot aansluiting bij haar te bewegen, werd afgewezen. Nadien preekten er naast hervormd-geref. voorgangers ook predikanten en oefenaars van vrije- of oud-gereformeerde richting. Sinds 1949 heeft de vereniging weerd een vaste voorganger in dhr. G. J. EDELMAN. Door de leden werd aanvankelijk nog in de Hervormde Kerk ten avondmaal gegaan en lieten zij er de kinderen dopen; ook werden de catechisanten van *Calvijn* er aangenomen. Doch toen de nieuwe kerkorde van kracht was geworden, meende men om des gewetenswille deze niet te kunnen aanvaarden. Aansluiting bij een of andere kerk of gemeente wilde men ook niet, zodat besloten werd zelf tot Sacramentsbediening over te gaan. Ook latere samensprekingen met kerkeraad en visitatoren hebben tot niets geleid omdat *Calvijn* geen gehoorzaamheid aan de nieuwe kerkorde kan beloven.

De Afscheiding van 1834, in het noorden van het land te Ulrum ingezet door Ds. H. de Cock, had al spoedig ook in het westen van het land aanhang. Te Dordrecht moet er omstreeks 1835 een CHR. AFGESCHEIDEN GEMEENTE zijn geïnstitueerd; juiste gegevens ontbreken helaas. Deze gemeente kwam op verschillende plaatsen samen, daarna in een gebouw aan het Lange Kromhout dat eerst als schouwburg had gediend en later een rijschool voor de marechaussee was. In 1865 werd dit grotendeels uit hout bestaande gebouw afgebroken en door een stenen kerk vervangen. Deze kerk heeft dienst gedaan tot 1899 toen de Wilhelminakerk aan de Bleekersdijk in gebruik werd genomen. De eerste predikant kwam op 10 mei 1841 nl. Ds. PIETER MEINDERT DIJKSTERHUIS (geb. 1814; overl. 1882) . Hij was gehuwd met een dochter van Ds. S. van Velzen te Amsterdam, later docent te Kampen. Op de boerderij van zijn ouders institueerde Ds. De Cock in -1835 de Afge. scheiden gemeente te 't Zandt.
Op 21-jarige leeftijd was hij al diaken, maar hij gevoelde roeping 'tot het predikambt. Na een korte vooropleiding
te Groningen ging hij naar het opleidingsinstituut van Ds- J.F. Haastert, een zeer rechtzinnig Duits predikant te Wertenburg Horstgen bij Wezel. (Later was. Ds . Haastert predikant van de Hochdeutsch Reformierte Gemeinde te Rotterdam.) Na terugkeer studeerde hij nog bij Ds. De Cock te Groningen en werd tenslotte in 1840 tot de volle bediening toegelaten. Hij nam een gecombineerd beroep aan van 't Zandt/Middelstum/Westerwijtwerd. Reeds in 1841 vertrok hij naar Dordrecht. Niet lang na zijn komst aldaar ontstonden er in de gemeente moeilijkheden betreffende de Dordtse Kerkorde; ouderling A. Wigny verwierp deze en zond een protest naar de classis. Hij werd echter geschorst en hield toen met wat aanhangers enige tijd eigen samenkomsten. Ook over de kinderdoop kwamen tegenstellingen naar buiten. Een lidmaat der gemeente gaf zelfs in 1842 een boekje van 147 pag. uit, getiteld: "Het Formulier om den Heiligen Doop te bedienen aan de kleine .kinderen der geloovigen, getoetst aan de Goddelijke Waarheid, is in strijd met de leer der onveranderlijke verkiezing der genade; bijwijze van samenspraak tusschen een ouderling en lidmaat der Chr. Afgescheiden Gemeente door .G. Blackstone, lidmaat die.r Gemeente". De schrijver noemde dat Formulier in strijd met de leer der predestinatie. Vanzelf stichtte een en ander nogal verwarring in de gemeente, maar er zouden nog grotere moeilijkheden komen. Op 28 maart 1848 nam Ds. Dijksterhuis afscheid wegen vertrek naar Genderen; op 27 april 1849 deed zijn opvolger intrede nl. Ds. SALOMON MOZES FLESCH. Ds. Flesch was een bekeerde Jood, in 1812 te Amsterdam geboren. Na zijn huwelijk woonde hij in Monnikendam, maar moest al spoedig in militaire dienst opkomen wegens de troebelen tussen Nederland en België. Onbekenden stopten toen tractaat jes. in zijn randsel, welke dan het middel tot zijn bekering en ook die van zijn vrouw werden. Na enige tijd in oude boeken te hebben gehandeld, verhuisde hij in 1845 naar Hoogeveen om zich door Ds. W.A. Kok te laten opleiden tot predikant bij de Afgescheidenen. Reeds inl846 werd hij als candidaat toegelaten; een beroep van Elburg nam hij vervolgens aan. Nog datzelfde jaar ver trok hij naar Amersfoort. Daar kreeg hij ruzie met de kerkeraad over pastorie en traktement, dat het gevolg had dat hij zonder meer in oktober 1847 naar 's-Graveland vertrok om er huispredikant te worden bij mevrouw J. Zeelt, een rijke dame die de Afgescheidenen vele malen financieel ondersteunde. Pas in 1848 werd hij van Amersfoort losgemaakt, maar onder censuur gesteld. Inmiddels echter had hij een beroep naar Harlingen aangenomen, waar men van deze gang van zaken niet op de hoogte was. Tenslotte v/erd hij van de censuur ontheven en -deed na schuldbelijdenis officieel intrede te Harlingen. Op 19 april 1849 nam hij afscheid om zich een v/eek later te verbinden aan de Chr. Afgescheiden Gemeente te Dordrecht. Maar ook daar kreeg hij na verloop van tijd moeilijkheden. Er werd geklaagd over "zijn dorre letterlijke bediening die het door God ontblote hart van Zijn ware volk niet stichten kan". Voorts werd hij beschuldigd van scheurmakerij en laster "vloeijende uit die allerakeligste bron van geldzucht". Al deze onverkwikkelijkheden werden op een classicale vergadering op 31 okt. 1850 behand eld; Ds. Flesch werd veroordeeld om gedurende zes weken het preken na te laten. Maar prompt daarop zond hij een protestschrijven naar de classis, waarin hij eindigde met de mededeling dat hij hoopte "zich voorts in alle eenvoudigheid buiten de kerkelijke gemeenschap te behelpen". Een tijdlang stond hij met hen die hem trouw bleven (de gehele kerkeraad had zich al eerder van hem gedistancieerd) afzonderlijk. In 1852 kwamen hij en zijn gemeente in contact met de GEREF. KERK ONDER HET KRUIS.

