Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een door God gelegde band

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een door God gelegde band

Het verblijf van ds. W.C. Lamain to Rotterdam-Zuid

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na een verblijf van bijna drie jaar in Leiden - zijn eerste gemeente - nam ds. Lamain in 1932 het beroep naar Rotterdam-Zuid aan. De Heere had reeds enkele maanden voor het beroep ds. Lamain op deze gemeente gewezen. Bij het betreden van de kansel werd in zijn ziel geopenbaard dat daar zijn arbeidsveld zou liggen. In Rotterdam heeft hij met veel zegen gearbeid en men is daar deze trouwe Godsgezant nimmer vergeten.

Willem Cornells Lamain werd op 8 januari 1904 te Kamperland in Zeeland geboren. Kamperland is een klein dorp op Noord-Beveland, dat in die tijd nog een eiland was. In die dagen was in Kamperland nog geen Gereformeerde Gemeente. Aangezien zijn moeder at"komstig was uit een ledeboeriaanse gemeente en ge­ doopt was door ds. P. van Dijke, gingen zij op bid-en dankdagen naar Middelburg, waar toen ds. J. R. van Oordt stond.

In 1913 was in Kortgene een Gereformeerde Gemeente tot openbaring gekomen, waar vader en zoon soms de weekdiensten bezochten. In 1920 waren zij onder het gehoor van ds. G.H. Kersten, destijds Predikant te Yerseke. Het was op een dankdag, en Lamain was toen een jongen van zestien jaar. Deze dag is voor hem onvergetelijk geworden: "Mijn hart werd er door geraakt en verbroken, ' zo zei hij er later van.

Ondanks de afstand Kamperland-Kortgene - ongeveer drie uur lopen - ging hij daar van toen af de zondagen naar de kerk. Op aandringen van ds. Kersten legde hij op achttienjarige leeftijd geloofsbelijdenis af.

De Particuliere Synode van Middelburg verleende aan Lamain in 1924 toestemming om opgeleid te worden tot predikant. Hij werd de eerste student van de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten.

Predikant

Na enige jaren gestudeerd en geproponeerd te hebben, werd Lamain in 1929 beroepbaar gesteld. Uit de vele op hem uitgebrachte beroepen werd dat van de gemeente Leiden aangenomen. Daar werd hij op 28 augustus 1929 door ds. G.H. Kersten bevestigd.

Lamain trouwde in 1930 met mejuffrouw A.G. Tromp uit Lisse. Dit huwelijk werd door de Heere meer dan 54 jaar in stand gehouden, en beiden hebben heel veel voor elkaar mogen betekenen.

Na een verblijf van bijna drie jaar in Leiden, kwam er een beroep van Rotterdam-Zuid. De Heere had reeds enkele maanden voor het beroep ds. Lamain op deze gemeente gewezen. Dit werd nog bevestigd tijdens een weekdienst. Bij het betreden van de kansel werd in zijn ziel geopenbaard, dat deze gemeente zijn arbeidsveld zou worden.

Ondanks deze heenwijzing waren het moeilijke weken. In die strijd moest er een begrafenis geleid worden. Vanwege de nood in zijn ziel had hij er behoefte aan om alleen te zijn. Hij ging dan ook vanaf de begraafplaats lopend naar huis. Terwijl zijn ziel tot God zuchtte, bemoedigde de Heere hem uit Psalm 121 vers 4 (berijmd):

‘En waar g’u heen moogt spoeden, Zal eeuwig u behoeden.’

Op 15 juni 1932 nam hij afscheid van zijn Leidse gemeente.

