Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds. J.A. van Boven: Een bemin’lijk man

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds. J.A. van Boven: Een bemin’lijk man

23 minuten leestijd

J.P. Neven

In de nagedachtenis van zijn gemeentelEden bleef de hervormde predikant J.A. van Boven voortleven als een vriendelijk persoon, die zijn gemeenten op het hart droeg, en wel in het bijzonder de jeugd. Geliefd was hij vanwege zijn schriftuurlijkbevindelijke prediking waardoor hij in achting stond bij Godsvolk. Van Boven's nalatenschap bestaat uit een groot aantal brochures, meest afscheids-, intrede-en herdenkingspreken. Ook publiceerde hij enkele preken in de serie 'Genade voor genade'. Ze helpen om een portret te schetsen van een door God begenadigd man, die Gods vrije genade mocht preken tijdens een ambtelijke loopbaan van 55 jaar. Gedurende die tijd diende hij een negental gemeenten, de gemeente Ede zelfs twintig jaar in twee perioden.

Jeugd en studie

In het huis Lange Nieuwstraat H261 te Vlissingen werd op 4 juni 1853 Jan Adriaan van Boven, genoemd naar zijn beide grootvaders, geboren. Zijn vader moest hij vroeg mis­ sen: in 1861 was hij a halfwees. Met zijn moeder en zus Neeltje verhuisde hij in 1862 naar Goes. In 1869 gingen de Van Bovens naar Zetten, waar Jan Adriaan ging studeren aan het gymnasium, dat onder leiding stond van ds. F.P.L.C.vanUngen. Deze predikant had beslist gereformeerde beginselen, die mo­ gelijk op de jonge gymnasiast zijn overgebracht. Op 13 sep­ tember 1872 werd Jan Adriaan, nadat hij met goed gevolg toelatingsexamen afgelegd had, als theoloisch student aan de Rijksuni­ versiteit te Utrecht ingeschreven. In deze stad leerde hij TTieodora Cornelia Boodt kennen. Door familieomstandigheden — haar vader had zich verhangen op haar verjaardag en liet grote schulden wegens speculatie achter — was zij gedwongen als diacones te gaan werken.

De studie vorderde snel. In die tijd doceerden in Utrecht onder ande-

re de ethische hoogleraren JJ. van Oosterzee, J.I. Doedes en N. Beets. Op 12 juni 1877 hield Van Boven een proefpreek in de Domkerk. Het jaar daaropvolgend ontving hij een beroep naar Bleskensgraaf, gelegen in de Alblasserwaard.

De eerste ambtsjaren

De bevestiging in zijn eerste ge­meente vergat de jonge hervormde voorganger zijn leven lang niet meer. Op 15 september 1878 vond deze plechtigheid in het kerkgebouw langs de Graafstroom plaats. Later zei ds. Van Boven over die dag: Als de dag van gisteren staat zij mij voor den geest, die plechtige middagure, dat ik, na des voormiddags op eene recht hartelijke en te­vens ernstige wijze tot mijn ambtswerk te zijn ingeleid door mijn voorganger aldaar ds. T.J. Ringeling, mijne Evangeliebediening aanvaarden mocht, naar aanleiding van Romeinen 1:12." De gemeente Bleskensgraaf was verblijd met de spoedige vervulling van de vacature. De jonge predikant was 'met diepen ernst vervuld bij het gevoel van de zware taak en dure verantwoording dewelke de aanvaarding mijner bediening voor mij medebracht’.

Hoewel ds. Van Boven zich onbekwaam voelde tot zijn werk was er bij hem 'een stille verzuchting hulp en bekwaamheid te zoeken bij Hem van Wien de apostel getuigd: want onze bekwaamheid is uit God!' Hij getuigde ervan dat hij niet alleen in Zijn Naam en in Zijn gunst het werk in Bleskensgraaf mocht aanvangen, maar ook 'onder veel belangstelling en waardeering ruim drie jaar vervullen'. Hij nam afscheid van zijn 'eerste liefde' op 12 juni 1881, met het troostwoord uit 2 Korinthe 12, vers ga: "En Hij heeft tot mij gezegd: Mijn genade is u genoeg; want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.”