Na onderzoek werden zij tot het kerkverband toegelaten en Ds. Flesch werd nog weer eens in het ambt bevestigd door Ds. C. van den Oever. Aanvankelijk ging het goed en Ds. Flesch verklaarde in mei 1853 op een classisvergadering zich door Gods Geest aan de gemeenten onder 11 Kruis verbonden te gevoelen. Doch het kan verkeren. Kort daarna haalde hij zich een schorsing op de hals "door zijn schandelijke handelingen en sluwe listen, zoo met de gemeente als met kerk- en armengelden". Hij wist die echter te ontduiken door enige dagen vóór de op 1 aug. 1853 te houden classisvergadering een zg. Acte van Ontbinding te laten drukken en die rond te zenden, waarin hij verklaarde zich af te scheiden van de gemeenten van Van den Oever, niet van enige die genoemd is naar Jezus Christus. In zijn gemeente vond hij echter weinig of geen bijval; in september 1853 verliet Ds. Flesch Dordt voorgoed. Later preekte hij weer in de Afgescheiden gemeenten te Edam en Minnertsga zonder bevestigd te zijn; maar een officiële toelating was hem niet meer boschoren. Na nog wel eens gepreekt te hebben in vrije samenkomsten te Amsterdam en Rotterdam, kwam niet zijn moeilijk karakter maar de dood een einde maken aan zijn arbeid. Op 9 dec. 1862 overleed hij ruim 50 jaar oud. De GEREF. GEMEENTE O/H KRUIS te Dordrecht was dus blijven bestaan en ontving nog in dezelfde maand dat Ds. Flesch vertrok een nieuwe leraar in Ds. NICOLAAS WEDEMEIJER, gekomen van Tricht.

