De omweg naar de gereformeerde gemeenten 2
L. Vogelaar
Uit het leven van ds. H. van Kooten
Van Kooten was door zijn vertrek uit de Fiiadeifiagemeente zijn broodwinning Icwijtgeraakt en werd daarom portier bij het ministerie van wederopbouw. Zo ontmoette hij L. Rijksen opnieuw. Deze was inmiddels predikant in de Gereformeerde Gemeente van Leiden en beijverde zich om bij het ministerie vergoeding voor oorlogsschade aan kerkgebouwen los te krijgen. Dat Van Kooten nog eens predikant in dat kerkverband zou worden, zei hij al binnen enkele jaren nadat hij was gaan preken. Hij verklaarde bepaald te zijn bij de woorden 'Voegt u bij deze wagen.' Rond 1947 nam hij contact op met de kerkenraad in Barneveld, waar ds. J. Fraanje van 1918-1949 predikant was. Wellicht kwam hij daar via kleermaker Van Leeuwen terecht.
Volgens een mededeling van de weduwe Van Kooten (in 1985 aan H. Hille) kreeg haar man van de Barneveldse kerkenraad een attest. Ds. J. van den Berg uit Utrecht (vlakbij Maartensdijk!) maakte daartegen echter bezwaar, omdat Van Kooten minimaal een jaar lid moest zijn. Daarop werd het attest ingetrokken. Een bezwaar van ds. Van den Berg kan ook geweest zijn dat Van Kooten zich bij een gemeente in zijn omgeving (Utrecht of Hilversum) had moeten melden. In de kerkenraadsnotulen van Barneveld is van dit al les niets terug te vinden, dus waarschijnlijk heeft het zich buiten de kerkenraadsvergaderingen afgespeeld of het is bewust uit de notulen weggelaten.
Van Kooten zat met de afwijzing wel in de knoop, maar heeft toch altijd staande gehouden dat hij Naar de Gereformeerde Gemeenten moest. 'Zou het wel waar zijn? ' vroegen zijn kinderen weleens. 'Ik weet het zeker, ' zei hij dan.
De weg naar de Gereformeerde Gemeenten was echter een omweg. Van Kooten moest eerst nog naar Werkendam. Door bemiddeling van Bertus de Heer, voor wie zijn prediking in Woerden onvergetelijk was geworden, werd hij vanaf 1947 regelmatig uitgenodigd om voor te gaan in de 'Nederlandse Hervormde (Gereformeerde) Evangelisatie te Werkendam en De Werken, ' die in 1935 was ontstaan uit onvrede met de prediking in de hervormde gemeente. Van Kooten had in de Nederlandse Hervormde Kerk echter geen preekbevoegdheid en zijn verzoek om via artikel 8 van de kerkorde (op singuliere gaven) predikant in die kerk te mogen worden, werd afgewezen.
De Werkendamse evangelisatie was verdeeld over zijn optreden en dat leidde tot een scheuring. De groep-Keijzer ('de Sparkerk') wilde zich houden aan de statuten en hervormd blijven. De groep-Vos wilde Van Kooten echter behouden en vormde een Vrije Hervormde Evangelisatie (de Swiftkerk genoemd, omdat bij Vos een reclamebord voor Swiftschoenen aan zijn winkel hing). Van Kooten werd er in 1948 voorganger. Vanuit Maartensdijk verhuisde hij eind september van dat jaar naar Hoogstraat 85 (in 1953 vernummerd tot 67) in Werkendam. De gereformeerde gemeente in die plaats werd van 1947-1951 bediend door ds. Chr. van Dam. Met hem had Van Kooten echter nauwelijks contact.
In oktober 1950 vond Van Kooten met zijn evangelisatie aansluiting bij de Christelijke Gereformeerde Gemeenten rond ds. H. Visser Mzn. te Rotterdam, die zich in 1947 aan de Christelijke Gereformeerde Kerken onttrokken had. Verschillende voorgangers zochten contact met ds. Visser. Ds. E. Wijnne van de Vrije Oud-Gereformeerde Gemeente in Kralingseveer wilde in juni 1948 correspondentie, maar 'zonder eenige verplichting. Word besloten zeer omzichtig hier mede te handelen en nadere informaties in te winnen.'
Ds. B. Hennephof, die een eigen oud gereformeerd kerkverbandje had gesticht, weigerde in 1950 in Vissers gemeente te komen preken, uit vrees voor moeilijkheden. M.J. Middelkoop uit Schiedam, die op II november 1949 op de Rotterdamse kerkenraad verscheen, sloot zich wel bij
ds. Visser aan. Samen met Van Kooten kreeg Middelkoop van deze predikant enige opleiding.
Nadat Hendrik van Kooten op 30 juli 1952 classicaal examen had gedaan, werd hij op 19 september door ds. Visser tot predikant bevestigd. Ds. Visser werd op zijn beurt op 18 november 1960 door ds. Van Kooten op Urk bevestigd.
