Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

W.W. Smitt (1804-1846) en zijn nakroost

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

W.W. Smitt (1804-1846) en zijn nakroost

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

C.M. Kwantes

Vier Predikanten uit een vermaard domineesgeslacht

De familie Smitt - later Sillevis Smitt - was een bekende domineesfamilie, het nageslacht van de X-/onverschrokken zaakverdediger der Afscheiding, Wolter Wagter Smitt. Nauw bevriend met ds. H. de Cock speelde W.W. Smitt een belangrijke rol in de Afscheiding van 1834. In 1838 zou er een breuk ontstaan tussen deze twee vrienden. Smitt werd voorganger bij de 'kruisgezinden'. Na zijn Overlijden in 1846 nam ook zijn zoon, Willem Gerrit Smitt een zeer vooraanstaande positie bij de kruisgemeenten in. Ds. W.G. Smitt was nauw betrokken bij de vereniging van de kruisgemeenten en de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde kerk. Zijn zoon. Petrus Abraham Elisa Smitt voegde aan zijn achternaam de naam van zijn moeder toe. Hij is vooral bekend geworden als schrijver van het Handboek voor de Heilige Geschiedenis. Later werd hij benoemd tot hoogleraar aan de Vrije Universiteit. De laatste hier besproken predikant uit het geslacht is Johannes Hendrik Sillevis Smitt. Hij was de eerste Nederlandse Vlootpredikant en hem werd in 1966 de eer gegund de preek bij het huwelijk van prinses Beatrix en prins Claus te houden.

Wolter Wagter Smitt (1804-1846)

Jeugd

Wolter Wagter Smitt werd op 2 juni 1804 in Steenwijk geboren als tweede kind van Jacobus Smitt en Hendrikje Wagter. De familie Smitt dreef een winkel in Steenwijk.

In december 1835 vond in Steenwijk de afscheiding van de hervormde kerk officieel plaats. Wolter Wagter Smitt was de eerste ondertekenaar van de afscheidingsverklaring.

Wat de maatschappelijke positie van Smitt betreft: hij werd op 4 oktober 1829 aangesteld tot sergeant-majoor bij de Overijsselse schutterij. Een jaar later werd hij zelfs bevorderd tot tweede luitenant. Zijn afdeling werd in 1830-1831 gestationeerd in Zeeuws-Vlaanderen. Van daaruit nam hij tijdens de Belgische opstand deel aan militaire acties in België.

In Zwolle

In 1835 werd Smitt overgeplaatst naar Zwolle. Hij nam daar de garnizoensdienst waar. Dit zou hij doen tot 31 augustus 1839, de dag waarop de Zwolse schutterij werd ontbonden. Hij vestigde zich, samen met zijn vrouw Lamberta Lindeboom, met wie hij op 24 maart 1836 in Raalte was getrouwd, in de Diezerstraat. Zij hadden daar een winkel in

manufacturen.

Op 11 juni 1835 was in Zwolle een afgescheiden gemeente door ds. H. de Cock geïnstitueerd. Smitt en later ook zijn vrouw, Sloten zich uiteraard hierbij aan. Hij werd aangesteld tot vaste oefenaar. Naast zijn officiersfunctie en oefenaarschap, zag Smitt in 1835 kans om twee brochures te schrijven. Deze werden uitgegeven door J. van Golverdinge, uitgever en boekhandel in de Papestraat te 's-Gravenhage. Het eerste geschrift luidde: Het zaad des geloofs vrij­ moedig gestrooid op den akker des Heeren tegen het onkruid onzer dagen. Opgedragen aan alle beminnaars der gereformeerde leer in Nederland. In de vorm van samenspraken werden de onderling verschillende opvattingen verduidelijkt. Smitt zet hierin onomwonden uiteen dat het niet voldoende is om geloofszaken met alleen het verstand te verstaan, maar dat deze bij bevinding moeten worden gekend, wil men gegronde uitzichten hebben op de eeuwigheid. Deze overtuiging, die volgens Smitt de zuivere leer van de gereformeerde vaders was, zou hij in zijn verdere leven sterk beklemtonen.

Dat hij zich in de Kerkelijke strijd van die dagen mengde, blijkt wel uit zijn tweede geschrift dat luidde: Is verwerping van het Nederlandsch Hervormd Kerkbestuur al dan niet noodzakelijk geworden? Beide brochures behoren tot de beste 'vlugschriften' van die tijd. Niet voor niets schreef ds. De Cock eens: 'De stukjes van den verstandigen en moedi­ gen Luitenant W.W. Smitt, gelijk Cornelius zoowel geestelijk als ligchamelijk een krijgsman.'

