Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ouderling Aart van Bochove (1870-1954)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ouderling Aart van Bochove (1870-1954)

36 minuten leestijd

“Beminnelijk, sociaal en zeer rechtlijnig in de voorzeide leer”

J. Mastenbroek

Op 6 oktober 1870 werd hij in Nieuw-Beijerland geboren als het zevende kind uit een gezin van zestien: Aart van Bochove. Dat betekende niet, dat hij vijftien broertjes en zusjes heeft gekend. De helft van het kindertal overleed beneden de leeftijd van drie jaar. Maar Aart bleek over een sterk gestel te beschikken. Hij zou de leeftijd van 84 jaar mogen bereiken. In deze 84 jaar waren er zegeningen en was er verdriet. De zegeningen waren, evenals de verdrietelijkheden, zowel in tijdelijke als in geestelijke omstandigheden. We halen wat levensbijzonderheden in dit artikel naar voren waarin niet alleen de mens Aart van Bochove en enkele van zijn kinderen worden genoemd, maar waarin ook het werk Gods naar voren komt. Want uit genade mocht er in dit lange leven sprake zijn van een ontfermend God, Die Zich niet onbetuigd gelaten heeft. l)

“De oude Aart”. Zó stond hij Bekend. Zelf zou hij het anders uitdrukken: "de oude aard". Want daar had hij nog de meeste last van. Jan van Bochove, de vader van Aart, was landarbeider. Een eenvoudig maar eerzaam beroep. Tweemaal is hij getrouwd, de tweede maal nadat zijn eerste vrouw was overleden. Zoon Aart trad maatschappelijk gezien niet in de voetsporen van zijn vader. Hij werd kruidenier. Hij had zijn winkeltje in Nieuw-Beijerland, op de hoek van de Kerkstraat, van de Voorstraat en de Damsteeg. In de schaduw van de pastorie van de Hervormde gemeente. Later zouden zijn zoons Jo en Piet de zaak overnemen. In 1971, toen de winkel wegens de gevorderde leeftijd van de eigenaren gesloten werd, begon Cees Nobel Cz. in dit pand een groenten-en fruitwinkel. Sinds 1996 drijft Ton Erwich er zijn Galerie DeBuut, een potterie vol artistiek keramiek.

Bekend

Aart, die als A. van Bochove Jz. werd aangeduid omdat er nog meer mensen met dezelfde voor-en achternaam in Nieuw-Beijerland woonden, - èn uit een beetje ijdelheid...-trouwde op II juni 1891 met Janna Hendrika Stoutenburg, die op 3 augustus 1869 in het voormalige dorp Katendrecht, ('De Kaap'), al lang een wijk van Rotterdam, geboren werd. Tien kinderen vormden de huwelijkskroon, van wie er een dochtertje, het derde kind, slechts korte tijd geleefd heeft. 'Wie de meest bekende van de kinderen geweest is, hangt af van

de kring waarin de beoordelaar zich bevindt", schreef kleinzoon A. Vingerling uit Ochten me. Wordt deze kring gevormd door kerkelijk en politiek rechts georiënteer-den, dan zijn het de zoons Sander, Jan en Bram. Bestaat deze kring uit seculiere betrokkenen, dan zal men zich richten op zoon Aart, directeur van een grote banketfabriek in Ede, producent van o.a. de bekende Nobo-sprits (Nolen en Van Bochove). Schrijver van dit artikel heeft zelf het voorrecht gehad, een jaar lang onderwijs van Sander te hebben ontvangen, die nogal eens met verholen trots vertelde dat zijn broer de beste sprits liet fabriceren. Na zijn pensionering betrok Aart junior een villa in Zwitserland. Na met de kerk van zijn afkomst radicaal te hebben gebroken, kwam hij in Zwitserland weer terecht in een - overigens min of meer vrijzinnige-Hollandse gemeente. Helemaal los van zijn opvoeding is hij nooit gekomen; tot op hoge leeftijd kon hij fijntjes uit de psalmberijming van Petrus Da­ theen citeren... Zijn zoon, weer een Aart van Bochove, is presidentdirecteur van de luchtvaartmaatschappij Martinair.