Herder en leraar te Rotterdam-Zuid

De volgende dag, 16 juni, werd hij tot zijn dienstwerk ingeleid door ds. G.H. Kersten met 1 Korinthe 1:23-24. De dag daarop verbond hij zich aan de gemeente van Rotterdam-Zuid met de woorden uit Handelingen 10 vers 29: Daarom ben ik ook zonder tegenspreken gekomen, ontboden zijnde. Zo vraag ik dan, om wat reden gijlieden mij hebt ontboden.' Achtereenvolgens werden vier gedachten ontvouwd, namelijk:

1. Een Cornelius die riep;

2. Een Petrus die kwam;

3. Een leraar die onderwees;

4. Een volk dat hoorde.

Het kerkgebouw was bij beide diensten overvol.

Dominee Lamain diende een snel groeiende gemeente. De land-en tuinbouwbedrijven moesten plaatsmaken voor havens en industrie. Deze nijverheid trok veel mensen aan, met als gevolg dat er grote woonwijken werden aangelegd. Reeds in 1930 kon er een tweede school worden geopend in ‘Zuid’.

Crisistijd

Vanwege de slechte economische omstandigheden op het platteland in de land-en tuinbouw, trokken velen daar weg. In Rotterdam was voor deze mensen werkgelegenheid. Zo werden plattelanders stedelingen. Onder hen bevonden zich mensen van allerlei kerken, ook orthodoxhervormden. Zij konden in de stad veelal niet de prediking beluisteren die zij begeerden. Maar de waarheid die aan het Mijnsherenplein werd gebracht, trok deze mensen aan. De kerkenraadsnotulen uit die tijd melden dat velen lid van de gemeente wilden worden, maar niet in het minst was de achting die men deze predikant allerwege toedroeg van invloed op de groei van de gemeente. Ds. Lamain had een aangenaam karakter; zijn optreden had iets boeiends. Verschillende keren gewagen de notulen ervan dat de kerkenraad weer vijftig stoelen bestelde om de hoorders een plaats te geven.

Na enige jaren werd ook in Rotterdam de malaise pijnlijk voelbaar. Dit bracht voor sommigen loonsverlaging, voor anderen werkeloosheid mee. Voor veel gezinnen was het een moeilijke tijd. De dominee wist de behoeftigen echter wel te wonen en deed veel werk om de nood enigszins te lenigen.

Door de week diende hij in de avonddiensten veel vacante gemeenten. Daar hij in het bezit was van een auto, was het vervoer van vlees, spek of andere etenswaar voor hem geen probleem. Hij hield de boerenmensen van buitenaf op de hoogte van de vele noden in zijn gemeente. Het meeste van wat hij kreeg kwam niet eens in de pastorie; het was al uitgedeeld voor hij thuis was.

Menigmaal mocht hij met opening en innerlijk vermaak op de kansel vertoeven. Hij was een uitlegger van de verborgenheden van Gods Woord. Zijn preken waren gunnend. Ze zijn voor velen tot rijke zegen geweest. Al hadden zij soms een wat gemoedelijke inslag, de grondslag was altijd: 'Jezus Christus en Die gekruisigd.’

Had Rotterdam-Zuid nu een vol­ maakte dominee? Volmaakte predikanten zijn er nooit geweest en zullen er ook nimmer komen. Kritiek was er ook wel. Er waren mensen die aanmerking maakten op zijn preken. Het onderwerpelijke ging soms ten koste van het voorwerpelijke. Ook wendden sommigen zich af vanwege zijn vermaningen. Daarin was hij, hoewel bewogen en liefdevol, getrouw. Verder waren er die zich stootten aan zijn wat ongeregeld bestaan. Hij hield zich niet altijd aan de tijden voor de kerkenraadsvergaderingen en de catechisaties. Soms liet hij elders preken wel eens prevaleren ten koste van zijn eigen gemeente.

Oorlogsdreiging

Regelmatig werd door ds. Lamain gewezen op de naderende oordelen. De boetbazuin werd geblazen in de prediking, voornamelijk op bid-en dankdagen. Op 29 augustus 1939 kondigde onze regering algemene mobilisatie af. Dit betekende voor velen dat zij huis en werk moesten verlaten. Ongeveer 80 mannen en vaders uit de gemeente werden opgeroepen onder de wapenen. De avond voor de opkomst gingen de meesten van hen naar de pastorie om afscheid te nemen van de dominee en mevrouw. De noden van land en volk werden de Heere opgedragen.