Op 19 juni 1881 deed ds. Van Boven in Klaaswaal zijn intrede, na bevestigd te zijn door ds. C. van Dis van Westmaas. In deze gemeente trad hij op 6 juni 1882 in het huwelijk met de al eerder genoemde TTieodora Cornelia Boodt. Voor ds. Van Boven was Cornelis van Dis, predikant te Westmaas, getuige bij het burgerlijk huwelijk.

In december 1881 verscheen J.D. de Lind van Wijngaarden in de pastorie met het verzoek of ds. Van Boven hem les wilde geven in de latijnse taal. De Lind van Wijngaarden wilde zich zo voorbereiden voor de opleiding tot dienaar des Woords. De predikant was daartoe direkt bereid. Tussen hen beiden ontstond een jarenlange corres-

pondentie, waarbij De Lind van Wijngaarden zich 'oud-leerling' noemde, en ds. Van Boven zijn brieven ondertekende met 'je oudleermeester'. Het verblijf in Klaaswaal was kort: op 5 november 1882 nam ds. Van Boven afscheid met Filippenzen I, vers 27-De dag daarna vertrok het echtpaar naar het Zeeuwse Oost-en West-Souburg, waar hij op 12 november van dat jaar opnieuw door ds. Van Dis werd bevestigd. Hij preekte bij die gelegenheid uit Handelingen 4-vers 12.

In deze Zeeuwse gemeente leek het er even op dat ds. Van Boven mee zou gaan met de Doleantie. Tijdens een avondmaalsbediening was de geschorste Amsterdamse predikant N.A. de Gaaij Fortman aanwezig. Toen ook hij aanging sprak de Souburgse predikant hem aan met de woorden: "De strijd is niet onzes, maar Godes." De kerkenraad was aanvankelijk verdeeld over de te volgen koers. In het begin waren er nog voorstanders om over te gaan tot reformatie. Dit hield in dat de reglementen ongeldig werden verklaard en teruggegaan werd naar de Dordtse kerkenordening. Toen de kerkenraad in oktober 1887 een verzoek van een drietal gemeenteleden kreeg om daadwerkelijk het synodale juk af te werpen, werd toch met algemene stemmen beslo­ ten dit verzoek terzijde te leggen. Het echtpaar Van Boven werd in Oost-Souburg verblijd met de geboorte van vier zonen: Jan Abraham Dirk, Willem Ernst, Theodorus Cornelis en Adrianus Johannes. Later werd in Barneveld Elisabeth Wilhelmina geboren.

Aan het verblijf in Oost-en West-Souburg kwam ten einde toen ds. Van Boven begin 1889 een beroep aannam naar Bergambacht. Hij nam afscheid op 22 maart 1889 en preekte over het eeuwig blijvende Woord des Heeren, I Petrus I, vers 24 en 25. Door ds. G.E.K.A. Roskott van Schoonhoven werd hij in deze Zuid-Hollandse gemeente op 7 april 1889 bevestigd. Hij deed zijn intrede met Johannes I, vers 29b. Het verblijf in Bergambacht was maar van korte duur: in het daaropvolgende jaar volgde de roepstem naar Ede. Hij was in Bergambacht beluisterd door de broeders R. Jansen en W. van Veldhuizen. Van Van Veldhuizen getuigde Van Boven later dat de 'beluistering voor den laatsten door Gods vrijmachtige genade een keerpunt ge-

worden is in zijn leven'. Op 15 januari 189I nam de predikant afscheid. In zijn volgende gemeente Ede werd hij op 25 januari 1891 door ds. K. Bosma Rzn. bevestigd. Zelf preekte de nieuwe Edese predikant uit Johannes 6, vers 68.

Ede

Het arbeidsterrein in Ede was omvangrijk, het dorp groeide bovendien door import. Ede en omgeving werd vanwege de uitgestrektheid en het aantal leden mede bearbeid door een drietal godsdienstonderwijzers, namelijk H. Roelofsen (Ederveen), R.Jansen (Ede) en Van Campen (Wekerom). Van de overgang naar Ede heeft ds. Van Boven naar zijn eigen zeggen nimmer berouw gehad. 'Immers', zo zei de predikant in een gedachtenisrede, 'ik vond in het Ede dier dagen een kern van ware vromen, welke de Heere gebruikt heeft als werktuig in Zijn hand, tot kweeking en opbouwing van mijn zieleleven, waarvan de vrucht niet is uitgebleven'.

