Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vrolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen

Uit het leven van Piet Neeleman en zijn vrouw Wilhelmina Buitelaar

30 minuten leestijd

Tot de Ouderlingen die de Gereformeerde Gemeente van Rotterdam-Centrum in de meer dan 150 jaar van het bestaan van deze gemeente hebben gediend, behoorde ook Pieter Neeleman. Vanuit de familiekring ontvingen we gegevens, die we mochten omwerken tot deze schets. Het is niet vanwege een bijzonder lange staat van dienst, dat we iets over deze ambtsdrager willen vermelden. Vijftien jaar is geen opmerkelijke periode. Wat dat betreft heeft zijn broer Arie Neeleman, die aan de Boezemsingel éénentwintig jaar in het ambt van ouderling heeft mogen dienen, waarna hij in Rotterdam-Alexanderpolder nog vier jaar diende, hem overtroffen. Het gaat niet om zondige mensen in dit levensverhaal. Maar het gaat om het werk des Heeren, dat in het leven van Piet en zijn vrouw zo heerlijk uitblonk, en dat het waard is om tot Gods eer aan de vergetelheid te ontrukken.

Éénmaal geboren

Het is 15 november 1899. Blijdschap is er, als op die dag het echtpaar Pieter Neeleman en Gerardina Margaretha Kamen in Rotterdam uit Gods hand een zoontje mogen ontvangen. Pieter wordt hij genoemd. De ouders zijn ernstige mensen. Het is niet onwaarschijnlijk, zelfs voor de hand liggend, dat ze naast blijdschap ook met zorg hun pasgeboren zoontje in de armen hebben genomen. Ze weten, dat éénmaal geboren gewis verloren is. En dit kind is nu wel ter wereld gekomen, maar het zal ook weer eenmaal van deze wereld moeten scheiden. En dan? Ongetwijfeld hebben de ouders voor Pieter gebeden. En ook in de opvoeding komt het openbaar dat ze het goede voor hun kind zoeken. 
Hun kerkelijk onderdak is bij de Gereformeerde Gemeente onder het Kruis. De Noorderkerk aan het Weenaplein heeft ds. Kornelis Pieneman als predikant en onder zijn gehoor is het gezin Neeleman steeds te vinden.

Het sterven van vader Neeleman

Als Pieter zeven jaar oud is, overlijdt zijn vader. Aan dit overlijden gaat een sterfbed vooraf. Een gezegend sterfbed. Want vader Neeleman reist niet zonder Iiope af. Er is een goed getuigenis van zijn leven uitgegaan. Ook hij is als ieder mens in zonden ontvangen en geboren, maar de Heere heeft hem opgezocht. Hij weet wat het is, om van dood levend gemaakt te zijn. Hij heeft zichzelf leren kennen als een zondig mensenkind, maar hij weet er ook van wat het zeggen wil als God in het leven komt. Als hij bij zijn hart is, begeert hij maar één zaak: de eer des Heeren te mogen bedoelen. Dan vloeit zijn mond steeds over tot Gods eer, gelijk een bron zich uitstort op de velden. Maar niet altijd is hij zo gesteld. Soms zit hij in het donker en kan hij niets meer bekijken. Dan weet hij niet, hoe het ooit nog weer goed moet komen tussen God en zijn ziel. Op een keer is hij zover van zijn plaats, dat hij zegt: 'Heere, als U twee van mijn kinderen weg zou nemen, dan zal ik U dienen.' Onmiddellijk ziet hij het verkeerde van deze woorden in. Direct daarop laat hij erop volgen, dat hij het zo niet heeft bedoeld. Maar het wordt aangrijpende werkelijkheid, want binnen enkele weken moet hij twee kinderen naar het graf brengen.

En nu ligt hij daar ernstig ziek. De dood lijkt niet meer veraf te zijn. Moeder Neeleman beseft, zittende aan het ziekbed van haar man, dat ze straks weduwe zal zijn. Maar die tijdelijke nood drukt haar niet het meest. Ze is een bekommerde vrouw, die in geestelijk opzicht meer mist dan dat ze bezit. Haar man, ja, die heeft genade mogen ontvangen. Maar hoe ligt het nu met haar? Ze probeert erachter te komen of haar man ook op het laatst van zijn leven, op zijn uiterste, geloof heeft dat ook zij de onberouwelijke keus heeft gedaan. Zeker, ze hebben er samen vaak over gesproken, maar als je jezelf nu als een missend mens hebt leren kennen, praat je immers niet zoveel? Ze buigt zich voorover en vraagt haar man, in het besef dat het uur van scheiden weldra zal aanbreken, of ze elkaar Boven zullen terugzien. Of valt de scheiding straks voor eeuwig? Zo probeert ze voor zichzelf enige zekerheid te krijgen. En dan hoort ze haar man het antwoord op deze vraag geven: 'Zouden Gods beloftenissen verder haar vervulling missen?
Dat is geloofstaal, in het licht van de zeer nabije eeuwigheid, in het aangezicht van de dood. Moeder Neeleman mag uit deze woorden afleiden, dat haar man niet zonder hoop voor haar is. 
Nog een enkele dag, en vader Neeleman mag daar zijn, waar geen inwoner meer zal zeggen: 'Ik ben ziek'.
Zo wordt vrouw Neeleman weduwe en dat zal ze blijven tot haar heengaan. Met de dood van haar man zijn ook de inkomsten weg. Ze ziet kans om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Aan de Goudse Rijweg, een verbindingsstraat tussen de wijk Kralingen en het noorden van Rotterdam, begint ze een kruidenierszaaic. Ondernemend is ze. Maar ook afhankelijk, beseffende dat aan Gods zegen alles gelegen is. 't Is overigens wel hard werken voor deze weduwe, die ook nog eens voor de opvoeding van haar kinderen moet zorgen. En dat alleen. Lange, vermoeiende dagen. Tijd tekort, en weinig gelegenheid om zich af te zonderen. Dat er­ vaart moeder Neeleman als een gemis. Zeker, ze mist haar man, haar twee kinderen. Maar God te moeten missen is alles te missen. De Heere betoont echter van haar af te weten. Ook in haar leven gaat het Licht op. De Zon der gerechtigheid verdrijft het duister en doet de nevels opklaren.