Smitt was in de begintijd van de Afscheiding een bijzondere vriend van ds. H. de Cock. Bekend is, dat hij op 2 februari 1835 ds. De Cock tijdens zijn gevangenschap in Groningen heeft opgezocht. Ook maakte hij samen met ds. De Cock in de zomer van 1836 een reis naar het toenmalige eiland Urk. Daar aangekomen vroeg Smitt aan burgemeester Nentjes van dat eiland of ze de hervormde kerk mochten gebruiken. Tevens vroeg hij of de burgemeester ook naar de kerkdienst wilde komen. Hun verzoek werd geweigerd maar desalniettemin gingen De Cock en Smitt in een geheime bijeenkomst om de beurt voor. Later werd Smitt hiervoor door de rechtbank van Hoorn met ƒ 100, - beboet.

Kerkelijke strijd

De eerste scheuring in de afgescheiden kerken vond plaats op 18 juni 1838. Er was veel verzet gerezen te-

gen de nieuwe kerkorde die de Dordtse kerkorde van 1619 moest vervangen.

Smitt was zelf verder uiterst bevreesd, dat het ingeslopen gedachtegoed (met name geformuleerd onder de invloed van ds. H.P. Scholte), dat alle gedoopten als zalig moesten worden beschouwd, totdat het tegendeel zou blijken, de afgescheiden kerken zou gaan beheersen. Deze leer was volgens hem meer pelagiaans dan gereformeerd. Alleen zij die bevindelijk hun verloren toestand voor God hebben leren verstaan en dadelijk overgeplant zijn in Christus, zouden zalig worden. Smitt had hiervoor een breuk in de kerk over. Zelfs ook een breuk met zijn geliefde vriend van het eerste uur: ds. Hendrik de Cock.

Predikant

De protesterende partij met Smitt, later 'kruisgezinden' genoemd, zat niet stil. Reeds op 28 juni 1838 kwam zij ten huize van Tobias van Ommen te Zwolle bijeen. Hier werd besloten tot heruitgave van de Dordtse kerkorde. Op 11 juni 1840 werd een 'Algemeene Kerkvergadering der Dordtsche Gereformeerde Gemeenten' ten huize van boer Jochem Kok in Mastenbroek belegd. Zestig afgevaardigden van dertig gemeenten waren aanwezig.

Onderwijzer/oefenaar D.J. van der Werp uit Uithuizermeeden werd preses en oefenaar W.W. Smitt van Zwolle scriba van deze vergadering. Nadat allereerst besloten was niet op het herenigingsverzoek van de verlaten broeders in te gaan, kwam nu uitvoerig de zaak van de voorziening in de bediening van de sacramenten aan de orde. De kruisgezinden beschikten wel over bekwame oefenaars zoals Smitt en Van der Werp, maar niet één predikant had zich aan hun zijde geschaard. Dit werd inmiddels als een groot gemis ervaren.

Na overweging werd uiteindelijk vijf broeders een voorstel voorgelegd, 'dat zij zouden dienen als leeraars voor de Gemeenten onder het Kruis.' Deze namen het voorstel van de gemeente over. De vijf broeders waren: A. Schouwenberg en W.W. Smit van Zwolle, D.J. van der Werp uit Uithuizenmedum, P. Wachtendonk van Gouda en F. Drok uit Smilde.

Op zondag 14 juni 1840 had ten huize van aannemer Joh. Ridderinkhof (thans Thorbeckegracht nr. 49) te Zwolle de bevestiging plaats. In de morgendienst werden W.W. Smit en D.J. van der Werp door ouderling A. Schouwenberg in het ambt van herder en leraar bevestigd. In de avonddienst legde Smitt aan Schouwenberg de handen op. Wachtendonk en Drok hadden inmiddels afgehaakt.

Na enige tijd keerde Van der Werp zich van de kruisgezinden af en legde ook Schouwenberg zijn ambt neer, maar Smitt handhaafde zich en bleef alleen op zijn post achter.

Tegen deze bevestiging brak een storm van protest los. Later zou deze

bevestiging voortdurend iiet grote struikelblok zijn voor de eventuele vereniging met de christelijke afgescheidene gemeenten.