Ds. Van Boven had de jeugd van de gemeente op het oog, toen het in 1892 kwam tot de oprichting van zondagsschool 'Het Mosterdzaad je'. De predikant werd voorzitter, op de feestdagen sprak hij een woord tot de kinderen. Daarbij vermaande hij ze liefdevol, ook hield hij ze treffende voorbeelden voor hoe de Heere ook in de harten van kinderen Zijn genade verheer­ lijkte, zoals blijkt uit een toespraak van 13 rnei l894-'Dit ondervond ook een knaapje op een onzer vorige Pinksterfeesten. Op zijn sterfbed liggende en door zijne moeder die weduwe was, gevraagd zijnde of hij niet liever hier wilde blijven was zijn antwoord: Neen moeder, wel is waar dat ik u zo lief heb! maar Jezus heb ik nog liever. Want Hij heeft mij verlost door Zijn bloed, en nu wacht mij geen straf der hel meer. O, het is mij alsof ik den hemel geopend zie en Jezus mij hoor toeroepen: Staks zult gij voor eeuwig bij Mij zijn in mijn hemelsch koninkrijk!’

Drie jaar na de oprichting van de zondagsschool volgde die van de jeugdvereniging. Ds. Van Boven werd in Ede zeer geacht om zijn beminnelijk optreden. Hij had voor een ieder, ongeacht maatschappelijke positie een open oor. Dat werd gewaardeerd. Een keer nam de jeugd van Ede het letterlijk voor de predikant op. Wat was het geval? Op een dag in het najaar van 1895 bezocht een toneelgezelschap het dorp. Nadat de tenten opgeslagen waren trok een vijftal man al trompettend Ede door om de mensen van hun komst op de hoogte te stellen. Maandagavond daaropvolgend zou de eerste voorstelling plaatsvinden. Onder andere zou een toneelstuk 'De kerstnacht' opgevoerd worden. Mogelijk wilde men rekening houdend met de orthodoxe inslag van de bevolking. Met een dergelijk stuk zou niemand zich gekwetst voelen. Ds. Van Boven dacht daar echter anders over. Op zondagmorgen waarschuwde hij zijn gehoor: een bezoek aan een derge-

lijke wereldse voorstelling paste de oprecht gelovige niet. Met klem werd het ontraden.

Toen het toneelgezelschap het gezegde ter ore kwam, liepen de toneelspelers naar de pastorie. Uit wraak werden een uurlang populaire straatdeuntjes gespeeld. Dat werd niet gewaardeerd door de inwoners van Ede.

Diezelfde middag passeerde ds. Van Boven de tent. Hij werd opgemerkt door enkele leden van het gezelschap. Een regen van scheldwoorden en vloeken kreeg de predikant over zich heen, wat zich een uur later bij terugkomst herhaalde. Voorbijgangers die het tafereel aanschouwden en de scheldwoorden hoorden, spraken hun afschuw over het gebeurde uit, temeer omdat ds. Van Boven een respectabel en goedig man was. Enkelen staken de koppen bij elkaar en besloten tot wraakneming, 's Avonds zou het gebeuren: een aantal mannen verzamelde zich bij de tent, de straatstenen lagen al klaar om ge­gooid te worden, maar het aantal deelnemers was te weinig om iets uit te richten. Besloten werd om de brandklokken te luiden. Toen er verschrikt gevraagd werd waar de brand was, werd geroepen: Aan de Boslaan! Al snel was er een menigte aanwezig, groot genoeg om over te gaan tot een bombardement op de tent. De stenen regenden tegen het tentzeil. De volgestroomde tent was snel leeg. De twee Edese veldwachters konden niets uitrichten tegen de massa. Diezelfde nacht werden de restanten van de tent, afgebroken. Daarna vertrok het gezelschap in alle stilte.

Op II februari 1897 nam ds. Van Boven na een zesjarig verblijf afscheid van Ede wegens vertrek naar Oud-Beijerland. Hij preekte bij die gelegenheid over de zegenbede uit Filippenzen 4 vers 23.