Wij zullen nu eerst de geschiedenis van de CHR. AFGESCHEIDEN GEMEENTE vervolgen. Nadat Ds. Flesch op 31 okt. 1850 met een deel van de gemeente de kerkelijke band had verbroken, werd Ds. Dijksterhuis te Genderen weer beroepen, die het beroep aannam en op 23 nov. 1851 voor de tweede maal te Dordt intrede deed. Reeds een jaar later vertrok hij naar Groningen. Hij overleed in 1882 na nog de Chr. Afgescheiden Gemeenten c.q. Chr. Geref. Kerken van Arnhem, Den Haag, Uithuizerraeeden en 's-Graveland gediend te hebben. Na de vereniging van de Chr. Afgescheiden Gemeenten met de Geref. Kerk (o/h Kruis) in 1869 werd de naam ook in Dordrecht CHR. GEREF. KERK. Deze kerk verenigde zich op haar beurt weer met de Nederduits Geref. Kerk (dolerend) tot Geref. Kerk in 1892. Ook in Dordrecht waren er in 1886/1887 Hervormden die de reformatie van hun kerk ter hand wilden nemen, maar hun adressen aan de kerkeraad waren afgewezen. Krachtens het ambt der gelovigen namen zij toen zelf de reformatie ter hand en zo ontstond per 1 aug. 1887 de NEDERDUITS GEREF. KERK. Aan de Muijs van Holystraat werd een kerk gebouwd, die tot 1928 in gebruik bleef. Als eerste predikant kwam Ds. K. FERNHOUT op 6 juni 1890 uit Zwartsluis. Als Hervormd predikant te Tzum was hij met de Doleantie meegegaan. In 189O vertrok hij naar Utrecht en werd opgevolgd door Ds. H.J. REUIJL op 4 maart 1894, die de kerk diende tot zijn overlijden op 27 mei 1904. Ondertussen was dan in 1892 de GEREFORMEERDE KERK van Dordrecht tot openbaring gekomen, echter voorshands nog in drie delen", de Chr. Geref. Kerk v/as Geref. Kerk A. ; de Geref. Gemeente o/h Kruis was Geref. Kerk B. en de Nederduits Geref. Kerk was Geref. Kerk C. Kleine minderheden van de kerken A en B wensten niet met de vereniging mee te gaan en kozen op 14 sept. 1892 een kerkeraad, daarmede de Chr. Geref. Kerk voortzettend. De GEREF. KERK B (de voormalige Kruisgemeente dus), die met de vereniging was meegegaan onder voorwaarde dat de classis haar met haar gravamina. over de leer der veronderstelde wedergeboorte zou dragen, besloot op 22 sept. 1896 met de Geref. Kerken te breken "om de ere'Gods en het heil der gemeente". Zij sloot zich daarop aan bij de voortgezette Chr. Geref. Kerk. Zie verder hierna.

De Geref. Kerken A en C besloten op 17 september 1903 tot volkomen samensmelting.

De beweging der Vrijmaking, in 1944 begonnen, had tengevolge dat ook in de Geref. Kerk een scheuring ontstond en er per 22 juli 1945 een GEREF. KERK VRIJGEMAAKT werd gevormd, die thans diensten houdt in de kerk van de Hersteld Apostolische Gemeente aan de Dubbeldamseweg. Zij werd bediend door Ds. G. REI JENGA van 22 sept. 1946 - 3 juni 1965 en sinds 6 maart 1966 door Ds. A. I. KRIJTENBURG.