Huwelijk

In zo'n gezin groeit Pieter op. Als hij een jaar of zeventien is, krijgt hij verkering met Wilhelmina Buitelaar, dochter van Johannes Buitelaar en Wilhelmina Landman. Zij is geboren op 2 november 1897 en iets meer dan twee jaar ouder dan Piet. Hun verkering neemt spoedig vaste vormen aan, en op 9 januari 1918 staan ze voor de ambtenaar van de burgerlijke stand in Rotterdam. Zijn vrouw is niet van de Gereformeerde Gemeente, maar behoort tot de Nederlandse Hervormde Kerk. Piet volgt zijn vrouw en ze gaan naar de hervormde Hoflaankerk, gelegen aan de Hoflaan in Rotterdam-Kralingen, dichtbij hun woning aan de Sionstraat. In die tijd staan daar drie predikanten: ds. Jacobus Pieter van Melle, die in 1901 uit Sluis is gekomen en in 1929 met emeritaat gaat, ds. Johannes Everardus van der Valk, die in 1906 Leerbroek verwisselt met Kralingen en daar tot zijn emeritaat in 1936 zal blijven, en ds. Hendrikus van Selms, die in 1888 uit Leerdam is vertrokken en in Kralingen in 1920 emeritus wordt.

De gemeente staat als rechtzinnig te boek. Maar daarmee wordt dan bedoeld: niet vrijzinnig. Het is bekend, dat een vroegere predikant deze gemeente in 1905 bestempelde als 'evangelisch-orthodox'. De leer van de uitverkiezing krijgt geen nadruk in de prediking en om een gezang meer of minder maalt de gemeente niet. Er is maar weinig over van de prediking die een dikke eeuw eerder gebracht werd door ds. Theodorus van der Groe, wel de meest bekende predikant die Kralingen ooit gehad heeft. Ook voor Kralingen geldt: 'Dominee van der Groe die deed het hekje toe'. In de persoon van ds. Van der Valk krijgt de gemeente een man die tussen de ethischen en de mensen van 'de evangelisatie' in staat. 'Van duidelijk confessionele huize', zo staat over hem genotuleerd. Zijn Leerbroekse afkomst is dan ook een aanbeveling. Toch... Piet hoort in de Hoflaankerk een ander geluid dan hij in de Gereformeerde Gemeente onder ds. G.H. Kersten en J. Fraanje gewend was. Hij is lid van de Nederlandse Hervormde Kerk geworden, maar meer om zijn vrouw dan uit overtuiging. In die tijd bidt hij eens: 'Heere, als U met drukwegen komt, dan zal ik luisteren'. Die drukwegen komen als hij achttien jaar oud is en een ernstige nierziekte hem tot aan de rand van de dood brengt. Dan komt er onrust in het hart van Piet. Als het eens sterven was geworden, wat dan? Een andere keer bidt hij of de Heere met zegeningen wil komen. Dan zal hij naar de Heere luisteren. Maar drukwegen of zegeningen brengen Piet niet aan Gods voeten.

Honderd jaar preken

Hun huwelijk wordt gezegend met vijf kinderen. Hun eerste kind, ook een Pieter Neeleman, wordt in 1918 in de Hoflaankerk gedoopt. Door een dominee die niet preekt naar de zin en mening des Geestes en dus ook niet naar het hart van Jeruzalem. Piet krijgt er steeds meer moeite mee om naar de Hoflaankerk te gaan.

Op een zondagochtend staat hij vroeger op dan hij gewend is. Hij wil naar de oude Sint Laurenskerk in het centrum van Rotterdam. Drie kwartier lopen vanaf de Hoflaankerk. Daar zal een zekere dominee S. van Dorp preken. Piet heeft weleens over hem gehoord. Zou het een man zijn met een andere ligging dan de meeste hervormde dominees die in Kralingen voorgaan? Heilbegerig gaat hij de oude binnenstad in, de Lange Torenstraat door, naar de kerk waarin vroeger predikanten als Hellenbroek, a Brakel, Ridderus, Mees en vele anderen in alle getrouwheid het Woord des Heeren brachten. Als Piet in die eeuwenoude kerk een plaatsje heeft gevonden, hoort hij vanaf de kansel deze begenadigde predikant zeggen: 'Al ware het, dat ik honderd jaar zou preken en God kwam er niet in mee, dan zou het Woord nog afstuiten op uw harde harten.' Dat woord treft doel. De Heere stort de liefde uit in het hart van Neeleman. 'Toen moest Piet capituleren', zou hij er later van zeggen.