In het kleine kerkverband werd ds. Van Kooten in 1954 en 1962 tot lid van het curatorium benoemd. Bij de bevestiging van ds. J.W. Kloot te Gouda op 2 oktober 1962 nam hij deel aan de handoplegging.
Vanuit Werkendam ging Van Kooten elke week in Dordrecht preken, waar hij een zaaltje huurde. De luisteraars kwamen uit verschillende kerken en plaatsen. Een oud-katholieke professor kwam ook eens luisteren in het Dordtse zaaltje. Hij werd vaste be zoeker en stond na de dienst met de collectezak bij de uitgang. 'Ik kom college bij u lopen, ' zei hij tegen ds. Van Kooten, en hij kwam daarvoor ook nog eens een middag naar Werkendam.
Als ds. Van Kooten naar Dordrecht ging, stapte hij op de bus naar de Kop van 't Land. De volgende bus bracht hem naar de stad. Het gebeurde een keer dat van de collecte na aftrek van bus-en pontkosten en zaalhuur slechts twintig cent overbleef. Zijn Werkendamse gemeente kwam samen in de Nutszaal, die in de negentiende eeuw gebouwd was door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Deze zaal werd 's zaterdagsavonds echter voor wereldse doeleinden gebruikt. Ds. Van Kooten kreeg het daar op een keer, in 1951, heel benauwd mee. De nacht daarop, van zaterdag op zondag, brandde de zaal af doordat de kachel te hoog opgestookt was.
Nadat enige tijd diensten waren gehouden in twee schoollokalen en in het gebouw van Christelijke Belangen, werd een houten kerk gebouwd. Ds. Van Kooten hield zelf opzicht tijdens de bouw.
De laatste 500 gulden
Ds. Van Kooten wist voor zichzelf dat hij Werkendam niet zou mogen verlaten voordat de kerk afbetaald was. Voor beroepen uit Urk en Gouderak bedankte hij. In 1965 kwam er echter een beroepsbrief uit Rotterdam. De predikant voelde dat hij daarheen moest, maar het bracht hem in grote benauwdheid, want er zat nog 500 gulden schuld op het kerkje. Hij liep maar steeds van de voordeur naar de keuken en weer terug: 'Vanavond is het kerkenraad en dan moet
ik zeggen dat ik liet aanneem, maar er zit nog 500 gulden schuld.' Onderaan de trap viel hij op de knieën. De uitkomst kwam nog vóór de kerkenraadsvergadering. Er viel een envelop door de brievenbus. Er zat een briefje in van een aannemer die tot de Gereformeerde Kerken behoorde. Hij schreef dat hij iets wilde geven uit respect voor de wijze waarop Van Kootens gemeente haar kerk gebouwd had. In de envelop zat 500 gulden.
's Avonds veronderstelde de kerkenraad dat de predikant wel zou bedanken, omdat de schuld nog niet afgelost was. Wenend overlegde ds. Van Kooten echter de envelop die hij gekregen had:500 gulden! De kerkenraad was verslagen toen de predikant zei dat hij Naar de Maasstad moest, na meer dan zeventien jaar in Werkendam gearbeid te hebben.
Naar de Maasstad
De gemeente aan de Putselaan in Rotterdam had in 1965 beroepen uitgebracht op haar oud-predikant ds. H. Visser te Urk (hij kreeg 24 stemmen. Van Kooten 14), op de vrije oud gereformeerde ds. G. van de Breevaart te Hendrik-Ido-Ambacht (uit een tweetal met de oud gereformeerde ds. E. du Marchie van Voorthuijsen te Leersum, een oude bekende van de Rotterdammers uit de Christelijke Gereformeerde Kerken) en op ds. Van Voorthuijsen (uit een tweetal met ds. H.J.C.H. Zwijnenburg te Gouderak, die tot het eigen kerkverband behoorde).
Op 14 oktober 1965 meldde G. Overduin zich op de kerkenraad. Hij was lid van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Rotterdam-West en zei in zijn vrije tijd in Utrecht te studeren. Hij deelde mee werkzaamhe den met de herderloze gemeente aan de Putselaan te hebben. De kerkenraad wees hem erop dat hij eerst lid moest worden. Men wachtte dat verder niet af, maar hield elf dagen later onder leiding van ds. J.W. Kloot een ledenvergadering met het doel om een predikant te beroepen. Ds. Van Kooten kreeg 27 stemmen, ds. Zwijnenburg twee en drie stemmen waren ongeldig.
Op 15 december 1965 werd ds. Van Kooten bevestigd door ds. Visser uit Urk en op 7 januari 1966 opende hij voor het eerst een Rotterdamse kerkenraadsvergadering. Een jaar later mocht hij opmerken dat er in de gemeente tijdens de prediking beslag lag.