Alvorens de ontwikkelingsgang van de Geref. Gemeente o/h Kruis en de Chr. Geref. Kerk verder te schetsen, geven wij volledigheidshalve nog eerst een opsomming van de predikanten die de Chr. Afgescheiden Gemeente resp. Chr. Geref. Kerk resp. Geref. Kerk hebben gediend na het vertrek van Ds. Dijksterhuis in 1851.
Ds. C. VAN PROOSDIJ van 1854-1879;
Ds. W. J. THIJSSEN van 1880-1884;
Ds. G. H. DE JONGE van 1886-1922;
Ds. W. W. MEIJNEN van 1905-1950;
Ds. M. GRAVENDIJK van I923-I947;
Dr. P. PRINS van 1939-1946;
Ds. W. S. HUGO VAN DALEN van 1944-1945;
Ds. S. WOUTERS van 1946-1968;
Ds. C. M. VANDER L00 van 1946-1960;
Ds. W.B. DEN BRAVE van 1948-1954;
Ds. S. R. SMILDE van 1950-1963;
Ds. A. DONKERS van 1956-1961;
Ds. J. BONDA van 1956-1965;
Ds. A. J. JELSMA van 1961-1966;
Ds. M. G. TON sinds 1955;
Ds. J. WILSCHUT sinds 1961;
Ds. A. NAGELKERKE sinds 1964;
Ds. A. VAN ASSELT sinds 1967;
Ds. W. H. GISPEN sinds 1969 en Ds. E. WARNINK sinds 1969.

De Geref. Kerk telde per 1 jan. 1969 5200 zielen; de Geref. Kerk Vrijgemaakt 360.

