Een kleine toegift op ds. E. van Meer
Ds. M. Heikoop twijfelde niet aan de bekering van zijn collega
A. P. Bijl
Het lezen van het artikel over ds. E. van Meer in de laatste aflevering van "Oude Paden" deed de wens bij me opkomen daar nog wat aan toe te voegen. In wat ik over hem las, wordt er steeds de nadruk op gelegd dat de verandering in zijn leven en prediking geleidelijk is tot stand gekomen.
Ook dat zijn prediking steeds "ethische" trekken is blijven vertonen, terwijl daarnaast de exegetische kwaliteiten daarvan worden geroemd. Laat het waar zijn! Het is echter zeker dat in het kerkelijk Utrecht van die dagen zijn verandering als nogal plotseling is ervaren. Het bracht een zekere beroering in de kerkelijke vijver, maar ook evenzeer een diepe ontroering bij de vromen te weeg. Mag het nu volgende daarvan als illustratie dienen.
Ik moet dan teruggrijpen op een gesprek dat ik in mijn eigen woning voerde in juli 1975 n^st een man uit Utrecht, die inmiddels al weer wat heel wat jaren geleden is overleden. In dit gesprek kwam de persoon van ds. Van Meer ter sprake. Hoewel het dus wel 26 jaar geleden is dat dit gesprek werd gevoerd, staan de feiten die ik toen vernam nog zo scherp in mijn geheugen gegrift, dat ik ronduit durf te verklaren dat ik die getrouw kan weergeven.
De Utrechter dan, die ik in het vervolg van mijn mededelingen maar zal aanduiden als "mijn zegsman", had in de jaren rond 194^ een vriend die lid was van de kerkenraad van de Gereformeerde Gemeente aldaar. Deze vriend vertelde aan mijn zegsman het volgende. Het was op een bijeenkomst van de kerkenraad van die gemeente, waarvan toen ds. M. Heikoop, die bij een bombardement in 1944 is omgekomen, predikant was. Eén van de leden van de kerkenraad maakte toen de opmerking: "Zeg, hebben jullie dat ook gehoord, er wordt verteld dat er hier in de Hervormde Kerk een dominee bekeerd is? ”
Een andere broeder zei daarop: "Dat kan toch niet, in de Hervormde Kerk worden toch geen dominees bekeerd." Ds. Heikoop hoorde die opmerking en zei tot die ambtsdrager: "Heb je die dominee ook opgezocht? " "O nee, nee, nee...", repliceerde die. "Nou, " zei ds. Heikoop, "ik ben er geweest." Dat wekte een algemene nieuwsgierigheid. Uit verschillende monden klonk: "En, en, en...? " "Wel", zei ds. Heikoop, "ik had nog maar een paar worden gehoord en toen wist ik het al." "Wat dan? ", vroegen de broeders. "Nou, ik twijfelde er niet aan dat het bij die man echt en waar was.”
Mijn zegsman tobde in die tijd veel over zichzelf. Hij voelde zich soms uitermate moedeloos. Het was op een Paasdag in één van de oorlogsjaren. Hij was gewend zich onder het gehoor van ds. Van Meer te voegen. Die preekte in verschillende Utrechtse kerken. Soms was de afstand naar de kerk zo groot dat hij al vroeg op stap moest gaan. Dat deed hij ook wel om een andere reden. Als hij vroeg in de kerk kwam, zaten daar soms al wat van die godvrezende oudjes. Hij ging daar dan stil bij zitten en hoorde hun gesprekken aan. Zo kreeg hij vaak al een preek voor de eigenlijke. Maar met deze Pasen was hij zo naar gesteld dat hij maar liever op bed bleef liggen. Zijn vrouw wist hem te overreden om toch maar te gaan. Het was ook deze keer een hele voetreis naar het andere einde van
de stad. De tekst van deze Paaspreek van ds. Van Meer was over "Wat zoekt gij de Levende bij de doden? " (Luk.24:5)-^^ preek sloeg in, er braken banden, en hij mocht "het hoofd weer eens opheffen uit de gebreken” (Job 11:15).
Mijn zegsman leende van tijd tot tijd wel eens een boek van ds. Van Meer. In één van de volgende dagen belde hij bij de pastorie aan. Ds. Van Meer ontving hem in zijn studeerkamer. Hij voegde hem toe; "zo, kom je weer eens een boek van me lenen? " "Nee", antwoordde rnijn zegsman, "deze keer kom ik u wat vertellen." Hij vertelde hem wat hij aan de Paaspreek gehad had. Toen hij uitgesproken was, barstte de dominee in tranen uit. Onthutst vroeg mijn zegsman, nadat de dominee wat bedaard was, wat er aan scheelde. Hij zei: "Toen ik nog gezond was en de gemeente nog kon ingaan, kreeg ik vaak kritiek op mijn preken te horen. Mijn ziekte laat het niet meer toe dat ik mijn gemeenteleden kan bezoeken. Nu preek ik zo anders dan vroeger en ik hoor niets. U bent de eerste die me komt vertellen welke uitwerking rnijn preek heeft gehad.”
In de oorlogsjaren ging met emeritaat ds. jhr. J.L.A. Martens van Sevenhoven. Mijn zegsman noemde hem een man van dubbele adel: een adeldom door geboorte, maar ook een adeldom door wedergeboorte en kindschap Gods. Zijn afscheid werd voor het Utrechtse Godsvolk een gebedszaak of in zijn plaats een geestverwant zou mogen opvolgen. Die wens is niet vervuld. Achteraf heeft men de geestelijke verandering van ds. Van Meer als de verhoring van hun gebed gezien.
Reacties van lezers ter bevestiging, of mogelijk aanvulling en precisering van mijn verhaal zou ik zeer op prijs stellen. Wie zou informalie kunnen verstrekken over de hierboven genoemde edelmanevangeliedienaar?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2001
Oude Paden | 56 Pagina's