Inmiddels kreeg Smitt een tweede beroep van de gemeente Zalk, een landelijk plaatsje aan de IJssel tussen Zwolle en Kampen. Op 21 augustus 1841 deed hij daar zijn intrede. Buitenleden, die in Zwolle woonden, kerkten ook bij hem. Soms ging hij ten behoeve van deze Zwolse leden ook voor in zijn huis in de Diezerstraat. Daar Smitt geen honorarium van zijn gemeente ontving, verdiende zijn vrouw de kost voor het gezin met de winkel in manufacturen.

De definitieve consolidatie tot een hechter kerkelijk samenleven van de kruisgemeenten kwam tot stand met de eerste 'Algemeene kerkelijke vergadering van de Oud Gereformeerde • Kerk in Nederland', welke werd gehouden op 4 en 5 juni 1844 te Linschoten. Daar waren reeds tien kruisgemeenten bijeen. Smitt werd het presidium verleend. Het volgende jaar werd er weer een algemene vergadering gehouden, nu te Rotterdam van 9 tot en met 12 september. Smitt werd het scribaat opgedragen. Door deze vergadering werd besloten 'dat er een stukje worde opgesteld, en namens de Vergadering worde uitgegeven, behelzende eene zamenspraak over onze Kerkelijke stand, tegen over de Christelijke afgescheidenen en de zogenaamde hervormde kerk'. Smitt kreeg de opdracht, want reeds op 15 oktober 1845 verscheen zijn geschrift: Waar openbaart zich de Gereformeerde Kerk in Nederland? Opmerkelijk is, dat Smitt hierin de opvatting van 'het algemeen en welmenend aanbod van genade' verwierp. Hij beriep zich hiervoor op de theoloog J. van Woensel met zijn Zedige bedenkingen over de Algemeen en Weimenende Aanbieding in het Evangelie (Amsterdam 1761). Smitt was van mening, dat predikers die het welmenend aanbod van genade voorstonden het geloof aan de hoorders opdrongen. De bedoeling hiervan was - volgens Smitt - de onderhandelingen tussen God en de uitverkoren zondaar weg te redeneren om daardoor het bevindelijk christendom de bodem in te slaan.

Smitt moet hard hebben gewerkt. In een record-tempo schreef hij deze brochure. Daar kwam bij, dat hij al het ambtelijke werk in het noorden en oosten van het land moest venichten. In de strenge winter van januari 1844 zag hij er niet tegenop om in Rotterdam een gemeente te stichten en oefenaar C. van den Oever (1802-1877) te bevestigen. Deze Van den Oever zou, na Smitt, de leiding van de kruisgemeenten gaan overnemen.

Onverwacht overlijden

Aan zijn zeer werkzame leven kwam onverwacht een einde. Zondag 31 augustus 1846 had hij 's morgens gepreekt over Psalm 73:3: Want ik was nijdig op de dwazen, ziende der godelozen vrede.' 's Avonds preekte hij over zondag 48 van Heidelbergse Catechismus, de tweede bede van het Onze Vader: Uw Koninkrijk kome.' Thuisgekomen werd hij niet goed. Iets meer dan een week later, op 8 september, overleed hij op de leeftijd van 42 jaar. Smitt werd begraven op de begraafplaats Bergklooster van de Sint Agnietenberg, even buiten Zwolle (nu Berkum). Nog steeds is zijn grafsteen daar te vinden. De letters zijn inmiddels weggesleten, maar eens stond erop geschreven: Hier rust het stoffelijk overschot van W.W. Smitt, ontslapen in den Heere den 8 september 1846.' Smitt liet zijn vrouw met vijf kinderen achter. Zij was in verwachting van haar zesde kind. Dit kind zou op 12 januari 1847 geboren worden.

Op 13 september 1846 hield ds. C. van den Oever van Rotterdam de lijkpredikatie te 's Heerenbroek ten huize van ouderling Zwier Stoel naar aanleiding van de tekst Joh. 5:35: Hij was een brandende en lichtende kaars.' Smitt was een bevindelijk prediker geweest. Hiervan getuigen nog twee nagelaten predikaties: Gods goedheid bewezen aan het Israël dat rein van hart is' (Psalm 73:1) en een preek: Mijn genade is U genoeg' (2 Cor. 12:19b). Zijn gedachtegoed leeft voort in de rechterflank van de gereformeerde gezindte. De kaars was wel gedoofd, maar het licht van Gods Woord zou onder andere door zijn zoon Willem Gerrit verder gedragen worden.