Zoals op pag. 6 vermeld, kreeg de GEREF. GEMEENTE O/H KRUIS na de onttrekking van Ds. Flesch in september 1853 weer een predikant in Ds. NICOLAAS WEDEMEIJER, Geboren op 5 okt. 1814 te Naarden, werd hij op 1 juni 1850 als lerend-ouderling van de Geref. Gemeente o/h Kruis te Tricht bevestigd door de Naardense predikant Ds. H. de Vries. Op een buitengewone algemene vergadering te Amsterdam dd. 10/11 dec. 1851 werd hij geëxamineerd en tot de volle bediening toegelaten; nog dezelfde maand werd hij in Tricht als predikant bevestigd. Volgens oncontroleerbare gegevens zou Ds. Wedemeijer voor zijn vertrek naar Tricht ook al te Dordt gewoond hebben en daar militair kleermaker zijn geweest. Vermoedelijk in de kleermakerij achter zijn woning op het Bagijnhof (nu De Spaarbank) zou hij toen al voor Kruisgezinden gepreekt hebben. • In de Dordtse volksmond was die vergaderruimte bekend als "de gloeiende kachel". Later werd op die plaats een groter zaaltje gebouwd waar Ds. Flesch en zijn Kruisgemeente toen samenkwam. Toen dat te klein werd voor de groeiende gemeente werd onder Ds. 'Wedemeijer de voormalige roomse kerk aan de Kuipershaven aangekocht en ingericht; deze bleef tot 1885 in gebruik. Kort na het conflict van Ds. C. van den Oever te Rotterdam met de algemene vergadering te Dordrecht dd. 3/5 aug. 1858, waarin Ds. Wedemeijer een enigszins zwenkende rol speelde, kreeg hij door eigen toedoen moeilijkheden met zijn gemeente en de kerkeraad in de armen van de groep-Ds.Van den Oever dreef. Tengevolge hiervan schijnt hij toen in 1860 zijn ambt neergelegd te hebben, waarna hij een aantal jaren ambteloos te Rotterdam woonde. Van 1868-1888 diende hij nog de zelfstandige Oud-Geref.Gemeente te Den Haag (Zuidbinnensingel); hij overleed op 17 nov. 1888. In 1887 reeds had Ds. Wedemeijer persoonlijk gemeenschap gezocht met de Dolerende kerk te Den Haag; op zijn sterfbed ried hij zijn kerkeraad toen aan zich daarbij aan te sluiten, doch deze heeft zijn raad niet opgevolgd. In de Dordtse Kruisgemeente trad daarna als oefenaar op ABRAHAM VERHEIJ. Geboren op 21 sept. 1821 te Ameide, was hij later zilversmid te Schoonhoven. Reeds op 19-jarige leeftijd werd hij door God bekeerd; later, zo schreef hij "ontstak de Heilige Geest zijn hart in vuur en vlam waardoor de lust tot prediking zo krachtig en levendig te voorschijn trad, dat er aan blussen geen gedachte overbleef". Na een lange weg van strijd kwam hij in contact met de Kruisgemeenten rond Ds. Van den Oever en kreeg toen in Rotterdam enige vooropleiding, terwijl hij intussen reeds in de gemeenten mocht oefenen. Op 2 aug. 1860 sprak hij voor het eerst te Dordrecht. Hij beviel daar zo goed dat hij er regelmatig kwam preken. De gemeente was door alles wat er geschied was, wat verlopen zodat Verheij het aanvankelijk met slechts 30 kerkgangers moest 'doen. Toch werd hij beroepen "op het zakje" (dus zonder vast traktement). Hij nam het beroep aan, verkocht zijn zaak en verhuisde naar Dordt, waar hij op 12 mei 1861 door Ds. C. van den Oever als predikant werd bevestigd. De binding met de Van den Oever-groep was echter niet van lange duur. Reeds in 1862 besloot de gemeente weer contact te zoeken met de Geref. Kerk o/h Kruis, pas in 1867 werd dit gerealiseerd. Ondertussen stond de gemeente op zichzelf. Op 23 mei 1867 werd op de algemene vergadering te Zwartsluis besloten de gemeente te Dordrecht en haar predikant weer in het kerkelijk verband op te nemen onder voorwaarde van schuldbelijdenis doen van'onkerkelijke handelingen. Op 25 juni 1867 had dit plaats voor de consulent, Ds. D.Klinkert te Rotterdam, die