't Duurt niet lang meer, of hij keert terug naar de Gereformeerde Gemeente aan de Boezemsingel. Daar staat dan ds. D.C. Overduin. Piet houdt zielsveel van deze dominee. Later zou hij uit achting voor hem regelmatig zijn grafzerk schoonhouden.

Onderwijs en klappen

Onder de prediking van ds. Overduin krijgt Piet veel onderwijs en... ook veel klappen. Maar die zijn goed voor hem. Ze brengen hem soms in grote zielennood. Zo ook die avond, als hij erg benauwd en bestreden is. Zou de Heere wel van hem afweten? Is het niet alles uit kracht van opvoeding? Is hij begonnen, of is God begonnen? Hij kan het 's nachts in bed niet meer uithouden. De slaap is van zijn ogen geweken. Hij besluit, vertwijfeld vanwege de aanvechtingen en aanvallen, de straat maar op te gaan. Een eindje te gaan lopen in de vroege buitenlucht, 't Is nog ver voor zessen, als hij de Nieuwe Plantage inslaat. Niemand te zien op dit vroege uur. Ja toch... daar in de verte ziet hij een jongen aankomen. Hij kent hem wel. 't Is een jongen uit de kerk, een zoon van Dirk Mallan. Wat moet die jongen zo vroeg nu hier? En dan blijkt, dat Frans Mallan het ook niet in zijn bed kon uithouden die nacht. Ook hij loopt daar in zielenstrijd. Ze spreken met elkaar, ook al zit er een generatie leeftijdsverschil tussen. Elkaar opbeuren helpt niet. Frans is God kwijt, en bij Piet is het al niet veel beter. Ze voelen elkaar aan, en er ontstaat een gesprek over God en Goddelijke zaken. Dan krijgt Piet ineens met kracht te geloven, dat deze jongen, met wie hij spreekt, eens dominee zal worden. Hij is zo wijs, om dat niet te zeggen. Pas later openbaart hij dat, als de belofte waarheid is geworden.

Een bijzonder sterfbed

In 1931 overlijdt moeder Neeleman aan een kwaadaardige ziekte. Haar sterfbed zou in dubbel opzicht een bijzonder sterfbed worden, zowel voor haarzelf als voor haar zoon Piet, die haar trouw verzorgt. Ze voelt dat haar laatste dagen aanbreken. Van bed komen kan ze niet meer, daarvoor is ze te zwak. Met alles moet ze geholpen worden. Ook met drinken. En ze heeft door de ziekte zo'n geweldige dorst. Op een nacht roept ze Piet, die meteen komt. Hij denkt dat ze weer zo'n dorst heeft, neemt een spons en wil haar lippen nat maken. Maar daar gaat het haar niet om. Ze gaat vertellen. Wie de Heere voor haar geweest is. Hoe Hij voor haar geleden had. Tot Zijn eer mag ze vertellen, wat het de Heere gekost heeft door het bitter lijden en verzoenend sterven op Golgotha. Haar van de zonden verlost door Hem, Die nooit zonden heeft gedaan. Piet luistert met jaloersheid. Moeder vertelt verder. Ze deelt hem nu mee, wat ze tot nog toe steeds voor hem verzwegen heeft.

'Je was nog maar een jaar of vijf, toen je een schommel tegen je hoofd kreeg. Je had een grote wond die hevig bloedde. Je was buiten bewustzijn toen ik je opraapte. Jongen, ik dacht dat je dood zou bloeden en dat ik je dood in mijn handen zou houden. Maar toen sprak de Heere in mijn hart, en dat durf ik je nu te vertellen: "En al is het dat zij iets dodelijks zullen drinken, het zal hun niet schaden. Deze krankheid is niet tot de dood." En ik mocht toen ook geloven, dat je een uitverkoren vat bent.' Als Piet deze woorden hoort, blijft er diepe verwondering over. Samen maken ze de Heere groot. Kort daarop overlijdt moeder Neeleman.

Vertegenwoordiger

In maatschappelijk opzicht verdient Piet zijn brood bij de firma Neeleman aan de Boezemsingel. Deze firma, eigendom van neven van Piet, nam hem in dienst als vertegenwoordiger in koloniale waren, levensmiddelen die uit het voormalige Nederlands-Indië werden geïmporteerd. Bij dit bedrijf blijft hij tot in de oorlog. Ondanks de familierelatie was er bepaald geen sprake van voelbare familiebanden. Integendeel, Piet werd er hard behandeld.

Een van de neven kneedde hem als het ware. Als Piet het op een gegeven ogenblik niet langer meer kan hebben, voelt hij de boosheid in zijn hart opkomen. Maar dan voelt hij óók dat de Heere het voor hem opneemt. 'Mij is de wrake. Ik zal het vergelden', zo ervaart hij. Dan mag hij het overgeven aan Hem, Die rechtvaardig oordeelt. En als hij na enkele jaren bericht krijgt, dat deze neef plotseling is overleden door een dodelijke val van de trap, roept Piet het in verwondering uit: 'Wat een wonder dat ik het nog niet ben!'