Jong predikant

Willem Gerrit Smitt werd op 7 juni 1842 geboren en was dus slechts vier jaar oud toen zijn vader stierf. Hij had een zwakke gezondheid, waardoor hij veel thuis was. Op catechisatie bij zijn oom ds. D. Klinkert (1818-1898) merkte deze iets bij de jonge Willem. De Heere had deze jongen bijzondere gaven geschonken. Onder invloed van zijn oom en dominee werd de begeerte sterker om predikant te worden.

Toen Willem ongeveer 20 jaar oud was ging hij studeren bij ds. R. Veldman (1830-1869) te 's-Gravenhage. Tijdens de studie werd ds. Veldman eens ziek. De kerkenraad verzocht toen student Smitt op een zondag een stichtelijk woord te willen spreken. Hieraan voldeed hij. Zijn tekst was Psalm 110:3: Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heilkracht, in heilig sieraad; uit de baarmoeder des dageraads zal U de dauw Uwer jeugd zijn.' Het bleek nu welke grote predikgaven de jonge Smitt geschonken waren. Telkens weer werd hij gevraagd om voor te gaan.

Ds. Veldman vertrok op 4 december 1864 naar Zwolle. Reeds 6 december werd student Smitt door de gemeente 's-Gravenhage in zijn plaats beroepen. Maar hij moest eerst nog de kerkelijke examens afleggen. De classis

Overijssel examineerde student Smitt op 22 februari 1865.

Vooraf werd geconstateerd dat er van student Smitt geen schriftelijke bewijzen waren ontvangen, maar dat hij 'van nabij bekend' was. Hij behoefde dan ook geen proefpreek te houden. Nadat gesproken was over 'genadestaat en roeping', werd besloten 'om den Heer W. Smitt het verzoek omtrent hem wegens algemeene voldoening toe te laten.'

Door de gemeente 's-Gravenhage beroepen, werd hij aldaar bevestigd. Ds. Willem Gerrit Smitt was toen net 23 jaar. In hetzelfde jaar, op 9 september huwde hij met Maria Sillevis.

Genade en eer

De prediking van ds. Smitt trok in de Hofstad geweldig aan. Ds. Jacobus van der Linden (1852-1926), een van Smitts latere opvolgers, schreef later in een woord ter nagedachtenis aan ds. W.G. Smitt: 'Zijn klankvolle stem, zijn aangrijpende voordracht, zijn machtig woord, zijn vurig temperament, dat alles maakte, dat van ogenblik tot ogenblik hij zich onweerstaanbaar meester maakte van het oor en het hart van zijn hoorders. Ademloos stil werd het dan als hij de ontzaggelijke feiten der bijbelse historie tekende voor het oog der ziel, dat het was, alsof zij het zagen, of als hij de leer van Gods vrijmachtige genade in al haar rijkdom, diepte en heerlijkheid ontwikkelde voor aller oor en getuigde in niets anders te willen roemen, dan in het kruis van Christus.' Al spoedig werd het kerkgebouw in de Wagenstraat te klein om de grote menigte hoorders te bevatten. Een grote zaal in het gebouw van de Vrijmetselaarsloge werd gehuurd.

Niet alleen eenvoudige burgers kwamen bij ds. Smitt in de kerk, maar ook hooggeplaatste personen die tot de aanzienlijkste families in Nederland behoorden. Deze personen leefden in de dichte nabijheid van de koning. Een van die was jonkheer mr. Pieter Jacob Elout van Soeterwoude (1805-1893). In de zomer van 1867 had ds. Smitt kennis met hem gemaakt. Zij besloten om eens in de veertien dagen, zaterdagsavonds stichtelijke bijeenkomsten te beleggen ter versterking van het geloof van jonge mensen. Blijkbaar schaamde zich Elout niet om bij zo'n eenvoudige dominee van een afgescheiden kerkje ter kerke te gaan. Hoe Elout over ds. Smitt dacht, bleek wel uit zijn brief van 23 augustus 1867 aan mr. G. Groen van Prinsterer en waarin hij over de persoon van ds. Smitt schreef: 'Van dien Timotheüs zal ik de jonkheid niet verachten.' In diezelfde brief roemde hij diens preek over 'Abrahams offerande'. Groen was ervan overtuigd, dat een dominee als ds. Smitt beter in de hervormde kerk zou kunnen functioneren. Of de contacten met Groen en Elout er de oorzaak van waren weten we niet, maar ds. Smitt ontving een verzoek om predikant in de hervormde kerk van Apeldoorn te worden. Dit verzoek wees hij echter van de hand.