Zoeken en zwerven
Kort na zijn bevestiging begon het verband van de Christelijke Gereformeerde Gemeenten uit elkaar te vallen. Al enkele jaren beraadde men zich op de toekomst. Tijdens de classisvergadering van 24 april 1965 opperde Gouderak 'het samengaan, eventueel verenigen van gemeenschappen of kerken, die op dezelfde grondslag staan als wij.' Na wat heen en weer gepraat werd met algemene stemmen besloten dat de ambtsdragers contacten zouden gaan leggen buiten de eigen kring.
In Rotterdam zei diaken W.J. de Roon in augustus 1965 dat de gemeente het best maar weer naar de Christelijke Gereformeerde Kerken kon gaan. Andere ambtsdragers zochten het echter elders. Ds. Zwijnenburg (die eerder in de Gereformeerde Gemeente van Boskoop weleens catechisaties van de Rotterdamse ouderling Abr. van Bochove bijwoonde) voerde een gesprek met dr. C. Steenblok van de Gereformeerde Gemeente in Nederland te Gouda. Afgesproken werd om medio januari 1966 een
samenspreking te houden. Ouderling Kaptein en ds. Van Kooten vonden dat daarbij ook ouderlingen aanwezig moesten zijn. Als datum werd later 18 januari vastgesteld, maar volgens de Rotterdamse kerkenraadsnotulen werd dit uitgesteld omdat de kerkenraden van de Christelijke Gereformeerde Gemeenten eerst de leden wilden raadplegen.
Ds. Zwijnenburg en één van zijn ouderlingen voerden in januari toch al een gesprek met de predikanten van de Gereformeerde Gemeente in Nederland Hij kon echter niet op eigen houtje een beslissing nemen en nam de zaak daarom mee naar de classisvergadering van 26 maart. Daar bleek de verdeeldheid groter dan ooit. Rotterdam wilde niet verder gaan dan samenwerking en Gouda, Den Helder en Vlaardingen deden helemaal niet mee. Besloten werd het tweede gesprek met de Gereformeerde Gemeente in Nederland een halfjaar uit te stellen.
Tijdens dezelfde classisvergadering waarin ds. Zwijnenburg zijn eerste gesprek met dr. Steenblok gemeld had (9 oktober 1965), zei ds. H. Visser dat de Christelijke Gereformeerde Gemeenten 'op dood spoor zijn gekomen. Hij ziet geen mogelijkheden meer. De gemeenten kwijnen en bijzonder de vacante gemeenten. Biddend heeft hij overwogen wat te doen."
Tijdens een vakantie in Tholen sprak hij mensen van de Gereformeerde Gemeenten. Daardoor werden zijn gedachten naar dat kerkverband geleid. Hij was vervolgens op bezoek gegaan bij ds. H. Ligtenberg in Oudemirdum, ds. A. Bregman in Rijssen en ds. L. Vogelaar te Almelo, drie predikanten in de classis Kampen van de Gereformeerde Gemeenten (het gebied waar ds. Visser woonde). 'De zaken zijn daar eerlijk neergelegd.' Na overleg met twee van zijn kerkenraadsleden ging de Urker predikant ook met ds. L. Rijksen in Rotterdam-West praten. De andere zienswijze op de verbondsleer bleek geen bezwaar, 'gezien ook oudvaders er verschillend over dachten, ' aldus ds. Visser.
Nadat de Urker predikant op zaterdag 11 september de bezwaren binnen zijn kerkenraad uit de weg had geruimd, was hij de volgende dag tijdens een ledenvergadering echter op grotere weerstand gestuit, en daarom achtte hij de tijd nog niet rijp.
Met twee kerkverbanden (die overigens in dezelfde tijd ook met elkaar in bespreking waren) was er nu contact geweest, maar ds. Kloot zag niets in die twee mogelijkheden.
Ondertussen laakte ds. Van Kooten de onderlinge verdeeldheid in de Christelijke Gereformeerde Gemeenten. Hij vond het maar op koophandel lijken en zijn ouderling RC. Bakker zei: 'Als iedere gemeente een eigen uitweg zoekt, is dit verbreking van eigen verband en dit begin is verkeerd." Als we het gezamenlijk moeten doen. komt er nooit iets van, meende ds. Visser echter pessimistisch.
Zelf nam de Urker predikant in februari 1966 plotseling afscheid van zijn gemeente. 'Hij wilde zich voegen bij de Gereformeerde Gemeenten, " deelde ouderling L. Post op de classis mee. 'Op een zondagavond, zonder overleg met de kerkeraad, onttrok hij zich aan de gemeente. De maandag daarop volgende ging hij niet naar de Gereformeerde Gemeenten, maar naar de Christelijke Gereformeerde Kerk. De kerkeraad van Urk weet niet waar hij aan toe is. Het is moeilijk te doorgronden."
Visser kreeg een telefoontje van ouderling De Waal en een brief van ds. Zwijnenburg, maar dat haalde niets uit. De breuk was dehnitief. Een oproep van ds. Visser om ook naar de Christelijke Gereformeerde Kerken te gaan, werd door de kerkenraad van Rotterdam voor kennisgeving aangenomen.