Oud-Beijerland

De bevestiging in het stadje in de Hoekse Waard vond plaats op 14 maart l897-De intredetekst was uit 2 Korinthe 5 vers l8b: "En ons de bediening der verzoening gegeven heeft. In Oud-Beijerland vond ds. Van Boven naar eigen zeggen 'blijken van liefde en vriendschap, achting en waardering’.

Dit bleek vooral in dagen van moeite en strijd die het gezin Van Boven meemaakte. Jan, de oudste zoon, kreeg een besmetting met roodvonk en werd een zware epilepsie-patiënt, een handicap, waardoor hij nooit een normaal leven kon leiden en altijd verzorgd moest worden door zijn ouders. Bij moeder Van Boven greep deze gebeurtenis diep in. Geestelijk kon zij alles moeilijk verwerken en leidde daardoor een afgezonderd leven. Contacten tussen haar en de gemeenteleden in de diverse gemeenten waren er niet of nauwelijks. Daarnaast was er een tegenstelling in geloofsbeleving tussen de predikant en zijn vrouw. Mevrouw Van Boven was ethisch, ze voelde zich thuis bij het blad Pniël van dr. J.H. Gunning J.Hz.. De prediking van haar man wilde ze niet horen. Daarom woonde ze ook de zondagse erediensten niet bij. Ds. Van Boven schijnt wel eens ge-

zegd te hebben dat hij twee kruisen te dragen had: dat van zijn zoon en dat van zijn vrouw.

De gemeente leefde ook mee toen ds. Van Boven zelf ziek werd en zijn ambtswerk enige tijd niet kon verrichten. Bij zijn afscheid zei hij over zijn ambtsperiode te Oud-Beijerland: "Donkere wolken zijn er over het hoofd van mij en de mijnen heengegaan, nochtans gij mijne vrienden, hebt met mij medegeleden en gestreden, terwijl gij mijner, in het ziekenhuis liggende, gedachtig waart in uwe gebeden."

Bijzondere ogenblikken waren de avondmaalsbedieningen. In die tijd gingen maar weinig mensen aan, hoewel het kerkgebouw goed gevuld was. Op zon zondag kwamen uit de achterste banken echter beweging. Daar zaten de armsten van de gemeente op vrije zitplaatsen. Willem Slootmaker verliet zijn plaats; en nog twee anderen. Zijn vriend Jacob Bokhoven bleef zitten. Toen Willem dat zag zei hij tegen zijn vriend: "Kom Jacob, de Meester is daar. Hij roept u." En Jacob stond op, samen met nog een andere zielenvriend. Zij gaven elkaar als kinderen een hand en liepen op hun klompen vanuit de armenbank naar de tafel van de rijke Koning. Ontroering ging door de hele gemeente. Voor de vrienden en de predikant was het een gezegende dag.

Ruim vijfjaar stond ds. Van Boven in Oud-Beijerland. De laatste twee jaren mocht hij de gemeente dienen met ds. K. Havinga. Op zondag 7 september 1902 nam hij afscheid wegens vertrek naar Kesteren. Hij preekte bij deze gelegenheid uit 2 Korinthe 13 vers 13. Terugziende op het werk in de afgelopen jaren sprak de scheidende predikant over de inhoud van zijn bediening: "Welnu, van die eerste ure af aan tot deze laatste ure toe, is het mijn biddend streven geweest om u den weg der verzoening, op grond van voldoening aan het Goddelijk recht, in het Paradijs geschonden, in Christus in al Zijn heiligheid, noodzakelijkheid en heerlijkheid voor te stellen. Gelijk ik u daartoe gewezen heb op uw ganschelijk verloren toestand buiten God. Ik sprak tot u over de noodzakelijkheid der wedergeboorte; over den eisch des geloofs en der bekeering. Ik bepaalde u bij het geluk en de voorrechten van Gods volk, van den onbekeerden en met God onverzoenden mensch. In één woord, Wet en Evangelie, leven en dood, zegen en vloek, verdoemenis en vrijspraak heb ik u, hetzij in dit bedehuis of in uwe eigene huizen, hetzij bij onze bijbellezing of op onze catechisatiën voorgehouden, niet onszelven predikende, maar Christus den gekruisigde.”