Zijn betekenis voor de kerk

Ds. W.G. Smitt genoot al snel na zijn bevestiging tot predikant, het onverdachte vertrouwen van zijn medebroeders. Zo werd hij eerste voorzitter van de Buitengewone Synodale Commis-

sie die de verantwoordelijke taak had mogelijkheden tot vereniging met de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk te onderzoeken. Op 17 juni 1869 kwam deze vereniging in principe te Middelburg tot stand. De naam van het verenigde kerkverband werd: Christelijke Gereformeerde Kerk. Op 24 juni werd de vereniging door de voortgezette synodale vergadering van de kruisgemeenten definitief bekrachtigd en goedgekeurd. De kloof tussen de twee hoofdstromen uit de Afscheiding van 1834 was na precies 31 jaar overbrugd. Het moet hier worden gezegd dat deze gevoelige en moeilijke vereniging vooral door invloed van ds. W.G. Smitt, samen met ds. D. Klinkert, tot stand is gekomen.

Vervroegd emeritaat

In de jaren 1876-1877 werd ds. Smitt ziek. Hij moest rust nemen, maar herstelde toch niet. Het ging niet meer. De classis Delft verleende op 12 juni 1878 ds. W.G. Smitt eervol emeritaat. Hij was toen nog maar net 36 jaar oud!

Al was ds. Smitt nu uitgeschakeld, dit betekende geenszins, dat hij niets meer deed. Samen met ds. J.H. Donner van Leiden redigeerde hij de Gereformeerde Bibliotheek, Schatkamer van Praktikale Werken van Gereformeerde schrijvers. Naar de beste uitgave in de tegenwoordige spelling'. Eerste jaargang 1881.

Verder richtte hij een blad op genaamd 'De Boodschapper'. Deze periodiek werd door het gehele land gelezen. Ook heeft hij de meditatiebundel Oude en nieuwe dingen uit den schat des Woords ('s-Gravenhage 1886) het licht doen zien.

Overlijden

Op 2 augustus 1912 overleed ds. W.G. Smitt op de leeftijd van 70 jaar. Het moet als een wonder worden gezien, dat hij na 34 jaar ziek-zijn, nog zo oud geworden is.

Jeugd en predikant

Petrus Abraham Elisa werd op 22 augustus 1867 in de pastorie van 's-Gravenhage geboren. Samen met zijn broer Pieter (1884-1947) nam hij later ook de achternaam van hun moeder aan: Sillevis.

Hij ging studeren aan het Haagse Gymnasium. Op 20 september 1888 werd hij als student theologie ingeschreven aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.

De keus van Sillevis Smitt voor de VU boven die van de theologische opleiding van zijn eigen kerkgenoot­ schap te Kampen, sprak van een zekere affiniteit met de dolerenden, die inmiddels ook in Den Haag een doleantie-gemeente hadden gesticht (28 juni 1887).

De vereniging van de Nederduitsch Gereformeerde Kerken (dolerend) met de Christelijke Gereformeerde Kerk, had op 17 juni 1892 plaats. Na zijn beroepbaarstelling aan de VU, nam hij het beroep van de gemeente Monster aan. Dit was een oorspronkelijke christelijke gereformeerde gemeente. Nadat hij te 's-Gravenhage op 16 augustus 1893 was gehuwd

met de lutherse Maria Johanna Hibbeler, werd hij elf dagen later tot predikant van de kleine Westlandse gemeente Monster bevestigd. Hier werd een tweetal kinderen geboren.

Rotterdam

Na de gemeente Monster ongeveer twee en een halfjaar te hebben gediend, ging hij naar de gemeente van Rotterdam. Op 9 februari 1896 werd ds. Sillevis Smitt bevestigd door zijn toekomstige collega ds. A. van Veelo met Jeremia 1:7. Hij deed intrede met de tekst Exodus 3:14. De intreepreek werd in druk uitgegeven onder de titel: ehovah en zijn knechten (Rotterdam 1896). Deze uitgave zou het begin betekenen van de grote serie preken, die later door ds. Sillevis Smitt in zijn Rotterdamse periode zijn uitgegeven.