Maar de werksfeer wordt onhoudbaar voor hem. Hij kan niet langer met zijn geweten in overeenstemming brengen derde keus waren te moeten aanprijzen als zijnde eerste keus. Als hij zijn beklag daarover doet, krijgt hij ontslag. Met deze boodschap komt hij thuis. Hoe zal zijn vrouw reageren? Er moet immers brood op de plank komen voor hem en zijn gezin? Maar wat valt dat mee! Piet komt huilend thuis. Zo heeft zijn vrouw hem nog nooit uit zijn werk zien komen. Als hij het slechte nieuws vertelt, staat zijn vrouw op, legt haar handen op de tafel en zegt onderwijzend en bemoedigend: 'Piet, ze kunnen nooit méér doen dan God toelaat!' En dan zijn ze het beiden met God eens in deze weg.

Al snel heeft hij ander werk. Hij krijgt een betrekking als broodbezorger bij de broodfabriek van Van der Meer& Schoep. Later, na de oorlog, treedt hij in dienst bij de firma Dehnert en Jansen, waar hij vertegenwoordiger in textiel wordt. Dat zou zijn laatste werkgever zijn.

Ouderling

In 1944 wordt Piet ouderling aan de Boezemsingelkerk. Maar wat groter is: e Heere trekt met hem door. Er zijn oefeningen in het genadeleven. Hij mag grote zaken deelachtig worden. Zo mag hij weten, waar zijn schuld gebleven is. Ook in het leven van zijn vrouw wordt genade verheerlijkt. Zij zit eens onder het gehoor van ds. R. Kok, die preekt over een tekst van maar drie woorden: Aanschouw het verbond'. (Psalm 74:20a). Deze woorden raakt zij nooit meer kwijt. Ze worden gezegend aan haar hart. Ze mag dat verbond, waarvan Christus Borg is geworden, aanschouwen met een oog des geloofs.

Mevrouw Neeleman is begiftigd met een zacht karakter. Zij is een vrouw die veel uit de liefde mag leven. En liefde is mededeelzaam. Ze is anders dan haar man. Meestal staat ze in zijn schaduw. Veelal mist ze in haar eigen waarneming, wat haar man bezit. Ds. M. Blok zou later eens tegen haar zeggen: 'Wees maar meer om God verlegen dan om zaken!'

Er is een verschil in 'ligging' tussen Piet en zijn vrouw. Soms is dat verschil zo groot, dat ze het pertinent oneens zijn met elkaar. Doorgaans duurt dat niet lang.

Maar toch... juist ook vanwege de verschillen hebben ze helaas de gewoonte, om voor het slapen gaan ieder afzonderlijk het avondgebed te doen. Meestal is Piet eerder klaar dan zijn vrouw. Als hij al opstaat om onder de wol te kruipen, ligt zijn vrouw nog op haar knieën. Op een keer irriteert dat hem. Als ze tenslotte opstaat, zegt hij: 'Nou moeder, je hebt nogal veel te vragen!'

Haar reactie komt onmiddellijk en is bepaald niet mals: 'Ja, aan jouw gebed merk je het niet, dat je vader bent van vijf kinderen. Welterusten, Piet!' Zo draagt zij haar kinderen, die ze eerst onder het hart gedragen heeft, nu op haar hart.

Ze worstelt met de haar toebetrouwde panden aan de troon der genade. Piet laat deze woorden gelaten over zich heenkomen. Hij krijgt er hemels onderwijs uit. Hij weet, dat hij meer van de Heere geleerd heeft dan zijn vrouw, maar hij weet ook dat zijn vrouw een teerder leven heeft dan hij.

De Noorderpoort en de Zuiderpoort

Ook mag vrouw Neeleman van tijd tot tijd weleens wat meedelen over de liefde Gods. Als ze op een keer eens iets uit haar leven vertelt, neemt Piet het van zijn vrouw niet over. 'Zo werkt de Heere niet', zegt hij tegen haar. Tot in de nacht toe zitten ze samen te praten. En Piet is in geestelijk opzicht een zakelijke man, die ook nog eens zeer belezen is. Nog maar kort tevoren was zijn vrouw wakker geworden, twee uur in de nacht. Met schrik constateerde ze dat de plaats naast haar leeg was. Ze ging meteen het bed uit. Waar zou Piet zijn? Ze trof hem in de kamer aan, studerend in de verklaring van de Galatenbrief van Maarten Luther. Tegen zo'n onderlegde man, die zijn vrije tijd doorbrengt met de oudvaders, kunnen maar weinigen op. Maar die ene keer, dat ze tot middernacht samen aan tafel zitten en het over geestelijke zaken maar niet eens kunnen worden, en Piet onomwonden zegt dat de Heere niet werkt zoals zijn vrouw vertelt, breekt vrouw Neeleman het gesprek abrupt af. 'Piet, ik kom er net zo goed als jij', zo zegt ze, terwijl ze opstaat en naar bed gaat. En Piet kijkt haar verbouwereerd na.