Begaafd

Begaafd waren ze, de Van Bochoves. Sander, die Alexander gedoopt was, ging het onderwijs in. Hij kreeg in Rotterdam bekendheid als hoofd van de Rehobothschool, uitgaande van de Gereformeerde Gemeente van Rotterdam-Centrum. Deze school was gevestigd aan het Noordeinde in de wijk Kralingen. Het hoofd bewoonde een woning naast de school, tegenover de gezinnen van twee ouderlingen van de Boezemsingelkerk, Pieter Neeleman en Krijn Weijers.

Buiten de Rotterdamse schoolwereld dankte Sander zijn bekendheid aan een andere school: de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten aan de Boezemsingel, naast de kerk van Rotterdam-Centrum. Aan deze school is hij meer dan veertig jaar verbonden geweest als docent nietambtelijke vakken. Hij gaf Bijbelse-, kerk-, vaderlandse-en algemene geschiedenis, Nederlands, archeologie 'en aanverwante vakken'. Door zijn overlijden op 24 oktober 1968, niet zonder gegronde hoop voor de eeuwigheid, kwam aan dit docentschap een einde. Hij diende de plaatselijke gemeente als diaken, 44 jaar onafgebroken, waarvan 40 jaar als voorzitter van de diaconie en als de vaste voorlezer in de ere­ dienst. De Rehobothschool had hem bijna 35 j^^r als hoofd en iedereen sprak over "de school van meester Bochove", zonder "van" voor zijn naam.

Toen de gemeentezang niet liep zoals het hoorde en er een kakofonie ontstond, riep hij onder het zingen opeens "i^wijg!" door de kerk. Het werd onmiddellijk doodstil...

“Zwijg!”

Hij was een echte Van Bochove in die zin, dat hij evenals zijn vader een dominante persoonlijkheid was, een man met veel gezag. Ooit was hij voorzanger - net als zijn vader trouwens enige tijd is geweest - in de Gereformeerde Gemeente van Yerseke. In die tijd was hij onderwijzer aan de Gereformeerde school aan de Kakeldans. Van een kerkorgel was toen nog geen sprake. Toen de gemeentezang niet liep zoals het hoorde en er een kakofonie ontstond, riep hij onder het zingen opeens "Zwijg!" door de kerk. Het werd onmiddellijk doodstil... Nu had Van Bochove recht van spreken: hij was de oprichter van de plaatselijke zangvereni­ ging. Op nieuv^jaarsdag 1914 ~ hij was toen nog geen twee maanden geleden 20 jaar geworden(!) - deed hij voor het eerst dienst als vaste voorlezer. Hij beschikte over een welluidende stem.

Hij kon goed omgaan met de jeugd. Dat bracht zijn schoolmeesterschap met zich mee. In combinatie met zijn natuurlijk overwicht hadden de kinderen zoveel ontzag voor hem dat ze al stil waren als ze hem alleen nog maar zagen. Op school, op catechisatie. In Dordrecht waren er problemen met de orde tijdens de catechisatielessen. Men vroeg Van Bochove om ook daar te catechiseren. Dat deed hij en de ordeproblemen waren meteen over. De Dordtse catechisanten waardeerden hem bijzonder. Op een keer, toen er weer eenjaar om was, kreeg hij een cadeau en op een stuk papier hadden alle catechisan-

ten hun naam geschreven. 'Voor onze leeraar' stond erboven. Maar dat was teveel eer. "Daar moet 'voor onze leermeester' staan, kinderen! " zei hij.

“Een grote in Israël”