Ook zag hij kans om verder te studeren. In september 1909 deed hij doctoraal examen. Hij schreef vervolgens zijn dissertatie De organisatie van de Christelijke Kerk in de Apostolische tijd. Zijn promotie zou echter niet meer in zijn Rotterdamse periode plaatsvinden. Want hij nam een tweede beroep van de gemeente Amsterdam aan. Op 5 april 1910 preekte ds. Sillevis Smitt in een stampvolle Nieuwe Westerkerk van zijn gemeente Rotterdam afscheid met: De Rotssteen, wiens werk volkomen is.

Amsterdam

Op 24 april 1910 werd ds. Sillevis Smitt in Amsterdam bevestigd. Op 9 december 1910 vond de promotie plaats aan de Vrije Universiteit. Zijn promotor was prof. dr. H. Bavinck. Sillevis Smitt promoveerde met het predikaat 'cum laude' tot doctor in de theologie. Na zijn promotie schreef hij zijn bekend geworden Handboek voor de Heilige Geschiedenis (2 delen. Kampen, 1912). Hiervan verscheen nog een 3e druk in 1932. De verdienste van dr. Sillevis Smitt hierbij was vooral zijn verwerkte bronnen op het gebied van archeologische vondsten. Met dr. B. Wielenga redigeerde hij vervolgens een prekenserie genaamd 'Menigerlei Genade'.

Dr. Sillevis Smitt zou de gemeente Amsterdam niet lang dienen. Reeds op 17 augustus 1912 nam hij afscheid. Hij had namelijk een benoeming ontvangen tot hoogleraar in de ambtelijke vakken van de theologische faculteit aan de Vrije Universiteit.

Hoogleraar

De benoeming van dr. Sillevis Smitt hield verband met de vacature van prof. P. Biesterveld die op 14 december 1908 plotseling was overleden. Prof. Biesterveld doceerde exegese Nieuwe Testament in samenhang met de ambtelijke vakken. Omdat

het vakgebied van deze hoogleraar te breed was geworden, werd een afzonderlijke leerstoel voor de ambtelijke vakken en met name die gericht waren op de zending, ingesteld. Op 6 december 1912 aanvaardde dr. Sillevis Smitt het hoogleraarsambt met een rede over De beteekenis van het Gereformeerde beginsel voor de ambtelijke vakken (Amsterdam z.j.).

Ziekte en overlijden

Er openbaarde zich een maagkwaal, waardoor hij enige tijd uitgeschakeld was. Hij herstelde weer enigszins. In 1916 werd hem zelfs nog het rectoraat van de Universiteit verleend. Hij kon echter door zijn ziekte dit rectoraat niet naar behoren vervullen. Op 20 oktober 1917 droeg hij dit rectoraat over aan zijn collega prof.dr. F.W. Grosheide met een rede over: Ambt en Persoonlijkheid (Kampen, 1917). Hij memoreerde hierbij, dat de dood hem aan de rand van het graf had gebracht.

De symptomen van de oude kwaal vertoonden zich weer. Hij werd opnieuw geopereerd, maar helaas, het mocht niet meer baten. Op zondagmorgen 24 februari 1918 is hij op 50-jarige leeftijd zacht en kalm ontslapen. Enige dagen later werd hij onder zeer grote belangstelling op de begraafplaats 'Crooswijk' te Rotterdam begraven. Twee zoons zouden hem in het ambt volgen, namelijk Johannes Hendrik en zijn naamgenoot Petrus Abraham Elisa. De lijn uit het geslacht van Wolter Wagter Smitt zetten wij nu ten slotte voort via eerstgenoemde zoon.

Jeugd

Johannes Hendrik Sillevis Smitt werd op 1 maart 1897 in de pastorie te Rotterdam geboren. Hij ging studeren aan de Vrije Universiteit van zijn vader. Na beroepbaarstelling aanvaardde hij het beroep van de gemeente Laren in het Gooi. Na op 3 mei 1923 getrouwd te zijn met een dochter van ds. C.B. Bavinck (een van de collega's van zijn vader te Rotterdam), en wel Hilda Arendina (geboren 31 oktober 1897), werd kandidaat Sillevis Smitt op 20 mei als de eerste predikant van de gemeente Laren bevestigd. Hij zou deze gemeente nog geen drie jaar dienen, want op 14 januari 1926 nam hij afscheid. Hij had namelijk een beroep aangenomen naar de kerk van Semarang op Java in het toenmalige Nederlands-Oost-Indië.