Enkele dagen later preekt ds. G.H. Kersten over een volk, dat door de Noorderpoort de stad mag binnenkomen, uit dat barre Noorden, en dat er ook een volk is dat door de Zuiderpoort binnenkomt, uit het zoele Zuiden. Moeder Neeleman wacht uit de kerk op haar man, die altijd wat later is vanwege zijn ambt omdat er na de preek in de consistoriekamer soms nog wel wat nagepraat wordt. Op weg naar hun huis aan het Noordeinde - een twintig minuten lopen - spreken ze over de gehoorde preek. Dan smelten hun harten ineen. Thuisgekomen zet vrouw Neeleman koffiewater op. Maar de gesprekken nemen alle aandacht in beslag en de ketel kookt droog. Ze zijn het eens over hun beider staat voor de eeuwigheid en er is een wederzijdse, hartelijke overname. Aan koffiedrinken denken ze helemaal niet meer.

Zingen als een nachtegaal

Piet en zijn vrouw bezoeken veel gezelschappen. In de buurt woont Marie Elderkamp, een bekeerde vrouw. Bij haar is vaak gezelschap. Ze woont in een klein huisje aan de Lambertusstraat, maar er zitten regelmatig dertig, veertig mensen in de aan elkaar grenzende kamers. Dan worden klapstoeltjes van de zolder gehaald. Op een avond is er weer gezelschap. De Neelemannen zijn er ook. Het is er interkerkelijk. Er zijn er van Paulus en van Cefas, mensen die bitterlijk bedroefd van geest zijn, en mensen die een schuldeiser hebben. Tegen tienen wordt het gezelschap beëindigd. Teruglopend naar huis zegt Piet, die nogal eens wat optochtelijk kan reageren, tegen z n vrouw: 'Dat was me een kostelijke avond!' 'Vond je? ' komt het nuchter. 'Die ene man heeft de hele avond het woord gehad en de hele avond zichzelf bedoeld! Ik zal hem aanklagen bij de Heere!' Diezelfde nacht komt de Heere over bij vrouw Neeleman, uit Zijn Woord en met een psalm. Het is een moeilijke wijs, maar de Heere geeft haar de wijs erbij en midden in de nacht zingt ze als een nachtegaal van de wegen des Heeren en Zijn bemoeienissen met een albederver. Ze heeft het op dat moment beter dan die hele avond op het gezelschap.

Nieuwe buren

Eind 1945 krijgen ze drie deuren verderop aan het Noordeinde, op nummer 32b, nieuwe buren. Ze zijn pas getrouwd. Krijn Weijers en zijn vrouw Anna de Raad zijn nette mensen, maar allesbehalve kerks. Neeleman heeft al spoedig in de gaten, dat ze 'nergens aan doen'. Zondags naar het strand en opgaan in de sport. Neeleman en zijn vrouw groeten de nieuwe buren wel, maar van contact is verder geen sprake. Maar dat wordt anders als Weijers door Goddelijke genade verandert. De Heere werkt in zijn hart.

Na omzwervingen in verschillende kerken, zoals de Hoflaankerk en de Gereformeerde Gemeente in Hersteld Verband, komt Weijers bij de Boezemsingelkerk terecht. Het spreekt voor zich, dat er toenadering volgt tussen Neeleman en Weijers.

Bij Neeleman is op zaterdagavond vaak gezelschap. Weijers weet dat, maar hij mist de vrijmoedigheid om aan te bellen. Nu grenzen de tuinen bijna aan elkaar. Weijers kruipt dan via de schuurtjes in de tuinen naar de achterkant van de woning van Neeleman en houdt dan zijn oor tegen het glas van de deur om de woorden op te vangen. Zijn hart gaat daar immers zo naar uit! Nu heeft Weijers een opvallend rode kleur haar. Als er mensen op het gezelschap hem opmerken omdat zijn haardos hem verraadt, zegt Neeleman: 'Laat die man maar, de Heere zorgt er Zelf wel voor!' Natuurlijk duurt dat niet lang of Weijers is een vaste bezoeker van het gezelschap. Later ontvangt Weijers het volk des Heeren ook in zijn eigen woning.

Piet Neeleman is voor een ander geen zachtzinnige man. Hij kan het met buurman Krijn goed vinden, maar hij kan soms ook wat kortaf reageren. Anders dan vrouw Neeleman gedaan zou hebben. Dan blijkt opnieuw het verschil in karakter tussen hem en zijn vrouw. Weijers weet wel dat de Heere hem te sterk is geworden, maar hij is vanwege zijn wereldse afkomst nog zo weinig onderlegd in de waarheid. Op een keer is Krijn goed gesteld wat zijn geestelijke leven betreft. Hij is op weg naar huis. Als hij in het Noordeinde komt, ziet hij Neeleman lopen. Hij houdt zijn buurman aan, en vertelt zomaar even, uit de volheid van zijn gemoed, iets uit zijn leven. Piet hoort hem aan, en zegt kortaf: 'Zien is nog geen hebben. Krijn!' En dat valt verkeerd bij Weijers, die nogal een driftige natuur heeft. 'Man, gun je me dat dan niet? Ga weg, anders veeg ik het hele Noordeinde met je aan!'