Kesteren en Barneveld

In Kesteren hield hij zijn intrede over Zacharia 4:6b, na bevestigd te zijn door ds. J. Kok te Opheusden. Hier herdacht hij in september 1903 zijn zilveren ambtsjubileum met een gelegenheidspreek over Handelingen 126:22a. Twee jaar daarna overleed in deze gemeente op 12 december 1905 Elizabeth Borghstijn, zijn moeder.

Kesteren werd het volgende jaar verwisseld met Barneveld. Na door zijn ambtsgenoot aldaar, ds. L. van Mastrigt, op 10 juni 1906 bevestigd te zijn, hield ds. Van Boven daar zijn intrede uit I Korinthe 3 vers 9. In deze gemeente zou hij acht jaar arbeiden. Al die tijd diende hij samen met ds. Van Mastrigt. Ook in Barneveld zag hij vrucht op zijn arbeid, zoals blijkt uit zijn afscheidspreek gehouden op 7 juni 1914: 'Neen, niet tevergeefs, daarvan zal eens de eeuwigheid gewagen; niet tevergeefs, dat heb ik meermalen uit uw mond vernomen; niet tevergeefs, dat heb ik menigwerf aan niijn eigen hart gevoeld'. Aan het einde van zijn preek richtte hij zich dankbaar tot de ge-

meente: ‘Ontvang mijn hartelijken dank voor al de blijken van liefde, vriendschap, achting en waardering welke ik gedurende die acht jaar in uw midden genoten heb'. Van Barneveld vertrok ds. Van Boven naar Ede, de gemeente die hem zeer na aan het hart lag.

Opnieuw in Ede

In de tussenliggende jaren was Ede als plaats gegroeid. Het dorp had een militaire kazerne gekregen, waardoor ook de kerkelijke gemeente te groot geworden was voor één predikant. Naar aanleiding van een aanvraag voor uitbreiding — de tweede predikant zou tot taak krijgen het pastoraat onder de militairen — gaf minister Colijn toestemming, een tweede predikantsplaats te stichten met de daarbij horende financiële steun. Op 6 februari 1914 werd ds. Van Boven beroepen. De bevestiging vond op 14 juni 1914 plaats door ds. J.M.Ph. Schippers. Met deze predikant waren er nadien hartelijke contacten, ook nadat hij vanwege zware vermoeidheid in 1915 vertrokken was naar Bennekom, welke gemeente vacant vanwege de afzetting van ds. J.P. Paauwe. Ds. Schippers leed aan een zenuwziekte en tobde met de vraag of hij een verkorene of een verworpene was. Toen ds. Van Boven hoorde dat ds. Schippers ernstig ziek was, bezocht hij zijn ambtsbroeder in de pastorie van Bennekom. De predikant, die in veel bestreden werd, werd echter op zijn sterfbed liefelijk door de Heere omhelsd. Van Boven hoorde hem roemen van de goedertierenheid Gods, aan zulk een rebel bewezen. Op 4 december 1917 verwisselde hij het tijdelijke met het eeuwige.

De opvolger van ds. Schippers werd ds. P. Zandt, in 1915 overgekomen uit IJsselmuiden-Grafhorst. Op 31 oktober dat jaar werd deze door ds. Van Boven bevestigd. Voor zijn komst had de kerkenraad al bepaald dat beide predikanten ter voorkoming van problemen zich tot hun eigen wijk moesten beperken. De samenwerking was echter hartelijk.

Zorg was er voor de gemobiliseerde soldaten die in Ede waren gelegerd. De kerkenraad wees in 1915 echter een verzoek af om in het Militair Tehuis op zondagavonden kerkdiensten te gaan beleggen.

Ook had de kerkenraad geweigerd het kerkgebouw af te staan voor tweewekelijk­ se samenkomsten op donderdagavond, die geleid zouden worden door veldprediker majoor ds. T.J. fiagen. In het voorjaar van 1917 kwam de kerkenraad onder druk van de overheid (hervormd Ede kreeg subsidie voor de tweede predikantsplaats) hierop terug en besloot de kerk toch af te staan, op voorwaarde dat om de twee weken één van beide plaatselijke hervormde predikanten zou voorgaan.

Tijdens de mobilisatietijd verscheen van de hand van ds. Van Boven een tijdpreek in druk onder

de titel Tweeërlei klagen.