De gemeente van Urk voegde zich nu spoedig bij de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland en kreeg ds. E. du Marchie van Voorthuijsen tot predikant. Op 17 september 1966 kwamen drie ouderlingen van Urk naar de classisvergadering van de Christelijke Gereformeerde Gemeente om de zaak uit te praten. De broeders scheidden in harmonie. Er werd zelfs besloten tot kanselruil tussen ds. Van Kooten en ds. Van Voorthuijsen.
Gouda (met ds. Kloot), Den Helder en Vlaardingen wilden eveneens naar de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland en spraken met ds. M.A. Mieras, die echter zei dat er wel een paar jaar overheen kon gaan. Ds. Zwijnenburg vond echter dat eerst de gesprekken met de Gereformeerde Gemeenten in Nederland afgewikkeld moesten worden en de classis nam dat standpunt op 4 april 1966 over.
Ondertussen meldden zich nog nieuwe voorgangers bij het bijna verdwenen kerkverband. G. Nijhof sprak van 1964-1966 in Vlaardingen, maar meende daarna naar de hervormde kerk te moeten terugkeren. De poging van G. Overduin in 1965 is al genoemd (Hij was later predikant van vrije gemeenten in Werkendam en Papendrecht). Begin 1966 werd een brief van ds. J. van Welzen uit Gouda voor kennisgeving aangenomen.
J. Schinkelshoek was jarenlang ouderling bij ds. T. de Jong in de Oud Gereformeerde Gemeenten in Ned. te Kralingseveer geweest en had al eens in Monster en 's-Gravenpolder gesproken, maar werd in zijn kerkver-
band afgewezen. Daarna sloot hij zich aan bij de Christehjke Gereformeerde Gemeente in Werkendam, maar ook in dat kerkverband werd hij afgewezen: de classisvergadering van 4 juni 1966 besliste met negen tegen drie stemmen negatief op zijn verzoek om toelating tot het predikambt.
Op 17 september van datzelfde jaar kreeg hij echter alsnog toestemming om in Werkendam voor te gaan. De reden daarvan was om die gemeente bij elkaar te houden. Er was in die plaats namelijk verdeeldheid ontstaan doordat sommigen ds. A. de Reuver en anderen ds. M.J. Middelkoop als predikant begeerden. Ds. Van Kooten werd er consulent, zodat hij in zijn vroegere gemeente kon gaan bemiddelen. Schinkelshoek zou op de volgende classisvergadering weer onderzocht moeten worden. Ds. C.P. Groenewegen van de Vrije Oud Gereformeerde Gemeente te Aalburg werd uitgenodigd op de classisvergadering van 18 maart 1967, maar was zonder kennisgeving afwezig.
De eenheid was inmiddels niet meer te handhaven. Urk en Vlaardingen werden oud gereformeerd, evenals Den Helder. Nadat ds. Middelkoop uit Zwolle voor een beroep uit Werkendam had bedankt, werd oefenaar Schinkelshoek officieel lerend-ouderling. Hij zou er elke zondag voorgaan. Nog vrij plotseling, naar verluidt op advies van ds. Van Kooten, sloot Werkendam zich in het vierde kwartaal van 1967 aan bij de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland Schinkelshoek bleef er voorgaan.
Ds. Kloot werd door de oud gereformeerden afgewezen en bleef bij de Chr. Ger. Gem., zo notuleerde de Rotterdamse scriba op 3 april 1967. Begin 1968 onttrok Gouda met ds. Kloot zich aan het restant van het kerkverband, waarna hij opnieuw tevergeefs toenadering tot de Oud Ge reformeerde Gemeenten in Nederland zocht.
Naar de Gereformeerde Gemeenten
Ds. Van Kooten zocht met zijn slinkende gemeente in Rotterdam aansluiting bij de Gereformeerde Gemeenten. Veel leden van 'de Putselaan' waren overigens al in de tijd van Van Kootens voorgangers ds. H. Visser (1946-1960) en ds. K. van Twillert (1962-1964) overgegaan naar 'Zuid". Van Twillert was afgezet en werd uiteindelijk voorganger in de Pinkstergemeenten. Hij woonde slechts enkele huizen bij ds. Van Kooten vandaan. Die zag hoe Van Twillert handenklappend door de tuin liep, terwijl een lichtbak achter zijn raam voortdurend de boodschap 'Jezus komt' voorbij liet trekken.
Op 11 augustus 1967 stelde ds. Van Kooten 'namens sommige jonge gezinnen' aan zijn kerkenraad voor om aansluiting bij een groter kerkverband te zoeken. 'Gedacht werd aan de Gereformeerde Gemeenten' Besloten werd dat de predikant toenadering zou zoeken, maar ouderlingscriba J. van Berkel kondigde alvast aan 'in geen geval zich te willen voegen bij de Gereformeerde Gemeenten.' En dat deed hij uiteindelijk ook niet, als enige van de kerkenraadsleden.