Op de kerkenraadsvergadering van31 augustus, na de preek die de dominee gehouden had in verband met de verjaardag van H.M. koningin Wilhelmina. deelde de praeses mee dat de regering verzocht had om een bidstond voor de vrede te houden.

Op de oudejaarsavond van 1939 voelde hij zich innerlijk gedrongen de gemeente te bepalen bij Jakobus 5 vers 9: 'Ziet, de Rechter staat voor de deur'. En op nieuwjaarsmorgen 1940: 'Ziet. de Bruidegom komt! Gaat uit Hem tegemoet!' Beide boetepreken hebben diepe indrukken nagelaten. Ds. Lamain heeft op een profetische wijze voorzegd wat er stond te gebeuren.

Oorlogstijd

Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger ons land binnen, daarom konden er op de beide pinksterdagen, 12 en 13 mei, geen diensten worden gehouden. De dominee was die dag in z'n studeerkamer, meest op de knieën, worstelend met de grote nood van vaderland en gemeente, biddend dat niet één van de mannen van de gemeente zou sneuvelen. De Heere is een Waarmaker van Zijn Woord: allen zijn levend uit de strijd gekomen. Van twee soldaten werd eerst niets vernomen, maar later bleken zij naar Engeland te zijn uitgeweken. Ook zij mochten behouden thuiskomen.

Ouderling E. Kooijmans was enkele dagen voor het uitbreken van de oorlog overleden. Daar de begraafplaats niet bereikbaar was, werd hij tijdelijk begraven in een plantsoen.

Op 3 oktober was er een bombardement op Rotterdam-Zuid. Verschillende bommen vielen in de directe omgeving van het Mijnsherenplein. Eén daarvan was niet ontploft, daarom kon enige tijd geen gebruik van de kerk gemaakt worden. De Heere had ds. Lamain beloofd dat er geen bomscherf door de ruiten van de pastorie zou komen. Daar mocht hij gelovig op vertrouwen. Er zijn wel scherven van het balkon geraapt, maar in het huis is nooit één scherfje aangetroffen.

Op een zondag preekte de dominee over Psalm 58 vers 10-12. Met ruimte mocht hij het Woord bedienen. In die preek deed ds. Lamain uitspraken die voor de Duitse bezetters niet aangenaam waren. En er zaten verraders in de kerk. Daarom moest de dominee zich een week later verantwoorden voor de Duitse autoriteiten.

Zelf schreef hij hierover:

‘Vele stormen staken in mijn gemoed op, en vele waren de slingeringen waaraan ik inwendig werd blootgesteld. Vanuit Terneuzen, waar ik des Donderdags preekte, schreef ik mijn Kerkeraad, die van de zaak niets afwist. In mijn gedachten zag ik mij reeds weggevoerd, van mijn geliefde gemeente, en van mijn vrouw en zes kinderen... Ik schreef hun wanneer ik niet weer terugkeeren mocht, dat ik hoopte dat de Heere het met hen en de gemeente wel maken mocht, en verzocht hun mijn vrouw en kinderen niet te vergeten.

’s Maandagsmorgens moest ik verschijnen aan "het Haagsche Veer" te Rotterdam. Des Zondags tevoren preekte ik in 's-Gravenpolder. Mijn hart was bezwaard, wetende dat de barmhartigheden der goddelozen wreed waren, 's Middags moest ik juist den lOden Zondag verhandelen over de Voorzienigheid Gods. Als naar gewoonte las ik het gedeelte van dien Catechismus voor. Toen ik kwam aan de woorden: aangezien dat alle schepselen alzoo in Zijn Hand zijn en dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren noch bewegen kunnen, nam God al mijn bezwaren weg. Welk een kracht, ja welk een Goddelijke kracht lag er in die woorden voor mijn ziel.