Bram, die Abraham heette, heeft de Gereformeerde Gemeente van Rotterdam-Zuid als diaken gediend van 1948 tot 1950 en als ouderling van 1951 tot 1986. Daarnaast verrichtte hij in vacaturetijden veel ambtelijk werk. Hij gaf leiding aan begrafenissen, hij catechiseerde. Niet alleen in de grote gemeente van Rotterdam-Zuid, die aan het Mijnsherenplein samenkwam. Ook daarbuiten catechiseerde hij. Ook in zijn geboortedorp Nieuw-Beijerland. Als hij vanaf de kansel preeklas, miste je er geen predikant aan wat zijn voordracht en zijn stem betrof. Een man van gezag, tegen wie je hoog opzag, maar die ook heel klein kon zijn. Toen ds. A. Moerkerken, afkomstig van Rotterdam-Zuid en oud-catechisant van Bram, intrede deed in Nieuw-Beijerland, sprak laatstgenoemde hem toe. Nog hoor ik in gedachten hoe vaderlijk en hartelijk hij de jonge predikant toesprak, toen hij zei: Aart, lieve jongen...". Op de dag des Heeren 12 maart 1989 is Abr. van Bochove tijdens zijn middagslaapje plotseling overleden, 83 jaar oud. "Een grote is Israël was gevallen", schreef diaken C. Demper in zijn zeer lezenswaardige boek Een haven in een havenstad, verschenen ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Gereformeerde Gemeente van Rotterdam-Zuid. We lezen in dit boek hoe de fieere in het leven van Bram kwam: ls jongen zat hij eens onder de leesdienst van zijn vader, die een preek van ds. B. Smytegelt las over Prediker II:3b "En als de boom naar het zuiden, of als hij naar het noorden valt, in de plaats waar de boom valt, daar zal hij wezen". Smytegelt benoemde de hoofdinhoud van deze tekst "Op het tweeërlei uiteinde en deszelfs onherroepelijkheid". Deze preek werd het keerpunt in zijn leven. De Heere gebruikte deze eenvoudige leesdienst om hem staande te houden op de brede weg des verderfs. Bram was in het maatschappelijke leven in de voetsporen van zijn vader getreden; als kruidenier verdiende hij zijn brood in zijn zaak aan de Slaghekstraat in Rotterdam. Na zijn pensionering zou hij zich, met enige zelfspot, 'emeritus-kruidenier' noemen. Zijn leven was met God en Goddelijke zaken. Als kind al "preekte' hij voor zijn broers en zussen. Hij bezocht eens zijn zus Cor in Ede, lid van de Christelijke Gereformeerde kerk. Hij mocht blijven eten. Na de maaltijd vroeg hij om de Bijbel. Een zoon van deze zus, een recalcitrante puber, reikte hem met opzet een Nieuwe Vertaling aan. Maar die vlieger ging niet op: ij wilde alleen maar uit de Statenvertaling lezen.

En eens op bezoek bij een andere broer die naar het journaal op de buis zat te kijken, ging hij demonstratief met zijn rug naar de tv staan en vroeg ""Zet asjeblieft dat ding uit!" Overigens was humor hem niet vreemd. Dat blijkt onder andere uit het volgende: verschillende broers en zussen waren geboren imitators en konden meesterlijk iemands stem en gebaren nadoen. De dominees - ze logeerden vaak in de ouderlijke woning - waren geliefkoosde objecten.

Bram hoorde dat eens aan en zijn bruine ogen schitterden van pret, tot hij opeens besefte dat een herder en leraar werd nagedaan. Toen verstarde hij en zei: “t Is zonde!”

Zoon Jan

En dan was er Jan van Bochove, eveneens bekend in kerkelijk Nederland. Op 30 augustus 1928 installeerde ds. G.H. Kersten hem als hoofd van de lagere school in Zeist, nadat hij tevoren vier jaar in Aagtekerke en acht jaar in Oud Beijerland het onderwijs had gediend. In de kerkelijke gemeente

Zeist was hij als diaken werkzaam van 1929 tot zijn plotselinge sterven in september 1953-Sinds I935 vervulde hij het scribaat. Ook in politiek opzicht was hij niet onbekend. Sinds 28 november 1938 had hij zitting in de Provinciale Staten van Utrecht en van 1945 tot 1946 maakte hij deel uit van het 'Noodparlement' dat zitting had tot aan de verkiezingen van I946 voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Kortom, in een aantal Gereformeerde Gemeenten waren de Van Bochoves toonaangevend, menselijkerwijs gesproken.

Dochter Jannetje

Dan nog, om het maar bij deze kinderen te laten, was daar 'Zus'. Zó werd ze aangesproken. Ze heette Jannetje. Maar zo spraken alleen maar haar broers en zussen haar af en toe aan. In 1979 i^ ze op 87-jarige leeftijd overleden. Een ongehuwde vrouw, die woonde in haar huisje aan de Kerkstraat. Heel nuchter, maar ook heel teer in haar verhouding tot de Heere. Ds. Moerkerken heeft haar in zijn Nieuw-Beijerlandse periode van zeer nabij meegemaakt.