Semarang (NOI)

Ds. Sillevis Smitt, zijn vrouw en hun tweejarig dochtertje Margaretha, vertrokken naar de Oost. Dit was zeker voor die tijd een geweldige onderneming. Meer dan zes weken op zee was een heel gebeuren. De gemeente Semarang behoorde in die tijd tot de classis Batavia van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Zij was op 15 december 1918 geïnstitueerd.

Hier werd hij, ook nu weer als eerste predikant van die gemeente, op 10 april 1926 bevestigd. Semarang was een haven-en handelsstad. In de kerkenraad van Semarang zaten mensen van verschillende nationaliteiten: Javanen, Chinezen en Indische Nederlanders. Predikant-zijn in Indië betekende in die tijd tegelijk ook zendeling-zijn. Een veel voorkomende vraag was: 'Hoe moeten wij onze bedienden winnen voor Christus? '

De gemeenten op Java lagen zeer ver van elkaar verwijderd. Om contact te bevorderen werd een blad opgericht genaamd 'De Zaaier'. En er kwam een Kerkblad voor de Indische kerken. Ds. Sillevis Smitt werd tot redacteur benoemd.

Vanuit de 'Stichting Christelijke Pers in Nederlands-Indië' werd in 1931 een kroniek in het leven geroepen, genaamd: De Zaaierbibliotheek. Ook ds. Sillevis Smitt schreef hierin pakkende deeltjes.

Inmiddels was in 1939 de oorlog in Europa uitgebroken. Deze oorlog zou zich ook in de Oost uitbreiden. De Gordel van Smaragd werd eind 1941, begin 1942, in drie maanden tijd geheel door Japan bezet. De classis Batavia had in mei 1941 van de Nederlandse regering in Londen een verzoek ontvangen om een predikant aan te wijzen die de geestelijke verzorging van leger en vloot in Europa zou verzorgen. Zij wees hiervoor ds. Sillevis Smitt van Semarang aan. Deze nam de benoeming aan. Op 15 juni 1941 nam hij van zijn gemeente Semarang afscheid.

Vlootpredikant

Ds. Sillevis Smitt ging in juni 1941 alleen op reis. Zijn vrouw bleef met vier kinderen in Indië achter. Dezen zou hij pas na vijfjaar weerzien!

De reis naar Engeland was gevaarvol. Er werd gevochten ter land, ter zee en in de lucht. Via Australië en Amerika bereikte ds. Sillevis Smitt na zes weken Engeland. Hij werd als eerste predikant tot vlootpredikant benoemd. In een vraaggesprek zei hij hierover: 'Vaak heb ik mij geschaamd als een Engelsman mij vroeg hoeveel geestelijke verzorgers wij in dienst hadden. Er was immers niemand. Zelfs niet bij de koopvaardij met 20.000 man!'

In 1942 begon ds. Sillevis Smitt een blaadje uit te geven, dat hij Roerganger noemde. Een eenvoudig getypt blaadje, dat hij uitdeelde onder de bemanning. In dit verband merkte ds. Smitt op: 'Het was niet altijd gemakkelijk om aan boord "aan het woord" te komen, zeker niet als de machines daverden en de meesten druk waren met hun dienst.' Verder zei hij: 'De geestelijke verzorging was totaal verwaarloosd. De confrontatie met het liberale agnosticisme en met de demonen van het nationaal-socialisme en het communisme heeft bij velen de ogen geopend. Goddeloosheid in denken maakte bij velen plaats voor een gewillig luisteren naar de boodschap van Gods heil in Christus.'

Hoofdvlootpredikant

In mei 1945 was de oorlog in Europa beëindigd. Dit betekende voor vlootpredikant Sillevis Smitt niet het einde van zijn loopbaan. Op 20 augustus 1945 werd hij namelijk benoemd tot 'hoofdvlootpredikant' in Nederland. Hij vestigde zich met zijn gezin, dat zich in februari 1946 met hem herenigde, te 's-Gravenhage. Onder zijn energieke leiding werd een team van vlootpredikanten aangesteld voor verschillende marine-eenheden, zowel ter zee als aan de vaste wal. Zoals de onderzeedienst, wachtschepen. Marine Luchtvaartdienst en opleidingscentra. Ook kwamen er vlootpredikanten in Nieuw-Guinea, Indonesië en op schepen tijdens de Koreaanse oorlog. In zijn functie van hoofdvlootpredikant bereisde hij de gehele wereld.