Daarin bepaalde hij de gemeente bij de oorlogsomstandigheden:

“De Heere heeft ons tot nog toe gespaard; Hij heeft ons nog niet uit onze woningen doen wegtrekken, Hij heeft ons nog niet aan het zwaard van den vijand overgegeven. Dit neemt echter niet weg dat, al zijn wij niet in den oorlog betrokken, wij er toch ook, zij het dan indirect, de treurige gevolgen van ondervinden en menigeen zucht: wanneer zal het toch eens vrede zijn?

Evenwel, ik vraag 't u? wordt het verstaan, dat wij tegen den Heere gerebelleerd hebben, afwijkende van Zijne geboden en inzettingen? Wordt het beseft en gevoeld dat het Zijne goedertierenheden zijn dat wij niet vernield zijn? Is er ook bij ons eene erkentenis, dat er bij den Heere gerechtigheid is en bij ons beschaamdheid des aangezichts? "

Veertig jaar in het ambt

Nadat de eerste wereldoorlog ten einde was, mocht ds. Van Boven herdenken veertig jaar eerder in het ambt van predikant bevestigd te zijn. Speciaal werd daarvoor een feestcommissie ingesteld, waarvan ds. Zandt voorzitter was. De herdenkingsdag viel op zondag. In de kerk hield hij een gedachtenisrede onder de titel Eben-Haëzer. Terugziende mocht hij zeggen: "Onze arbeid, hoe zondig en gebrekkig ook, is niet ijdel geweest in den Heere, het zaad op den akker mijner verschillende gemeenten, hetzij van den kansel, doch vooral bij mijne menigvuldige herderlijke bezoeken, of aan het ziekbed, of aan het sterfbed, of op de catechisatie uitgestrooid, is niet altijd verstikt geworden; hiervan zal de eeuwigheid ook wat deze gemeente betreft, getuigen. Gelijk mijne bediening voor den eenen een middel was in de hand des H. Geestes om zijne blinde oogen te openen voor zijne verlorenheid en zondeschuld, voor den anderen om hem te ontdekken aan de algenoegzaamheid van Jezus' Borggerechtigheid, voor een derden om hem of haar te doen opwassen in het allerheiligst geloof." Na het amen van de preek richtte hij zich tot ds. Zandt, om hem te bedanken voor zijn hartelijke en waarderende woorden, tot de com-

missie die zorgde voor een treffelijke blijk van waardering, tot de gemeente en in het bijzonder tot de aanwezige militairen.

Lang zou ds. Van Boven niet meer met ds. Zandt de gemeente dienen. In 1919 vertrok deze naar Delft. Een drukke periode volgde, afgesproken werd dat de ouderlingen Boon en Gerritsen de Begrafenissen in de buurt gingen leiden, en Melissen in het dorp. Pas in 1923 werd de vacature vervuld door de overkomst van ds. H. Japchen uit Den Bommel.

In 1927 nam ds. Van Boven — hij was toen 74-j^^i" ~ 6d beroep aan naar Hoevelaken. Op 12 juni 1927 nam hij afscheid met een afscheidswoord naar Hebreen 13:8. Terugziende op de 13 jaar Ede zei ds. Van Boven: Welnu, er is door Gods genade, dan ook geen stilzwijgen bij ons geweest. Getuigd als wij hebben in deze 13 jaren, op dezen kansel; getuigd als wij hebben in kazernen en in de leerkamer, onder lief en leed, lijden en verblijden, tot jeugdigen van jaren en ouden van dagen. Wij hebben u gedurig geleid naar Eden's hof en u bepaald bij de diepe klove, welke daar onstaan is bij 's menschen val. Wij hebben tot u getuigd van dien drieërlei staat des doods, waarin wij allen dientengevolge verzonken liggen. Doch wij hebben u ook het: roost, troost mijn volk! in Christus toegeroepen aan alle waarlijk bedroefden over verlorenheid en zondeschuld. Wij hebben aan allen schijngodsdienst en valsche gronden den bodem ingeslagen, maar wij hebben ook de fladderende duifjes rondom de ark, de ware rust mogen aanzeggen, welke alleen in de ark, dat is bij Christus te vinden is. Terwijl wij Gods kinderen gedurig mochten wijzen op de volheid welke zij bij eigen ledigheid, in Christus bezaten, maar ook op de roeping, welke daaruit voor hen voortvloeide. In één woord: ij hebben, voor zoover ons bewust is, niets achter gehouden dat wij u niet zouden verkondigd hebben den vollen raad Gods tot zaligheid, een iegelijk die gelooft.”