“Ik liep altijd even bij Jannetje binnen als ik gepreekt had. 't Was op de weg naar huis, de Middelstraat, bocht om de Kerkstraat in en dan de Voordoel, daar staat de pastorie. De laatste tijd liep ik altijd even binnen en als ik dan wat 'gemakkelijk' gepreekt had, dan waren mijn stappen iets groter dan normaal en dan kon je de klok erop gelijk zetten, dan kwam ik bij haar en dan zei ze: "Ja, ik heb niet zo kunnen luisteren vanochtend". Nou, dan liep ik dat laatste stukje naar huis weer in de pas... Was het helemaal niet gegaan, dan waren je stappen wat kleiner dan anders, en dan zei ze: "Ik heb toch zó kunnen luisteren! " Dat was feilloos. Hoe ze dat voelde, weet ik niet. En dan was je precies weer in balans. Ja, Jannetje wist Wie haar Middelaar was en waar haar schuld gebleven was. Zelf beleefde ze dat niet zo en zei ze van zichzelf dat ze nog vóór "die grote zaak' stond. Als ik een briefje van ds. Lamain kreeg, je weet hoe hij schreef, als zijn papier vol was ging hij aan de randen verder, stond daar ergens in de marge; 'Groet de kerkenraad en Jannetje ", aldus ds. Moerkerken. Haar familie heeft haar ervaren als een vrouw die de humor van de anderen miste. Rond 1970 kreeg ze bezoek van een neef, die voor de verandering zijn baard had laten staan.

Toen Jannetje dat zag, verschoot ze van kleur en zei ze: '"Maar kind toch, haal dat ding er toch af!" In de veronderstelling haar schaakmat te kunnen zetten, zei de neef: "Ja maar tante, Calvijn had toch ook een baard? " Haar antwoord kwam onmiddellijk: ""Ja, maarjij hebt een baard om wereldgelijkvormig te zijn!" Jannetje had niet alleen de belezenheid van haar vader geërfd. maar ook zijn prachtige bibliotheek met onder andere werken van Willem Teellinck.

Haar huisje aan de Kerkstraat 7 was een woning met zogenaamde geledingen'. Aan de achterkant van deze woning werd in 1850 de latere ds. N.H. Beversluis geboren.

Op 29 augustus 1979 overleed ze, 87 jaar oud. Ds. Moerkerken had de leiding bij haar begrafenis. Haar laatste rustplaats bevindt zich naast het graf van haar ouders op de Nieuw-Beijerlandse begraafplaats.

Woeste baren en brede stromen

De oude Aart van Bochove was wat we wel de spil' van de Gereformeerde Gemeente in zijn geboortedorp kunnen noemen. Van huis uit was hij Hervormd. In 1862 institueerde ds. L.G.C. Ledeboer in Nieuw-Beijerland een gemeente, waartoe het gezin van vader Van Bochove niet behoorde. Al enige jaren verkondigde deze predikant van tijd tot tijd Gods Woord voor een groepje mensen, dat samenkwam in de woning van timmerman Simon van der Wel. De eerste kerkenraadsleden waren de ouderlingen S. van der Wel en L. van Beek en de diakenen M. Boender en B. IJzerman. Men kwam samen in de schuur van Boender op de hoek Marktveld-Middelstraat. Op deze plaats is thans het architectenbureau Roos en Ros gevestigd. Over deze kerk zijn zware stormen gegaan, toen in 1907 tweederde van de gemeenteleden niet wenste te verenigen tot de Gereformeerde Gemeenten. Ongeveer 18 leden bleven over. Toch bleef het kerkgebouw in bezit van deze kleine minderheid. Als 'tweede institueringsdatum' werd 10 februari 1908 aan de Overheid gemeld. De levensvatbaarheid zou spoedig blijken. Toen in 1922 het kerkgebouw werd vergroot, was ds. Kersten in de dienst aanwezig en zong

hij met de verblijde Beijerlanders "God baande door de woeste baren en brede stromen ons een pad" (dit vermeldt ds. Kersten in De Saambinder van 28 december 1922, hoewel hij met de Beijerlanders dit vers ongetwijfeld in de berijming van Datheen heeft gezongen).