Ds. Van Kooten voerde vervolgens een gesprek met een oude bekende: ds. L. Rijksen, die ook in Rotterdam stond. Ouderling Abr. van Bochove van Rotterdam-Zuid wees Van Kooten er later wel even op dat hij niet bij de predikant van 'West', maar bij de kerkenraad van 'Zuid' had moeten zijn.
De ledenvergadering van de gemeente aan de Putselaan besloot unaniem om toelating tot de Gereformeerde Gemeenten te verzoeken. Tijdens de classisvergadering van 16 september deelde Rotterdam dat aan de andere Christelijke Gereformeerde Gemeenten mee.
De classis Rotterdam van de Gereformeerde Gemeenten stelde op 9 oktober een commissie in. Tijdens de breedvoerig genotuleerde samenspreking werd de kerkenraad van de Putselaan stevig ondervraagd. Omdat er daarna wat bezwaren binnenkwamen, kon de classis op 11 december nog geen besluit nemen.
Uiteindelijk werden ds. Van Kooten en zijn gemeente op 22 april 1968 toegelaten. Blijkbaar was de predikant zijn papieren in orde gaan maken, want drie dagen eerder werd in de kerkenraadsnotulen van zijn gemeente het merkwaardige feit vermeld dat ds. Van Kooten met zijn vrouw, zoon, schoondochter en twee kleinkinderen uit Werkendam was overgekomen, en dat terwijl de predikant inmiddels al enkele jaren in het Rotterdamse werkzaam was.
Tijdens een ledenvergadering op 8 mei gaf ds. Van Kooten tekst en uitleg over de aansluiting bij het kerkverband. Enige tijd waren er nu in Rotterdam zes Gereformeerde Gemeenten, terwijl 'Centrum' sinds september 1965 een afdeling in 'Alexanderpolder' had. Tijdens zijn eerste vrije zondag in het nieuwe kerkverband, op 19 mei 1968, preekte ds. Van Kooten in Nieuw-Beijerland.
Aan de broeders in Van Kootens consulentgemeente Gouderak lieten de Rotterdammers weten dat ze niet langer tot de Christelijke Gereformeerde Gemeenten behoorden. Gouderak vroeg daarop om het notulenboek van de classis, maar dat bevindt zich nog altijd in de ondergrondse kluis van de Gereformeerde Gemeente te Rotterdam-Zuid. De vergadering van 16 september 1967 staat er als laatste in vermeld. Er was toen nog wel besloten om op 16 maart 1968 weer classis te houden.
Van de Putselaan naar de polder
Met de aansluiting bij de Gereformeerde Gemeenten op 22 april 1968 was voor ds. Van Koeten een ruim twintig jaar oude wens in vervulling gegaan.
Ds. Van Kooten vertrok nog in 1968 uit zijn gemeente, nadat hij op 9 oktober een beroep uit Emmeloord had gekregen. Hij werd de eerste predikant van de nog jonge gemeente in de Noordoostpolder. Ds. L. Rijksen leidde medio december de bevestigingsdienst.
Zoals bij de aansluiting was afgesproken, ging Van Kootens Rotterdamse gemeente vervolgens op 12 januari 1969 op in de gemeente van Rotterdam-Zuid. Met de laatste vergadering die ds. Van Kooten leidde (22 november 1968) houden de kerkenraadsnotulen dan ook abrupt op. Het leiden van de laatste dienst aan de Putselaan was voor ds. L. Rijksen tevens de laatste keer dat hij het Woord uitdroeg. Op 31 januari is hij overleden.
Vier ouderlingen en drie diakenen van de Putselaan traden toe tot de kerkenraad van 'Zuid.' Vijf van hen dienden daar overigens slechts korte tijd. Ouderling A.C. Zoeteweij overleed nog in datzelfde jaar (1969). Enkele anderen verhuisden.
De kerk aan de Putselaan werd verkocht aan een meubelhandelaar. Later werd er een moskee in gevestigd. Twee gemeenten waren nu samengegaan, en dat terwijl de verhouding in vroeger jaren niet altijd zo vriendschappelijk was geweest, want ds. A. de Blois van de Gereformeerde Gemeente en ds. H. Visser van de Putselaan hadden elkaar via hun kerkbodes fel bestreden en in later jaren weigerde men soms lidmaatschapsbewijzen af te geven aan mensen die wilden overgaan naar de gemeente aan het Mijnsherenplein. Deze leden werden op de kerkenraadsvergadering ontboden en als men de redenen die ze opgaven niet geldig vond, gaf men eenvoudigweg geen bewijs van lidmaatschap af. Maar de tijden veranderen.
De hoed af voor de buren
In Emmeloord heeft ds. Van Kooten nog bijna vijfjaar mogen arbeiden 'met veel ijver en hoogstaande plichtsbetrachting'. Het werk in de polder bleef niet ongezegend. Ook werd mede door zijn grote inzet in 1973 in Emmeloord een reformatorische school gesticht. Hij ging de zaak persoonlijk op het ministerie bepleiten.