leraar, kerkeraad en gemeente des avonds opnieuw "installeerde". Ds. Verheij en de Kruisgemeente gingen in 1869 mede met de vereniging tot CHR. GEREF. KERK, alhoewel de gemeente plaatselijk niet ineen smolt met de Chr. Afgescheiden Gemeente. In 1871 vertrok Ds. Verheij naar Katwijk aan Zee; in 1883 verbrak hij te Woerden de band met de Chr. Geref. Kerk en werd predikant van een vrije gemeente te Delft en later te Vlaardingen. Hij overleed 9 maart 1913- Na zijn vertrek werd de gemeente nog gediend door-* Ds. W. EICHHORN van 18 aug. 1872 tot 28 nov. 1872, toen deze voormalige Kruisdominee overleed, slechts 4-3 jaar oud; Ds. J. WISSE van 1873-1875 (ging in 1892 niet met de vereniging mee tot Geref. Kerken, maar zette met anderen de Chr. Geref. Kerk voort); Ds. DERK JAN VAN BRUMMEN van 1876-1902. Ds. Van Brummen was eveneens een voormalige Kruisdominee. Geboren op 7 nov. 1825 te Arnhem, bezat hij daar later een smederij. In 1851 scheidde hij zich met een groep medestanders af van de Hervormde Kerk. Zij vormden aanvankelijk een vrije samenkomst waar Van Brummen oefende. In 1856 werd het besluit genomen zich aan te sluiten bij de Geref'. Kerk o/h Kruis. Van Brummen studeerde daarna bij Ds. C. Kloppenburg en werd op 24 mei 1857 als predikant te Arnhem bevestigd. Nadien diende hij nog de Kruisgemeenten (na 1869 Chr. Geref. Kerken) te Kat endrecht, Woerden, Oud-Beijerland en vanaf 3 sept. 1876 de Kruisgemeente van Dordt. De kerk aan de Kuipershaven was in 1885 te klein geworden; daarom werd op 6 dec. 1885 een nieuwe kerk in de Museumstraat (toen nog Lindengracht) in gebruik genomen. Zoals wij reeds hiervoren vermeldden werd de voormalige Kruisgemeente in 1892 de GEREF. KERK B, echter onder voorbehoud dat de classis haar zou dragen met haar bezwaren. Maar verschillende leden bleven tegen vereniging; zij kozen een nieuwe kerkeraad en zetten aldus de CHR. GEREF. KERK voort (14 sept. 1892). Op de enerale Synode der Geref. Kerken te Middelburg dd. 11 aug.ƒ4 sept. 189.6 was een bezwaarschrift ingekomen van de Geref. Kerk te Bedum tegen de opvattingen der theologie van Dr. A. Kuijper en enkele van zijn leerstellingen. De Synode nam het echter niet in behandeling omdat het bezwaarschrift niet ging tegen het onderwijs van Professor Kuijper, maar tegen geschriften van Doctor Kuijper. Daarom was er geen reden om deze omtrent een of ander punt nader te horen. Ds. Van Brummen en de kerkeraad van de Geref. Kerk B konden zich hier niet bij neerleggen. Zij besloten met de Geref. Kerken te breken en weder te keren tot de Chr. Geref. Kerk. Na contact met de plaatselijke gemeente werd tot fusie besloten; op 5 nov. 1896 vergaderde de verenigde kerkeraad voor het eerst. Ds. Van Brummen werd predikant van de samengesmolten gemeenten. Na ruim 26 jaar te Dordrecht ambtelijk te hebben gearbeid, overleed Ds. Van Brummen op 25 nov. 1902. Zijn zoon D. J. van Brummen Jr. , die de bekende nog bestaande boekhandel op de Groenmarkt stichtte in 1884-, werd op latere leeftijd eveneens predikant. Van 1919-1940 diende hij de Chr. Geref. Kerken van Alphen aan de Rijn, Boskoop en Driebergen. Na het overlijden van Ds. Van Brummen is de CHR. GEREF. KERK nog bediend door:
Ds. A. VAN DER HEIJDEN van 1903-1909;
Ds. M. DEN BOER van 1910-1915;
Ds. L. H. VAN DER MEIDEN van 1917-1927;
Ds. H. VISSER van 1931-1941;
Ds. C. SMITS van 1942-1945;
Ds. M. BAAN van 1946-1962;
en sinds 24 sept. 1964 door Ds. D. SLAGBOOM.
In 1920 was de kerk aan de Museumstraat te klein geworden. Besloten werd een nieuwe kerk te bouwen aan de Singel; uiteindelijk werd deze op 27 april 1921 plechtig in gebruik genomen.