Bij deze gelegenheid bedankte hij ds. Japchen voor de 'broederlijke welwillendheid en hulpvaardigheid', die steeds betoond werd. Ook noemde hij het overlijden van een drietal van zijn ouderlingen: de broeders Hansman, Van Campen en Schuurman waren naar zijn zeggen allen de rust ingegaan, die er overblijft voor Gods volk. Tevens stond de predikant stil bij het stichten van een drietal scholen onder zijn leiding, waaronder de Christelijke Ulo-school. Van laatstgenoemde school was hij voorzitter van het bestuur. Tenslotte richtte hij zich tot de militairen, waaronder hij dertien jaren had mogen werken.

De laatste gemeente

Op hoge leeftijd gekomen mocht ds. Van Boven voor de laatste keer intrede doen in een gemeente. Hoevelaken was al een tweetal jaren vacant na het overlijden van ds. IJ. Doornveld. De predikant was er sindsdien consulent. ledere donderdagavond kwam hij naar Hoevelaken om zijn werk aldaar te doen. Het nieuwe orgel mocht er in ge-

bruik genomen worden, een zeventiental nieuwe lidmaten werden bevestigd tot lidmaat van de gemeente. De dagen rond zijn afscheid en intrede schreef hij een gedicht voor zijn vrienden:

‘Hoop op God gij hebt^jn trouw altoos ondervonden Ook in dagen vol van rouw Ook in hangen stonden Steun en staf Laaf nis rust en zegen Op uw pelgrims wegen

Werp uw zorgen nu voor God Moedig voortgetogen Tref u soms een droevig lot 't Heil daagt uit den Hoogen Hoop en wacht lederen nacht ^It gij zien verdwijnen 'licht in Christus schijne’

Tijdens zijn intrede stond ds. Van Boven stil bij het beroep dat hij eerder al van de hervormde gemeente Hoevelaken gekregen had toen hij nog in Barneveld stond. Bij het bezoek aan Hoevelaken werd hij ontboden bij een 'vrome weduwe', die meedeelde dat zij licht voor dat beroep ontvangen had. De predikant moest echter bedanken. Achteraf moest hij nu bij zijn intrede zeggen dat het Gods tijd toen nog niet was, die tijd was nu echter wel aangebroken. Zijn intrede hield hij op zondag 19 juni 1927-hij sprak bij die gelegenheid uit Johannes 6 vers 68. Hij gaf de gemeente te kennen 'in voor-en tegenspoed een vriend te zijn, die tot u komt met den hoogen ernst, maar ook met den dierbaren troost des Evangelies'. De aanwezige jongens en meisjes werden opgeroepen om hem niet door hun lichtzinnigheid te bedroeven. Op 2 augustus dat jaar, anderhalve maand na zijn intrede, kreeg ds. Van Boven wegens zijn verdiensten voor de kerk een koninklijke onderscheiding; hij werd geridderd in de Orde van Oranje-Nassau.

Een jaar later mocht hij zijn 50jarig jubileum vieren. Op zondag 16 september 1928 sprak hij zijn gedachtenisrede uit naar aanleiding van Maleachi 3 vers 6. Hij zei daarbij : "En te midden van allen, die als Van de jongelingsvereniging kreeg ds. Van Boven het boek Blikken in Bunyan 's Christenreize van dr. J.H. Gunning J.Hz.

herfstbladeren afvielen, sta ik daar nog als een toonbeeld van Gods sparende en bewarende liefde, op een leeftijd van 75 j^^i"' de wonderen des Allerhoogste verkondigende. " Ook voor deze gelegenheid was een feest-commissie actief, waarin ook burgemeester Jhr. Van Eijs en baron Schimmelpenninck zitting hadden.