Na zijn komst vond hij onderdak in de kort tevoren leeggekomen pastorie van de Gereformeerde Kerk aan de Korte Dreef. Er pal naast woonden twee jongens die zich te buiten gingen aan drank en verdovende middelen. Ze hadden het 's nachts druk met van alles behalve werken. Overdag sliepen ze.
De predikant nam echter de hoed
voor hen af. Zijn dochter keek verbaasd toe. Ernstig vermaande ds. Van Kooten zijn buurjongens over hun ongeregelde leefwijze en over de bierflesjes die ze over de heg in de pastorietuin gooiden. En hij vond gehoor! De jongens zochten werk en als ze later voor hun buurman de auto konden wassen of iets anders konden doen, deden ze het graag.
'Maar waarom nam u de hoed voor hen af? ' had Van Kootens dochter hem na het gesprek gevraagd. 'Ik ben minder dan die jongens.' zei hij. 'Die jongens zijn zo slecht niet. Ik ben slechter.'
In november 1972 bedankte ds. Van Kooten nog voor een beroep uit Amsterdam-Centrum. Toch naderde het einde van zijn werk in Emmeloord. In zijn kerkenraad bleven moeilijkheden hem niet bespaard. Op een gegeven moment, na een preekverbod, zou hij op een zondagmorgen afscheid nemen. Tegen zijn vrouw zei hij er niets over. Tijdens de preek nam hij afscheid, maar zei hij ook dat hij 's avonds direct maar weer intrede wilde doen, omdat zijn hemelse Zender niet gezegd had dat hij ermee op moest houden, 's Avonds zat de kerk vol. De ouderling met wie ds. Van Kooten in conflict was gekomen, legde uiteindelijk zijn ambt neer.
De classis Kampen verleende de bijna 76-jarige predikant op 6 maart 1973 emeritaat, ingaande op 1 april. Vele gemeenten mocht hij daarna 's zondags en doordeweeks nog dienen. Hoorders herinneren zich zijn gunnende prediking, alsook zijn krachtige stem, waarmee hij boven de gemeentezang uittorende.
De Elspeetse ouderling E. Dijkgraaf noemde nog even de mogelijkheid dat ds. Van Kooten daar in de pastorie zou kunnen komen wonen. De predikant had er eerst wel even oren naar, maar bleef toch in Emmeloord.
De Elspeetse pastorie zou hij ook al spoedig weer hebben moeten verlaten, omdat ds. L. Vogelaar eind maart 1974 van 's-Gravenpolder naar Elspeet kwam. Ds. Van Kooten hield tijdens de intrededienst de toespraak. De emeritus van Emmeloord schreef zich nog in voor een kamer in het Zwijndrechtse bejaardentehuis Nebo, maar voordat hij daar een plaats kreeg, is hij plotseling overleden.
Sion door recht verlost
In 1974 schreef ds. Van Kooten in een woord vooraf in zijn prekenbundel 'Sion door recht verlost': 'Het is onze wens en bede dat dit werk nog dienstbaar zal mogen zijn tot de eer en de verheerlijking van Gods grote Naam en tot uitbreiding van Zijn Koninkrijk. Ik acht mij de minste en geringste van allen, doch de almachtige God wil en kan met een kromme stok een rechte slag doen. Zo zien wij dan op tot de opperste Herder om dit gebrekvolle werk te willen doen vergezellen met Zijn onmisbare zegen en zien uit naar Zijn komst. Dan zal de nacht voorbij zijn gegaan; Jacob zal zich verheugen en Israël zal verblijd zijn.'
Het echtpaar Van Kooten kwam begin september 1974 eindelijk, na lang aandringen, een week logeren bij hun dochter en schoonzoon in Maartensdijk. Dochter Annie zou hen een week verwennen, maar kreeg daarvoor geen kans doordat ze opeens een trombose in het been kreeg en rust moest houden. In die week was ze er getuige van hoe haar vader soms bestreden werd. Hij zat met het hoofd in de handen en wiegde het heen en weer. 'Waarom zit u zo? ' vroeg zijn dochter. 'Je moet er maar op rekenen, kind: je moet eens door de doodsjordaan, ' zei haar vader. De Heere kwam echter over, zodat hij de volgende morgen zingend de trap afkwam.
In de vijf weken dat zijn dochter moest rusten, maakte ds. Van Kooten elke week een keer de rit van Emmeloord naar Maartensdijk, soms met zijn vrouw, soms samen met ouderling M. Grisnich.
Op maandag 14 oktober woonde de predikant de begrafenis van zijn zielevriend B. Roest uit Scherpenzeel bij (Roest kwam omstreeks 1935 al in Maartensdijk; of hij Van Kooten daar bezocht, is niet bekend).