Verder lezen we in dit nummer van De Saambinder de volgende ontboezeming van ds. Kersten: En toen kwam er een opleven in de gemeente. Eerlijk, 't was vóór dien teveel dat één spijker aan de kerk geslagen werd. Geen deurslot kon gemaakt... er was geen geld. En toen kon alles. De kerk verbouwd, ze was toen veel te groot natuurlijk, geschilderd; een pastorie gebouwd; een dominé beroepen; een emeritus predikant verzorgd; zelfs vreesde men de groote kosten niet, uit Amerika een leeraar te beroepen. En nu weer de kerk vergroot. Nieuw Beierland geeft blijk van wat met kleine kracht een eensgezinde gemeente vermag. Geve de Heere de gemeente den geestelijken zegen geëvenredigd aan, ja boven den zichtbaren groei". En toen ook rond die tijd een oude leraar. waarschijnlijk ds. H. Kieviet, eens in de gemeente voorging, sprak hij over Zacharia 8:9 "En de straten dier stad zullen vervuld worden met knechtjes en meisjes, spelende op haar straten". Hij mocht daarin een belofte voor Nieuw-Beijerland zien en paste dat woord op deze gemeente toe. 2)

Kerkmuren opgebouwd

In deze gemeente kreeg Van Bochove een plaats. Hij werd er voorzanger, diaken, ouderling. 'Zijn' kerk was hem alles. Met de plaatselijke Hervormde gemeente, die van ds. Zaalberg vele jaren door de vrijzinnige prediking was gestempeld, had hij niet veel op.

Ledeboer keek persoonlijk heel wat milder tegen de Hervormde kerk aan dan Van Bochove deed. Ondanks zijn Ledeboeriaanse bloed heeft hij slechts eenmaal een voet in de Hervormde kerk gezet. Dat was in de oorlog, toen een aantal jongens uit het dorp was opgepakt om op transport gesteld te worden. Ze werden bijeengebracht in de grote kerk. Toen heeft Van Bochove met hen een gebed gedaan. Zijn per­ soonlijke verhouding tot de Oud Gereformeerde Gemeente was na de scheiding in I907, ondanks hetzelfde Ledeboeriaanse bloed, bepaald ook niet irenisch. Kerkisme was hem eigen. De scheur van 1907 zat hem heel hoog. Dat had ook met de opvattingen van ds. G.H. Kersten te maken, die hij bijzonder waardeerde. Ds. Kersten had toen hij nog maar 25 jaar was, de ledenvergadering in Nieuw-Beijerlands gemeente geleid en was samen met ds. H. Roelofsen naar Nieuw-Beijerland getogen om te proberen de kerkelijke eenheid te bewaren. Dat zat hem niet mee. Het werd een heel roerige ledenvergadering, verre van stichtelijk en helaas zeker niet in het teken van broederlijke liefde en verbondenheid. Ds. Kersten werd er, naar eigen mededeling, "hondsch bejegend". Deze vergadering had Van Bochove meegemaakt. Vanaf die tijd keek hij niet verder dan zijn eigen, strikt afgepaalde, kerkelijke erf. Hij bouwde liever de scheidingmakende kerk-

muren op dan dat hij ze slechtte. En ook daarin was hij niet Ledeboeriaans.

Houtskoolportret

Van Bochove met z'n aangeboren leiderschap heeft het kleine stekje van weleer met vaste hand leiding gegeven. En dat was hem wel toevertrouwd. Voor onze tijd wellicht tè heersend, maar in die jaren accepteerde men het gezag in veel sterker mate dan tegenwoordig. In combinatie met zijn bijna extraordinaire gaven gaf het hem zoveel ontzag, dat er later smalend over 'De paus van Nieuw-Beijerland' werd gesproken en daarmee werd dan Van Bochove bedoeld. Voor een dergelijk houtskoolportret kon maar één man op dat dorp model staan... In het boek 'Spanning in Spuidorp' ('s Gravendeel, 1987) tekent auteur Pleun R. Troost Van Bochove, die hij overigens Bokhout noemt, als een stuurse potentaat, een grimmige alleenheerser die geen tegenstand duldde. Een man die opgewonden reageerde, vol ongeduld was en vooral ook een harde baas was. En hoewel niet ontkend mag worden dat Van Bochove met straffe hand leiding aan de ge­ H meente gaf, is het nog een heel H verschil of dat op een vaderlijke wijze gebeurde of als een despoot. In het genoemde boek wordt Van Bochove's portret in een lijst gehangen waarin dit zeker niet thuishoorde en is zijn hoofd door een aureool van dictatuur omgeven die de waarheid geweld aandoet.