Pensionering

Met ingang van 1 oktober 1961 werd ds. Sillevis Smitt eervol ontslag verleend. Maandagmiddag 2 oktober 1961 werd in de kapel van het Marinevliegkamp Valkenburg (ZH) afscheid van hem genomen. Hierbij waren tal van hoge autoriteiten aanwezig, waaronder Z.K.H. Prins Bernhard, als inspecteur-generaal van de Kon. Marine. Tijdens de dienst getuigde Sillevis Smitt van Gods genade, die als een regenboog boven zijn arbeid had geschitterd. Tijdens de receptie, die na de dienst volgde, deelde Minister van Defensie Visser mee, dat het H.M. de Koningin behaagd had Sillevis Smitt te benoemen tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Nadat de Minister van Defensie de versierselen had opgespeld, was het Prins Bernhard die als eerste ds. Sillevis Smitt gelukwenste.

Een bijzondere gebeurtenis

Tijdens zijn pensionering zou er in zijn leven nog een bijzondere gebeurtenis plaatsvinden. Op 10 maart 1966 trouwde Kroonprinses Beatrix met Prins Claus Von Amsberg.

Naast de hervormde predikant H.J. Kater, die de officiële huwelijksbevestiging in de Westerkerk te Amsterdam zou leiden, had Prinses Beatrix ds. Sillevis Smitt uitgekozen om de huwelijkspredikatie te houden. Zij was tot haar keus gekomen vanwege Sillevis Smitts moedige gedrag in de oorlog. Ds. Sillevis Smitt had voor zijn predikatie de tekst gekozen Joh. 14:6a 'Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven.' In zijn preek zei hij onder andere tot het prinselijke paar: Uw hartewens is vervuld. U zijt nu van elkaar. Helemaal in de goede zin van het woord: evenslang. Uw droom is werkelijkheid geworden en nu is de werkelijkheid ook een droom... Wat is er mooier dan trouwen en wat is er hoger dan een mensenkind? Er is sprake van een intens verlangen, natuurgedreven en van God geschonken, om gelukkig te zijn en gelukkig te maken. Om liefde te geven en liefde te ontvangen.'

Overlijden

Na zijn pensionering was ds. Sillevis Smitt in Bussum gaan wonen. Het werd stil rondom hem. Vanaf zijn zeventigste jaar (1967) heeft hij niet meer gepreekt. 'Nu moeten jongeren het doen, ' zo zei hij. Hoewel ds. Sillevis Smitt zeer veel kon vertellen uit zijn levenservaringen be­ sloot hij geen 'memoires' te schrijven. 'Een mens is zo ijdel, ' was zijn motief. Hij werd ziek. Op 31 december 1975 is hij, na een slepende ziekte met veel pijn, overleden.

Slot

Het valt bij deze vertegenwoordigers uit het geslacht Smitt op hoe verschillend tegen bepaalde zaken aangekeken wordt door de verschillende generaties. Stond bij Wolter Wagter Smitt en ook bij zijn zoon Willem Gerrit de bevinding en de bevindelijke prediking centraal, bij de kleinzoon en de achterkleinzoon van de kruisdominee merkt men daar niet veel meer van. Bij hen lijkt daar een

wetenschappelijke theologische scholing voor in de plaats te zijn gekomen. Daarin blonken zij uit, vooral Petrus Abraham Elisa, meer dan de beide kruisgezinden, hoewel die in theologisch opzicht toch zeker niet de minste van hun tijd waren.

Wat eveneens treft, is dat de houding ten opzichte van het koningshuis verschilt. Wolter Wagter Smitt heeft in de afscheidingstijd het nodige moeten ondergaan aan boetes en vervolgmgen; het konmgshuis heeft dat niet afgeremd. De achterkleinzoon Johannes Hendrik daarentegen werd uitermate gerespecteerd door de Oranjes.

Uiteraard zijn er ook overeenkomsten aan te wijzen, want alle vier waren ze vaardig met de pen en stelden ze het geschrevene in dienst van de verkondiging van het Woord. Maar die verkondiging is niet bij alle vier hetzelfde geweest: de geslachten ver­ anderen, hun mzichten ook. Dat blijkt uit deze vier predikanten uit een vermaard domineesgeslacht.

Graag spreek ik mijn dank uit jegens de heer F. Rozemond van de Archiefdienst van het Dienstencentrum van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Leusden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1997

Oude Paden | 60 Pagina's

W.W. Smitt (1804-1846) en zijn nakroost

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 1997

Oude Paden | 60 Pagina's