Piet draait zich om, steekt de sleutel in het slot en gaat zijn woning binnen. Hij vertelt meteen aan zijn vrouw wat er zojuist is gebeurd. Er volgt een andere reactie dan hij verwacht heeft. 'Wat? Heb je dat tegen hem gezegd? Dan ga ik die man meteen halen voor de koffie!' Vrouw Neeleman voegt de daad bij het woord. Even later zitten die drie mensen bij elkaar. Weijers is zijn driftbui kwijt, je kunt hem in zijn tranen wassen, en er volgt een kostelijk uurtje, waarvan God de eer ontvangt.

Een broederlijke vermaning

Neeleman is een praktisch christen, die onmiskenbaar met ambtelijke gaven is bedeeld. Hij kan stichtelijk voorgaan in de leesdiensten en op de huisbezoeken. Hij luistert scherp. Dat blijkt steeds weer opnieuw. En dan steekt hij zijn eigen mening niet onder stoelen of banken. Maar soms krijgt hij zelf een vermaning. Dat blijkt uit het volgende voorval. Met ouderling A. Ruit uit de Palestinastraat 97 doet hij huisbezoeken. Dat gebeurt in die tijd onaangekondigd. Op een avond - 't is 5 december -bellen de broeders ergens aan bij een gezin, tweehoog. Er wordt opengetrokken. 'Huisbezoek', roept Neeleman van onderaan de trap. 'Dat komt niet gelegen vanavond', wordt er van bovenaf geroepen. Ruit blijft beneden wachten, maar Neeleman gaat de trappen op om poolshoogte te nemen. Het blijkt, dat er in het gezin een Sint Nicolaasfeest aan de gang is. Daar kunnen ze geen zwarte pakken bij gebruiken. Onverrichterzake gaat Neeleman de trap weer af. Onderaan vertelt hij zijn medebroeder wat er daarboven gaande is. En dan klinkt het zachte verwijt van Ruit: 'En heb je daar nu eens niets van gezegd? '

Dat Neeleman bijzonder goed kan lezen, weet de hele gemeente. Maar ook daarbuiten is het bekend, zoals in Capelle aan den IJssel, waar een groepje mensen samenkomt dat een afdeling vormt van de Boezemsingelgemeente. De 'moederkerk' wijst, omdat er in Capelle nog geen eigen gemeente is met voldoende ambtsdragers, ouderlingen aan die vanuit Rotterdam in Capelle de leesdiensten verzorgen en zo de helpende hand bieden. Tweemaal lezen en tussen de middag overblijven. Ook Neeleman behoort tot deze lezers.

De afstand tussen zijn huis en de als kerkgebouw ingerichte voormalige kolenschuur annex garage aan de De Ruyterstraat is behoorlijk, meer dan een 'sabbatsreize', maar gebruikmaken van een vervoermiddel zoals een fiets, is bepaald niet toegestaan. Lopen dus. Door weer en wind. Ook als het stortregent. Op een keer arriveert hij drijfnat in Capelle. Het is onmogelijk om zo voor te gaan.

Gelukkig weet meester Van Steenis, die niet zover van de kerk woont, een oplossing. Als Neeleman tien minuten later op het preekstoeltje staat, heeft hij een kostuum van meester Van Steenis aan...

Ouderling af

Neeleman is met hart en ziel aan de Gereformeerde Gemeenten verbonden, overigens zonder kerkistisch te zijn. Hij weet voor zichzelf heel goed hoe hij aan de Boezemsingel is terechtgekomen. Hij heeft daar geestelijk onderwijs mogen ontvangen en bewust zeven predikanten meegemaakt. Immers, de Boezemsingelgemeente is nooit langer dan twee jaar vacant gebleven. De laatste vacature is ook weer snel vervuld: ds. M. Blok neemt op 22 augustus 1956 afscheid en ds. A. Vergunst doet op 19 september van het jaar daarop zijn intrede in Rotterdam-Centrum. Hij is dan de twaalfde predikant sinds de instituering als Gereformeerde Gemeente onder het Kruis. Maar in de tweede helft van de vijftiger jaren is Neeleman soms moedeloos. Hij is anders gesteld dan voorheen.

Eind oktober 1958 meldt de oude ouderling M.R Neele dat hij zijn ambt zal neerleggen. Met het nieuwe jaar is hij weer aftredend, maar het gaat niet langer meer. Zijn hoge leeftijd en een ernstige ziekte belemmeren hem nog langer ambtelijk werk te verrichten. Als Neele dat voornemen op de kerkenraadsvergadering bekendmaakt, zegt ook Neeleman dat hij zich niet langer herkiesbaar zal stellen. Persoonlijke redenen brengen hem tot dit besluit. De kerkenraad respecteert zijn beslissing. Het einde van de ambtelijke periode van ouderling Neele komt zeker niet onverwacht. Men heeft dat zien aankomen. Maar het bedanken van Neeleman... Twee vacatures tegelijk zijn niet bevorderlijk voor de gemeente. Echter, twee weken later komt Neeleman erop terug. Hij deelt mee, zich opnieuw beschikbaar te stellen. Zodoende wordt hij opnieuw door de leden gekozen.