Op 20 mei 1963 werd een deel der gemeente afgesplitst en een. CHR. GEREF. KERK Dordrecht-Zuid geinstitueerd. Enerzijds was de stadsuitbreiding hier debet aan, maar anderzijds speelden er ook richtingsnuanceringen een rol, zodat beide kerken ieder een eigen "geestelijk gezicht" tonen. Op 15 juli 1964 kreeg Zuid een predikant in Ds. H. VAN DER SCHAAF; op 8 sept. 1965 werd een nieuwe kerk aan het Zuidhovenlaantje in gebruik genomen. De Chr. Geref. Kerk van Dordrecht-Centrum (zo werd de naam na de splitsing) telt thans 745 zielen; die van Zuid 685.

Sinds ongeveer 1910 werden er in Dordt ook nog geregeld samenkomsten belegd door verschillende personen ("vrienden der waarheid" doch zonder enige kerkelijk band) in het gebouw van De Schildersbond in de Corn. de Wittstraat. Onder hen die daar kwamen preken waren bijv. de oud-geref. Ds. Boone en de vrije geref. Ds. C. Denzei en Ds. Jac. van Leeuwen, maar ook traden er v/el eens voorgangers der Geref. Gemeenten op zoals Ds. G. van Reenen en de (toen nog) oefenaars A. Verhagen en J. Fraanje. Na enige jaren wenste een deel van deze VRIJE GEREFORMEERDE GROEP aansluiting bij de Geref. Gemeenten, doch het andere, deel wenste op de oude voet door te gaan. Het gevolg was dat er in 1913 een afdeling van de Geref. Gemeente te Ridderkerk werd gevormd, die samenkwam in gebouw Patrimonium in de Lange Breestraat. De restgroep bleef in De Schildersbond; op den duur werd A. W. DE ROVER daar vaste voorganger. (Later werd hij voorganger van de Hersteld Vrije Geref. Gemeente te Vlaardingen van 1921-1955). Van tijd tot tijd kwamen dan ook nog Ds. L. Boone en Ds. G.J. Wolbers uit Enkhuizen er preken.. In de Geref. Gemeente was o.a. A. VAN ZON ouderling. Deze had begeerte tot
het predikambt; als hij leesdienst hield sprak hij als toepassing een eigen stichtelijk woordje.
Over dit eigenmachtig optreden werd hij toen door de classis vermaand en tenslotte afgezet. (Van 1933-1956 is hij nog predikant geweest van vrije gemeenten te K lingse Veer, Hilversum en Monster.) In 1918 werd de afdeling als een GEREFORMEERDE GEMEENTE geinstitueerd. Toen de Chr.Geref.Kerk in april 1921 een nieuwe kerk in gebruik nam, kwam haar kerk in de Museumstraat te koop. Na enig onderhandelen kocht de Geref. Gemeente daarop deze kerk. Door de schaarse bediening des ïïoords kwam de kerkeraad er op den duur toe voorgangers te laten preken die hiertoe niet gerechtigd waren. Zo was dit het geval met JOOST VAN VLIET. Geboren in 1861, werd hij in 1904 oefenaar in de Chr. Geref. Kerk te Vlaar dingen en in 1913 in die te Boskoop. In 1921 ging hij over naar de Geref. Gemeenten, doch kreeg niet aanstonds toestemming om behalve Boskoop ook andere gemeenten te bedienen. Van Vliet meende toen hieraan niet te kunnen voldoen. En zo nam hij ook een uitnodiging aan om in de Geref. Gemeen te te Dordrecht voor te gaan. Verder liet de kerkeraad de predikanten De Jonge te Kampen, Meijer te Den Helder en Boone te Sint-Philipsland voorgaan. Op 29 juni 1922 sprak de classis haar sterkste afkeuring uit over deze handelwijze, maar de kerkeraad bleef er geen bezwaren in zien. Op een daarna gehouden ledenvergadering werd toen besloten zich aan het verband der Geref. Gemeenten te onttrekken en oefenaar Van Vliet te beroepen, die dit beroep vervolgens aannam. Op 23 aug. 1922 werd hij door Ds. C. de Jonge te Kampen als predikant bevestigd. De Geref. Gemeente v/as dus nu een OUD-GEREF. GEMEENTE geworden, die zich aansloot bij de Federatie van Oud-Geref. Gemeenten. Na het overlijden van Ds. Van Vliet op 19 aug. 1928 kwam op 25 nov. d.a.v Ds. MARTINUS OVERDUIN te Utrecht tot de gemeente over. Hij was een zoon van Ds. Jac. Overduin, die predikant van de Geref. Gemeente te Lisse was geweest. Zijn beide broers Daniël en Johannes waren daar ook predikant, doch traden in 1930 uit. In 1942 besloot Ds. Overduin over te gaan naar de Chr. Geref. Kerken, waar hij als predikant werd toegelaten. De gemeente volgde hem echter in deze niet. In 1945 nam Ds. BEREND HENNEPHOF te Scheveningen een beroep aan en deed op 28 sept. zijn intrede. In datzelfde jaar nog werden hij en zijn gemeente door de Federatie buiten het verband gezet tengevolge van ontstane controversen. In latere jaren groepeerde zich om hem en zijn gemeente nog een aantal vrije gemeenten, zodat er in 1951 een verband Oud-Geref. Gemeenten (classis Dordrecht) tot stand kwam. In maart 1968 ging Ds . Hennephof met emeritaat. Het kerkelijk verband bestond toen nog slechts uit de gemeenten Dordrecht, Oud-Beijerland en Colijns plaat. Een opvolger voor Ds. Hennephof is tot op heden nog niet gevonden. Het zielental van de Dordtse Oud-Geref. Gemeente bedraagt thans plm. 250.