Wat daar stond is altijd wel waar, maar zullen wij het profijt er van hebben, dan moeten de woorden zaken worden in ons hart. Mijn ziel werd verruimd. God schonk om Christus' wil mij een weinig geloof, zoodat ik mij met al mijn zaken in Hem verliezen mocht, niet wetende wat het einde zou zijn. Wat God zou doen was goed. Ik had niets meer te zeggen. En wat is dat een weldaad, want de meesten tijd in ons leven is het zoo anders.

Meer dan een uur werd ik ondervraagd op dien Maandagmorgen. De Heere beschaamde mij niet, maar schonk zelfs in 't eind groote vrijmoedigheid. Ik kreeg zelfs genade om te getuigen van Dien God, Die op aarde richt.

Veel was er aan dat verhoor in mijn hart voorafgegaan. Zwaar was de strijd geweest. Wat is toch de mensch uit en van zichzelf? Voor een zuur gezicht verloochent hij de waarheid als God hem niet bewaart.

Toch heb ik daar mogen ondervinden, de bevestiging van wat Christus eenmaal sprak tot Zijn discipelen, dat wanneer zij ter verantwoording geroepen werden, niet bevreesd en bekommerd moesten zijn, wat zij spreken zouden, maar dat God het hun in die ure zou geven. God is een Waarmaker van Zijn Woord, en onze ontrouw doet Zijn getrouwheid niet te niet. O, dat onze zielen te allen tijde Dien God mochten roemen en prijzen. Goed van God en slecht van onszelf spreken, dat betaamt ons te allen tijde.

Met eenige vrijmoedigheid mag ik wel zeggen, dat ik onder dat verhoor ervaren heb, wat het is, door God beschermd, en door de engelen omringd te worden, in bange uren.

Ook wat een sterkte het is, om gedragen te worden op de vleugelen des gebeds. Achter Christus, dat Gezegende Schild van de Kerk, is het alleen maar veilig en goed, en Zijn eeuwige voorbede geeft kracht in nood en dood. Och dat wij meer met Hem op hadden, en dat wij Hem meer mochten benoodigen.’

Beroep Rijssen

Dominee en gemeente waren hartelijk aan elkaar verbonden. Beiden hadden niet de minste behoefte aan een scheiding. De band der liefde knelde niet! Evenwel, Gods weg was anders.

Ds. Lamain was bijna nooit zonder een beroep. Meerdere malen kwam ook uit Rijssen de roep: 'Kom over en help." De roepstem van zomer 1943 moest na veel strijd worden opgevolgd. De verslagenheid bij kerkenraad en gemeente was groot! Iemand uit Rijssen schreef het zó aan te voelen, dat dominee en gemeente van elkaar gescheurd werden.

Afscheid van de gemeente werd genomen op 17 augustus 1943. De tekst was uit Hebreeën 13 vers 20 en 21. De predikant kon in deze dienst zeggen het niet zelf gezocht te hebben om naar Rijssen af te reizen. Hij wees op de vele gebeden en smekingen, die zowel in de kerk als in de pastorie waren opgezonden tot God in de hemel. Ook op de gebeden en de gebedsverhoringen in de huizen. Op het gebed waren zelfs zieken, voor wie men de hoop op genezing reeds had opgegeven, beter geworden. Nadrukkelijk werden de 150 mannen en jongens aangehaald die door de oorlogsomstandigheden in het buitenland moesten verkeren.

De periode in de gemeente van Rotterdam-Zuid is voor de dominee en mevrouw een onvergetelijk tijdperk in hun leven geweest. Maar ook de gemeente heeft nimmer deze getrouwe Godsgezant vergeten. Het heeft een onuitwisbare indruk op haar achtergelaten, zelfs tot op deze dag.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1996

Oude Paden | 40 Pagina's

Een door God gelegde band

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1996

Oude Paden | 40 Pagina's