Hellenbroek

Vaak las hij uit de van ds. Abraham In de oude ij hield van Hollandse Keurstoffen Hellenbroek. druk. oudvaders. ij kroop er als het ware doorheen. De gemeente werd bij zulke preken opgevoed.

De keren dat hij preken las in het kerkje aan de Middelstraat zijn niet te tellen. Vaak las hij uit de Keurstoffen van ds. Abraham Hellenbroek. In de oude druk. Hij hield van Hollandse oudvaders. Hij kroop er als het ware doorheen. De gemeente werd bij zulke preken opgevoed. Leerstellige preken waren het doorgaans. Wie daar wat moeite mee had, kon van Van Bochove horen reageren in plat Beijerlands: "Leren mot je, onkunde is een wapen van d'n duivel!”

Later stelde hij zijn standpunt wat bij. In het besef toch ook een stukje met zijn tijd mee te moeten gaan, las hij eens een preek van een 'hedendaagse' prediker. De preek van ds. G. van Reenen handelde toen over de kamerling, "En hij reisde zijn weg met blijdschap". Dat deed heel wat stof opwaaien en er werd nog lang over deze "ommezwaai" gesproken.

Van Bochove las al in de gemeente toen hij nog diaken was. Met een groot stemvolume, dat helemaal bij zijn persoonlijkheid paste. De gebeden mocht hij als diaken niet doen, daarvoor kwam een ouderling naar het kathedertje. Zo ook op een hete zomermiddag. De ouderling die het gebed zou doen, was tijdens de leesdienst van grote vermoeidheid ingedommeld. Toen Van Bochove met zijn stentorstem "Amen!" had gezegd, schrok de betreffende ouderling wakker, strompelde naar het lessenaartje en sprak de woorden "O Heer' wij danken u van harte voor nooddruft en voor overvloed, daar menig mens eet brood der smarten, hebt Gij ons mild en welgevoed" enzovoorts. De man dacht dat de maaltijd beëindigd was...

Over de stem van Van Bochove is nog een verhaal bekend. Toen de gemeente nog geen orgel had, gingen er toch regelmatig stemmen op

om een dergelijk instrument aan te schaffen. Er werd erg voor geijverd. Op een keer ging ds. Kersten voor. Vanaf het kansehje hoorde hij hoe mooi er gezongen werd. De heldere stem van Van Bochove gaf als het ware leiding aan de gemeentezang. Oorstrelend mooi en eerbiedig. Na afloop van de dienst zei ds. Kersten: "Ze hebben hier nog geen orgel nodig, want Van Bochove heeft er een in zijn keel zitten!”

Met bid-en dankdagen ging ds. Kersten regelmatig in Nieuw-Beijerland voor. Zo ook aan het einde van de jaren '30. Dan was hij tussen de diensten bij het gezin Van Bochove. Hij was erg op Aart gesteld en dat was wederzijds. Het gebeurde wel, dat ds. Kersten dan zijn hand op de schouder van zijn gastheer legde. Die waardeerde dat meer dan zijn nuchtere vrouw. Ze had de dominee in zijn preek weer eens horen afgeven op Rome. Ze maakte een eind aan deze 'handoplegging' door de predikant op niet mis te verstane wijze te vermanen: "Houd maar eens op met dat schelden op Rome, en begin nu maar eens aan dien Hitler!”