Twee dagen later kreeg Annie van Zijtveld-van Kooten de dokter weer op bezoek. Hij zei dat ze voorzichtig mocht proberen om even te lopen. Het was een verrassing voor de predikant toen zijn dochter die avond zelf de deur opendeed. 'Doe jij maar voorzichtig, hoor, ' zei hij.
Als ds. Van Kooten vertrok, groette hij en daarna liep hij altijd zonder nog een keer om te kijken het pad af naar de auto. Deze keer stond hij echter om de paar stappen stil, draaide zich om en zei: 'Dag, Anneke. Dag, Arie.' Verbaasd keken ze hem na: 'Wat is dat nou? Dat heeft hij nog nooit gedaan.'
's Avonds om twaalf uur ging de telefoon en kwam het bericht dat de 77-jarige emerituspredikant van Emmeloord overleden was. Die woensdagavond was hij vermoeid naar bed gegaan. Hij zei tegen zijn vrouw dat hij hoopte vlug te kunnen slapen. Toen hij nog maar kort op bed lag, stierf hij plotseling.
Zijn dochter wilde met haar man snel naar Emmeloord. Ze maakte de oudste van hun drie kinderen wakker: 'Arie, we moeten weg, want opa is onverwachts gestorven.' In plaats van te schrikken zei haar zoon: 'O, dat wist ik al.' 'Wat zeg je nou? !'
'Opa heeft tegen ons gezegd dat hij niet lang meer zou leven, ' zei Arie. De kleinkinderen mochten dat echter niet tegen hun moeder en hun oma
zeggen en ze hadden dat geheim inderdaad bewaard!
'Je kunt niet naar de begrafenis, ' zei de huisarts in Maartensdijlc tegen Van Kootens dochter. 'Al zou ïk moeten strompelen, maar daar ga ik heen, ' zei mevrouw Van Zijtveld echter.
Ds. P. Blok uit Dirksland leidde op maandag 21 oktober de rouwdienst. In de geheel gevulde hervormde kerk. De Hoeksteen, van Emmeloord, sprak hij over Psalm 43 en Openb. 14:1-3. Op de Algemene Begraafplaats voerde consulent ds. P. Honkoop jr. uit Kampen het woord namens de classis Kampen, de Particuliere Synode Oost, de kerkenraad en de schoolvereniging. Nadat op verzoek van de familie Psalm 68:2 gezongen was, sprak de zoon van de overledene, H. van Kooten, een dankwoord uit.
Opnieuw Filadelfiagemeente
Een week na de begrafenis riep A. Breeman uit Culemborg in een brief aan de weduwe Van Kooten in herinnering hoe haar man anderhalve week voor zijn overlijden in de Filadelfiagemeente in Culemborg nog het Woord had bediend. Dat was voor het eerst sinds hij de gemeente in 1946 verlaten had.
Een andere notitie vanuit de Culemborgse gemeente vermeldt: 'Toen de oudste dochter van Jacobus (den Hartog) in 1974 ging trouwen, wilde ze, terugdenkend aan vroeger, graag dat Ds. Van Kooten haar huwelijk zou sluiten. Dat wilde hij, ondanks het feit dat hij inmiddels emeritus was, wel doen, maar dan wilde hij eerst een zondag komen preken. Dit vond plaats op zondag 6 oktober 1974, 's morgens sprak hij over het verloren schaap, 's avonds over de Moorman. Voordat echter de huwelijksbevestiging plaatsvond, overleed hij.'
In de nacht voorafgaand aan deze zondag kampte de predikant met veel bestrijdingen, zei hij de volgende morgen tijdens de preek. Na ruim 28 jaar sprak hij weer voor 'deze lieve vrienden'. 'Er is veel veranderd in die jaren, ' merkte hij op. 'Onverwacht, nooit kunnen denken dat ik nog eens in uw midden een woordje zou mogen spreken.'
Tijdens de morgendienst werd het Woord bediend uit Psalm 23:4. Zijn thema was 'het ravijn des doods'. Hij stond stil bij drie gedachten: oor de poort (vreze), in de poort (sterkte) en door de poort (troost).
In de loop van de preek werd zijn spraak onduidelijker. Op een gegeven moment vroeg hij: 'Je kunt het wel horen of moet ik harder praten, nee hè? Ik praat hard genoeg.' De predikant besloot niet met de zegen, maar met de zegenbede, omdat hij buiten zijn kerkverband sprak.
Het huwelijk heeft de predikant echter niet bevestigd, want juist de avond ervoor overleed hij. De mensen van de Filadelfiagemeente gingen mevrouw Van Kooten condoleren. Een vertegenwoordiger van de gemeente wilde tijdens de begrafenis spreken, maar de weduwe gaf geen toestemming.
Onvergetelijke ontmoeting
Tijdens de rouwdienst haalde ds. P. Blok aan: 'Het is negen of tien jaar geleden, denk ik, ik weet het niet precies meer, dat we in H.I. Ambacht waren en toen zag ik uw lieve man, uw lieve vader, in de kerk zitten. Ik kende hem niet, maar di't was wel waar: God gebruikte het Woord der waarheid, en daar zag ik een mens ondergaan. Daar ging een mens onder. Een mens die het voor God verloor en toen kon je hem wassen, wassen in zijn tranen.