Zijn volgende ambtsperiode zal ech­ ter niet lang duren. Op 25 januari 1959 is er leesdienst. Neeleman is aan de beurt om voor te gaan. In het zogenaamde 'grote gebed' draagt hij ds. Vergunst op, die deze zondag in een vacante gemeente voorgaat. Daarbij gebruikt hij een uitdrukking die niet door iedereen begrepen wordt. Welke uitdrukking dat is geweest, is niet meer te achterhalen. Maar er volgen klachten. Daarmee wordt Neeleman geconfronteerd. Dan geeft hij toe, dat een andere woordkeus wellicht beter zou zijn geweest. Hij kan zich de commotie nog wel voorstellen, maar hij wil er geen spijt over betuigen. Ook kan hij niet beloven om voortaan wat algemener termen te gebruiken. De kerkenraad oordeelt, dat het in dat geval maar beter is als Neeleman niet meer in de leesdiensten zal voorgaan. Hij krijgt een maand bedenktijd. Aan de ene kant willen de broeders de stichting in de gemeente geen geweld aandoen. Aan de andere kant willen ze hem als preekiezer ook niet graag missen. Niet alle ouderlingen lezen immers, het zijn er een stuk of vijf, zes die voorgaan. En iedereen is het erover eens dat men nauwelijks een predikant mist als Neeleman aan de beurt is om te lezen, zo duidelijk als die man kan lezen en met zo'n aangename stem.

Zodoende wordt de maand met een zekere spanning afgewacht. Op dinsdag 24 februari 1959 legt hij met ouderling Ruit nog tweemaal huisbezoek af. Vrijdagavond deelt hij mee dat hij zijn ambt neerlegt.

Hij maakt dan tevens bezwaar tegen de leer van het aanbod van genade, zoals deze in de gemeente wordt gebracht. Het geestelijk voedsel, dat voor Gods volk bestemd is, wordt in algemene zin de gehele gemeente aangeboden, zo stelt hij.

De beslissing is gevallen. Ds. Vergunst zegt Neeleman hartelijk dank voor alle arbeid, die hij gedurende bijna vijftien jaar voor de gemeente heeft verricht, en wenst hem Gods zegen toe.

Een vlak veld

Het siert Neeleman, dat hij naar de kerk blijft komen. Later is het tussen hem en ds. Vergunst geheel goed gekomen. Dat gebeurt voordat Neeleman en zijn vrouw hun intrek nemen in bejaardencentrum Avondrust in Rotterdam-IJsselmonde. Kort voor de verhuizing in 1969 is het aan de Boezemsingel bediening van het Heilig Avondmaal.

Piet mag daaraan met vrucht voor zijn eigen zielenleven deelnemen. Dan komt er weer iets van zijn spontane, soms zelfs wat impulsieve karakter boven. Na afloop van deze voor hem zo betekenisvolle dienst gaat hij de consistoriekamer binnen, loopt op ds. Vergunst toe en drukt hem hartelijk de hand. En de eveneens zo spontane ds. Vergunst is al net zo blij. De Heere maakt een vlak veld tussen beiden.

Neeleman weet van Godsontmoetingen in zijn leven. Maar er breekt ook een tijd aan, twee jaar voor zijn sterven, dat hij alles kwijt is. Dan kan men hem voor het raam van zijn woning zien staan, naar boven kijkend met de zucht in zijn hart of de Heere nog eens zou willen overkomen. De Heere laat geen bidder staan. Dat mag Piet ervaren, want de Heere komt over op het geroep van deze ellendige. Hij leest een preek van dr. H.F. Kohlbrugge over de woorden 'Zij hadden mij omringd als bijen' en onder het lezen van deze preek mag hij het wonder ervaren, dat God opnieuw naar hem wil omzien. Hij vindt het wonder zo groot, dat hij al zijn kinderen opbelt om hen er deelgenoot van te maken. Een weldaad aan zijn ziel is hem te beurt gevallen. Maar Piet herinnert zich, tegen ds. Vergunst weleens te hebben gezegd: 'We moeten met alle weldaden nog verloren gaan'. En ook dat moet hij persoonlijk ervaren en gaan inleven.

Begrepen in de Voorbidder

Op een keer wordt hij met een hartaanval opgenomen in het ziekenhuis. De situatie laat zich ernstig aanzien en de kinderen worden opgeroepen. Als zij op het parkeerterrein van het ziekenhuis lopen, komt juist ds. L.Blok, predikant bij de Gereformeerde Gemeenten in Capelle aan den IJssel, het terrein op. Hij heeft ziekenbezoek afgelegd en wil weer naar huis gaan. Maar als hij de kinderen Neeleman ziet, van wie er ook tot zijn gemeente behoren, vraagt hij waarom ze hier zijn. De reden wordt hem meegedeeld. Meteen besluit ds. Blok om met de familie mee te gaan en even hun ernstig zieke vader de hand te drukken. Enkele minuten later staan ze rond het bed van Neeleman. De predikant wil een kort gebed doen. Maar dan zegt Neeleman, hoewel hij het korte bezoek van de dominee ondanks de ernst van zijn ziekte op prijs stelt, ineens: 'Domi­ nee, dit ligt m mijn hart verklaard: Die ook ter rechterhand Gods zit. Die ook voor ons bidt. En Die kan veel beter bidden dan u!' Neeleman is daar op dat moment zo vol van, dat er geen plaats is voor iets anders. Dominee Blok voelt haarfijn aan, dat hij op dit ogenblik geen gebed hoeft te doen. Hij ziet met jaloersheid op deze oude broeder, die volmaakt begrepen ligt in de voorbede van zijn Oudste Broeder. Met een hartelijke handdruk neemt de predikant afscheid, zonder gebed.