De partij van vader Abraham

Tot zijn geestelijke vrienden behoorde ouderling Pleun Schelling uit het nabijgelegen Goudswaard. Met hem was Van Bochove innig bevriend. Ze trokken veel samen op. Van Bochove en Schelling. Zo bezochten ze samen Synodes, classes en partijdagen van de SGP, hoogtijdagen voor het kerkelijke en maatschappelijke leven. De gemeenten Oud Beijerland, Goudswaard en Klaaswaal zijn uit Nieuw-Beijerland voortgekomen en Van Bochove heeft in deze plaatsen veelvuldig gecatechiseerd. Toch waren Aart en Pleun totaal verschillende figuren. Schelling wilde bijvoorbeeld niet op huisbezoek gaan, maar Van Bochove zag dat als een hartader van het kerkelijke leven. Op dat punt zijn ze het ook nooit eens geworden. Als Van Bochove zijn broeder daarover aansprak, kreeg hij te horen: "Ze hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen!”

Van een van hun reizen is een verhaal bekend gebleven. Ze zaten samen in een coupé van de stoomtram, op weg naar een partijdag. Dat waren hele gebeurtenissen vroeger. Ze waren in druk gesprek gewikkeld over de SGP, over het programma van die dag, enzovoort. Tegenover hen zat een joodse koopman. Zijn hele uitstraling verraadde zijn afkomst. Onmiskenbaar iemand van het oude volk. Dat joodje hoorde hun gesprekken aan en vroeg ineens aan Schelling: "Mag ik wat vragen, meneer? " Ja, dat mocht. Met een zekere verachting klonk het: "De SGP, wat is dat nu eigenlijk voor iets? " Schelling gaf meteen het antwoord. Hij boog zich wat minzaam naar voren en zei: "Meneer, die SGP is een partij, daar zou vader Abraham voorzitter van geweest zijn als hij nog leefde!”.

Knien

Bekend is ook het volgende voorval. Voor de oorlog was er een diaken die nog maar een jaar tevoren in het ambt was gekozen. Hij had het hele jaar nog geen woord durven zeggen. Zo ging dat vroeger. Op Hemelvaartsdag kwam er een predikant in Nieuw-Beijerland spreken. Die diaken had goed mogen luisteren. Zó goed, dat hij na de dienst durfde zeggen dat hij het hartelijk eens was met het gehoorde. De reactie van Van Bochove was: "Als je nou nog maar een jaar in de kerkenraad zit, dan moet je je mond houden". De man hield beschaamd zijn mond... Wie durfde Van Bochove tegenspreken? Zo gebeurde het eens dat Van Bochove in de kerk een te zingen Psalmvers voorlas. In de berijming van Datheen kwam daarin het woord 'knien' voor. Dat zou in de spreektaal "knieën' moeten zijn, maar dat kon niet als zodanig gezongen worden. Bram vroeg kort daarna aan zijn vader op catechisatie: ""Vader, kunt u nu niet beter knieën lezen? " waarop de niet malse reactie kwam, ten aanhore van de hele groep catechisanten: "Wil je je mond weleens houden, snotneus, wil je het beter weten? Schaem je!" Het bleef dus knien.

Pastoraat op straat

Het winkeltje van Van Bochove was altijd open overdag. Van een verplichte winkelsluiting was in die tijd geen enkele sprake. Maandags stond hij, als er even geen klanten in de winkel waren, voor z'n deur. Dan keek hij met z'n kleine, gedrongen gestalte vorsend om zich heen. Wee degene die passeerde en die hij in een van de drie zondagse diensten had gemist.

Dan riep hij: "Waar zat je gisteren? " En wie dan een dienst had overgeslagen, liep graag een straatje om. Want anders kreeg je pastoraat op straat. Als er een dominee kwam preken, bleef hij de zondag logeren. Natuurlijk bij Van Bochove in de Voorstraat, in de woning achter de kruidenierswinkel. Als de oude dominee M. Hofman dan logeerde, mocht dochter Marie soms de boordenknoopjes van zijn vadermoorder vastmaken. Dan klonk het steevast wat benauwd: "Oh Marie, m'n velletje!" Smakelijk konden de Van Bochoves over hun ervaringen met de logerende weleerwaarde heren vertellen. Want humor was het gezin zeker niet vreemd.

Curator

Aart van Bochove heeft vele jaren zitting gehad in het curatorium van de Theologische School. Als een van de eersten zag hij het grote nut van een eigen theologische opleiding in. Hij was bezet met een grote liefde voor de TTieologische School, een liefde die hij op enkele van zijn kinderen overdroeg. Hij zag in het onderzoeken van de waarheid groot belang.