Na de dienst hebben we elkaar voor het eerst van het leven een hand gegeven. We hadden onder de preek el kaar ontmoet. Hij heeft daar iets gezegd van wat die morgen in de kerk gebeurd was. Daar heeft God licht over zijn leven gegeven en zaken voor zijn hart opgelost. En toen is er wat gevallen. Uit God! En dat blijft liggen, mensen. Wat uit God is, blijft liggen. Vanaf dat ogenblik hebben we elkaar gezocht, ontmoet, eikaars hart gehad en vanaf dat ogenblik is er iets geweest wat geen leed uit het geheugen wegneemt. Er was blijdschap wanneer we elkaar uit de verte eens zagen.
Nu is dat afgelopen. Maar het leven dat er lag vanaf die tijd, is met het plotseling verscheiden van uw lieve man niet afgesloten. Nee, nee, want het leven van de Kerk gaat door!'
De weduwe Van Kooten was alleen achtergebleven in de pastorie van Emmeloord. Ze kon echter in Maartensdijk een bejaardenwoning krijgen, waarbij de verdiensten die haar man voor de Maartensdijkse gemeenschap gehad had nog een rol speelden.
Ze woonde er zeven jaar. Daarna vond ze onderdak in bejaardentehuis Bethesda in Den Dolder, waar ook twee van haar zusters woonden. Jannetje van Kooten-Jansen van 't Land is 95 jaar geworden. Tot het laatst toe is ze helder gebleven. Op 13 januari 1993 is ze overleden.
Zie ook: Brieven van J. den Hartog, H. van Kooten en A. Breeman. Notulen van kerkenraads-en ledenvergaderingen van de Christelijke Gereformeerde Gemeente van Rotterdam-Putselaan. Ds. H. van Kooten, Sion door recht verlost (acht preken), Groede z.j. Ds. K. de Gier, 'In memoriam Ds. H. van Kooten', in: De Saambinder, 24 oktober 1974.
Gekochte zangers - rouwpredikatie ds. H. van Kooten door ds. P. Blok, met toespraak van ds. P. Honkoop jr.; tevens een preek van ds. H. van Kooten over Gen. 32:24, Groede z.j. Drs. C.S.L. Janse, 'SGP en NSB in de jaren dertig (II)', in: eformatorisch Dagblad, 16 februari 1980. G. Roos en A.H. Koster, De Heere zal het voorzien - Uitgave ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Gereformeerde Gemeente te Emmeloord, Emmeloord 1983. S.C. Bax, 'Terugblik op enkele decennia Christelijke Geref. Gemeenten', in: ? D, 18 februari 1984. J. de Haas, Gedenkt uw voorgangers, /V, Haarlem 1989; blz. 333. G. Kornet, Korte kerkgeschiedenis van de Oud Ger kerk en Vrije Hervormde gem. te Werkendam (stencil, door de schrijver beschikbaar gesteld met aanvullende mededelingen; ook gepubliceerd in De Hoeksteen). J. den Hartog, Onderwijzingen op de weg des levens voor jong & oud, deel 2, Culemborg 1993. J.M. Breeman, De kerk mijner vaderen, Culemborg 1993. J. Breeman, Een man als Mozes, Culemborg 1994. C. Demper, Een haven in een havenstad - Honderd jaar Gereformeerde Gemeente Rotterdam-Zuid - 1894-/994, Rotterdam 1995; blz. 155-159, 168. J. den Hartog, Alzo gingen die beiden, deel 1, Culemborg 1995. H. Hille en J.M. Vermeulen, In de schaduw van het kerkelijk leven. Kampen 1995; zie reg. blz. 288, tevens blz. 276/277. S.C. Bax, 'Gemeente Filadelfia werd in 1933 gesticht "op Zijn gezegend bevel" - Oud Culemborgs kerkje vandaag afgebroken; nieuwe kerk kost anderhalf miljoen', in: eformatorisch Dagblad, 28 juni 1996. A. Bel e.a., Predikanten en Oefenaars, deel 3, Houten 1996; blz. UI, 141. J.M. Vermeulen, Stikkers, Jan Willem (1913-1978), in: . Bel e.a., Predikanten en Oefenaars, deel 3, Houten 1996; blz. 217-219. S.C. Bax, 'Gemeente Filadelfia neemt nieuwe kerk in gebruik', in: eformatorisch Dagblad, 24 oktober 1996; blz. 2 (en 14). M.J. Benschop, 'Vaders wens, ' rubriek Hoegenaamd, in: eformatorisch Dagblad, 2 november 1996; blz. 11. L. Vogelaar, 'Van Kooten, Hendrik (1897-1974)', in: redikanten en Oefenaars, deel 48, Houten 1997.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1998
Oude Paden | 58 Pagina's