Maar Neeleman mag weer herstellen.

Sterven en erven

De ouderdom gaat van zich spreken. Het wordt tijd, dat ze hun zelfstandige bejaardenwoning in Avondrust verwisselen voor een woning in het zorgcentrum d' Amandelhof in Capelle aan den IJssel. Dat gebeurt in januari 1974. 
Op 20 mei 1974 breekt het ogenblik van sterven aan voor mevrouw Neeleman. Na een betrekkelijk korte ziekte wordt zij weggenomen van haar man en kinderen. 
Reeds voor haar heengaan, bereidt de Heere haar erop voor dat er wat zal gebeuren. Wat dat zijn zal, weet ze niet. Maar haar hart wordt ervoor ingewonnen om het met de wegen die de Heere houdt, geheel eens te zijn, welke wegen dat dan ook zullen zijn.

Vanuit de aula van d' Amandelhof vindt op vrijdag 24 mei de begrafenis plaats. Ds. L. Blok heeft hierbij de leiding en spreekt over Openbaring 7:13 en 14. In de rouwdienst wordt opgemerkt, dat de overledene het lichaam der zonden heeft mogen afleggen om nu volmaakt in te stemmen met het lied der verlosten hierboven. In de aula op de begraafplaats Oud-Kralingen spreekt ds. Blok over: Er blijft dan een rust over voor het volk Gods'. Dan zingen de aanwezigen Psalm 106:3, om vervolgens naar het graf te gaan. Ook hier wordt nog een kort en ernstig woord door de predikant gesproken, en wordt Psalm 32:6 gezongen.

In de vroege zondagmorgen van 19 februari 1978 overlijdt Pieter Neeleman in de leeftijd van 78 jaar. Ruim vier weken geleden is hij opgenomen in het ziekenhuis Bethesda in Rotterdam-Kralingen. Aan een werkzaam leven is een einde gekomen en hij mag afreizen naar de hemelse heerlijkheid, waar ook voor hem een plaats is bereid. In de Kerkbode van de Gereformeerde Gemeente van Capelle aan den IJssel wordt het volgende bericht opgenomen:

'Voor de kinderen een groot verlies, waar zij, na het overlijden van moeder enkele jaren geleden, nu ook vader moeten missen. En nu missen zij niet alleen een geliefde vader en moeder, maar ook een biddende vader en moeder Want dit mogen we toch wel zeggen, vader en moeder vreesden de Heere. Uit souvereine genade heeft Hij naar hen beiden willen omzien, hen getrokken uit de duisternis en gebracht tot Zijn wonderbaar licht. Daarvan mochten zij getuigenis geven en daarvan spraken zij ook met hun kinderen en bonden hen op het hart om toch die God, Die hun God wilde zijn, te zoeken.

Welk een voorrecht is het als kinderen mogen weten, dat zij een vader en moeder hebben gehad, die, verlost van alle pijn en smart, van alle druk en ellende, van alle zonden en ongerechtigheden, van hun eigen ik, mogen zijn daar, waar geen inwoner meer zal zeggen ik ben ziek, waar geen rouw noch gekrijt meer wezen zal, maar waar eeuwige blijdschap op hun hoofden zijn zal en waar zij eeuwig zullen zingen van Gods goedertierenheden.'

Op donderdag 23 februari vindt de begrafenis plaats in het familiegraf op Oud-Kralingen. Ds. L. Blok heeft daarbij de leiding. Hij bepaalt de vele aanwezigen in het zorgcentrum bij Openbaring 14:13a. 'Gods kinderen worden wedergeboren, niet uit vergankelijk zaad, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en eeuwig blijvende Woord van God. Dat Neeleman door genade hiervan geen vreemdeling was, daarvan heeft hij in zijn leven genoegzaam getuigenis gegeven. Door zijn ziekte kon hij in de laatste dagen van zijn leven niet meer spreken. Al is het begrijpelijk dat men nog gaarne iets van hem vernomen had, het heeft niet zo mogen zijn. Maar, zalig zijn de doden die in de Heere sterven, ' aldus ds. Blok.

In de aula op de begraafplaats spreekt de predikant nog kort over Prediker 7:1. Dan wordt de gang naar de groeve gemaakt, waar men bij het open graf nog zingt Psalm 84:6.

In het familiegraf, met rondom vele andere graven van Gods volk, (Oud-Kralingen wordt wel een 'vet' kerkhof genoemd vanwege de zeer velen van wie mag gelden dat zij daar rusten op hun slaapsteden), wacht het stof van Pieter Neeleman en zijn vrouw Wilhelmina Buitelaar tot de stem van de archangel op de morgen der opstanding.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1998

Oude Paden | 56 Pagina's

Vrolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1998

Oude Paden | 56 Pagina's