In Hoevelaken overleed zijn vrouw op 24 december 193'-'• ^ij werd in Barneveld begraven in een familiegraf. Ds. E. Van Boven was tot op hoge leeftijd zeer gezond, hoewel het lopen wat moeilijker werd. Hij bleef onvermoeibaar doorgaan met zijn arbeid, totdat hij ernstig ziek werd. Veertien dagen heeft hij op zijn ziekbed gelegen, toen mocht hij ingaan op eerste paasdag, zondag 16 april 1933' iïi de rust die er overblijft voor het volk van God. Zijn laatste woorden die hij sprak waren: "Mijn staat ligt vast." Groot was de verslagenheid; in de gemeente Hoevelaken, maar ook in zijn vorige gemeenten, en bij allen die zijn prediking liefhadden.

Begrafenis

Onder grote belangstelling werd op donderdag 2 O aprü de rouwdienst

in Hoevelaken geleid door consulent ds. E. Warmolts, hervormd predikant te Scherpenzeel. Aansluitend vond 's middags de begrafenis plaats op de nieuwe begraafplaats te Barneveld. Velen uit zijn gemeenten, met name Ede, Hoevelaken en Barneveld waren bij deze plechtigheid aanwezig. Nadat de kist in de groeve gelaten was, sprak ds. B. Batelaan, predikant te Barneveld zijn dank uit voor wat ds. Van Boven voor zijn gemeente betekend had. Ook las hij het door ds. Van Boven geschreven gedicht voor, dat ds. Batelaan 'een stem van den overledene speciaal tot zijn kinderen' noemde. Vervolgens sprak ds. J.E. Klomp uit Ede. Hij getuigde dat ds. Van Boven daar zeer geliefd was, en dat hij niet zonder vrucht had gearbeid. Niet alleen was het predikambt zijn lust en zijn leven geweest, maar ook bij het huis-en ziekenbezoek betrachtte hij voorbeeldige trouw. Daarna sprak de heer Van Aalst, president-kerkvoogd te Hoevelaken. Hij was toen ds. Van Boven naar Hoevelaken kwam bevreesd geweest dat de 73"jarige voorganger niet meer in staat zou zijn de belangen der gemeente naar behoren te behartigen. Gelukkig was die vrees 'aanstonds ijdel gebleken. Met voorbeeldigen ijver en ongekende trouw heeft hij voor de kerkelijke en geestelijke belangen zorg gedragen, waarvoor Hoevelaken hem niet dankbaar genoeg kan zijn’.

Na hem volgde dr. J.D. deLindvan Wijngaarden in de rij van sprekers. 'Toen spreker het overlijdensbericht ontvangen had, heeft hij gezegd: "Ds. Van Boven is eigenlijk niet dood, want hij leeft tot in eeuwigheid.”

Namens de familie voerde de zoon van de overledene, de heer Th.C. van Boven, het woord. Hij sprak zijn dank uit aan de aanwezigen, in het bijzonder aan de kerkenraden voor het meeleven op deze dag. De kerkenraad van Hoevelaken was volgens hem 'voor den ouden predikant een waar vader geweest'. Hij zei dat de kinderen voor hun vader niet konden zijn, wat de kerkenraad voor hun vader was.

Op verzoek van ds. Warmolts werd Psalm 89:7 gemeenschappelijk gezongen, waarna hij eindigde met dankgebed.

Van de hand van ds. Klomp verscheen een 'in memoriam' in het Jaarboek voor de Nederlandsche Hervormde Kerk. Over de prediking schreef deze predikant: 'Van harte was ds. Van Boven de gereformeerde beginselen toegedaan en in geheel zijn prediking kwam steeds naar voren, Gods vrije genade over niets-hebbende en alles verbeurdhebbende zondaren. Met warmte en liefde mocht hij steeds heenwijzen naar Hem, in Wiens eigendom te zijn, alleen de enige troost ligt in leven en sterven. (...) Zijn persoon en werk zal ongetwijfeld voor zeer velen in dankbare herinnering blijven, niet 't minst voor hen, in wier leven God, door middel van Zijn dienstknecht een beslissend keerpunt heeft gebracht. God alleen de eer.’

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2000

Oude Paden | 52 Pagina's

Ds. J.A. van Boven: Een bemin’lijk man

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2000

Oude Paden | 52 Pagina's