Aan het eind van 1929 waren er door vestiging enz. weer meerdere leden van Geref. Gemeenten te Dordrecht woonachtig, die na overleg besloten diensten te gaan beleggen en contact te zoeken met de gemeente te Alblasserdam. Al spoedig v/as men afdeling van die gemeente met enige eigen ouderlingen, waaronder J. van den Berg (later predikant der Geref. Gemeenten te Krabbendijke en Utrecht). Reeds op 9 nov. 1930 werd opnieuw een GEREF..GEMEENTE geinstitueerd door Ds. A. van Dijke. Deze gemeente is sindsdien bediend door:

Ds. J. D. BARTH van 1935-1940, toen hij emeritaat verkreeg. (Van 1910-1928 was hij predikant in de Chr. Geref. Kerken geweest.) Ds. D.L. AANGEENBRUG van 1946-1950. (Van 1928-1941 was hij oefenaar in de Chr. Geref. Kerken gewe'est). Ds. D. HAKKENBERG sinds 9 sept. 1964 (gekomen als candidaat) .

De gemeente, die eerst in Patrimonium samenkwam, kreeg in 1931 de beschikking over een houten noodschool aan het Lange Kromhout. In 1937 kon een eigen nieuwe kerk aan het Kasperspad in gebruik worden genomen. Zij telt thans 800 zielen.

In 1953 hadden de ontstane controversen rondom Dr. C. Steenblok en over het algemeen aanbod van genade in de Geref. Gemeenten, ook gevolgen te Dordrecht. Een minderheid der gemeente trad uit en vormde een GEREF. GEMEENTE die zich aansloot bij het verband van uitgetreden gemeenten. Deze gemeente komt samen in de Waalse kerk in de Voorstraat en telt thans 150 zielen.

Tenslotte nog iets over de vrije samenkomsten. Na het vertrek van oefenaar De Rover in 1921 (de voorganger van de vrije groep die in De Schilder'sbond samenkwam) is er geen vaste voorganger meer geweest. In de loop der jaren zijn er wel bij tijd en wijle steeds v/eer vrije predikers in De Schildersbond of elders voorgegaan. Verder hielden en houden "Starnmiaanse" predikanten (Ds. Boogaard, Ds. Bijkerk) ook wel diensten in Dordrecht . Van plm. 1943-1946 bestond er nog een GEREF. GEMEENTE O/H KRUIS, waar Ds. J. A. SMINK van 1944-1946 voorganger van was.

Litteratuur:
* Geschiedenis van Dordrecht door J.L. van Dalen (Dordrecht - 1931/1933)
* Kruisdominees: Figuren uit de Geref. Kerk o/h Kruis door Dr. F. L. Bos. (Kampen - 1953).
* Schriftelijk afscheid of acte van ontbinding van de zoogenaamde Geref. Gemeente o/h Kruis met bijgaande missive aan derzelver onderscheidene gemeenten en vrienden annex door S .M. Flesch (Dordrecht - 1853)
* Levensgeschiedenis of Gods wonderlijke leiding met Zijn volk hier op aarde door Abraham Verheij, geref. predikant (3e druk - Utrecht - z.j.)
* De Chr. Geref. Gemeente van Dordrecht tijdens Ds. S. M. Flesch; Ds. Abraham Verheij; Uit de historie der Chr. Geref. Gemeente van Dordrecht; drie artikelen van Ds. L. H. van der Meiden in de Jaarboekjes . der Chr. Geref. Kerk voor 1930, 1931 en 1936. Uitgave van D.J. van Brummen, Dordrecht.
* De geschiedenis van onze gemeente; 26 artikelen van L. Nieuwland in het blad "Kerknieuws Geref. Gemeente Dordrecht" in 1963 en 1964.

De foto's van Ds. Flesch, Ds. Wedemeijer en Ds. Van Brummen werden ons welwillend ter beschikking gesteld door de heren J. J. Bouman te Rijswijk (ZH), N. A. Wedemeijer Krol te Amsterdam en D. J. van Brummen te Dordt, waarvoor wij hen onze hartelijke dank betuigen. Het cliché van Ds. Dijksterhuis werd ons gaarne ter beschikking gesteld door Uitgeverij J. Niemeijer te Groningen (het komt voor in het boekje "De Afscheiding en Doleantie in de stad Groningen" door Dr. J. Wesseling).



(voor foto's zie het orginele pdf)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

Kerkhistorische Kroniek | 14 Pagina's

UIT DE KERKHISTORIE VAN DORDRECHT

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1969

Kerkhistorische Kroniek | 14 Pagina's