Van 28 tot en met 30 mei 1912 werd in ÏCrabbendijke een Generale Synode van de Gereformeerde Gemeenten gehouden. Daarop was Van Bochove afgevaardigd. Reeds eerder, in de Handelingen van de Synode van mei l^^l, wordt Van Bochove genoemd onder de gegevens van de classisafgevaardigden van classis Rotterdam. De toen 29" jarige ds. Kersten gaf op de Synode van 1912 te kennen, dat zijn gezondheid te wensen overliet en dat hij op medisch advies kalmer aan zou moeten doen. Het is dan met name de arbeid aan de TTieologische School, het docentschap, dat veel energie vroeg. Van Bochove stelde voor, dat de Synode in plaats van twee docenten er vier zou benoemen, die dan niet elk in zijn eigen woonplaats, maar op een door de Synode te bepalen plaats les zouden gaan geven. Hij motiveerde zijn standpunt: "Opdat het niet worde ik van Paulus en ik van Apollos". Het voorstel haalde het niet. Men was bang dat het een te zware last zou worden voor de predikanten die benoemd zouden worden. De vergadering kwam met drie alternatieven: meer docenten benoemen naast de twee functionerende, of de gemeente Rotterdam-Centrum, waaraan ds. Kersten verbonden was, de gelegenheid geven een tweede predikant te beroepen en ds. Kersten van het herderlijke werk in Rotterdam te ontslaan, of een predikant als docent aan te wijzen die van zijn gemeente wordt losgemaakt om zich geheel aan de opleiding van de aanstaande dienaren des Woords te wijden en zondags in vacante gemeente te dienen.

Dat laatste voorstel zou pas in 1996 worden aangenomen, toen ds. A.

Moerkerken als full time docent werd benoemd en hij van zijn gemeente Gouda afscheid nam.

Van Bochove was zijn tijd dus ver vooruit in dit opzicht. Overigens typeert zijn stellingname tijdens de Synode van 1912 hem ten voeten uit: een grote betrokkenheid op het ker-kelijke leven en diep overtuigd van de noodzaak van een gedegen opleiding.

Synodelid en deputaat

Hoewel hij nooit had gestudeerd, waren zijn ambtelijke gaven singulier en spreekwoordelijk. Hij was een autodidact, had zichzelf lezen en schrijven geleerd, was enorm belezen en daarbij zette hij zich geregeld tot een grondig onderzoek van de grondwaarheden van Gods Woord. Vandaar ook zijn helder inzicht in de geloofsleer. Zijn afvaardiging naar de Synode van 1912 zou niet de laatste keer zijn. Integendeel, ook in igiS' 1916, 1919, 1922 en 1925 had hij zitting in het hoogste kerkelijke orgaan. In 1928 was hij 'afwezig door huiselijke krankten', maar in 193^ en 1934 was hij er weer. In 1941 kwam hij later ter vergadering, waarschijnlijk als gevolg van vervoersproblemen vanwege de oorlog. In 1944 ontbrak afgevaardigde A. van Bochove, in 1947 was hij voor het eerst secundus en daarna komt zijn naam onder de afgevaardigden niet meer voor. Zijn leeftijd speelde hem parten. Binnen de synodale vergaderingen heeft hij vooraanstaande functies vervuld. In 1922 werd hij benoemd tot deputaat voor de Emeritering, en de Synode van 1925 benoemde hem tot lid van de Com-Toezicht (het latere missie van Curatorium, dat bevoegd is om te beslissen over toelating of afwijzing tot het volgen van de opleiding voor predikant). Ook was hij van deze synode scriba, dus lid van het Moderamen. Ondanks zijn zojuist genoemde afwezigheid in 1928 werd een uitvoerig rapport van hem over het emeritaatsfonds besproken. Van dit deputaatschap was hij in een dubbelfunctie lid; scriba/quaestor. In zijn rapportages kwam hij zakelijk en vooral ook duidelijk over. In 193^ keurde de Synode zijn rapport goed, waarin onderstaande tekst voorkwam: 'En nu doet bet deputaten leed, dat het laatste jaar de collecten aanmerkelijk minder opbrachten. Er was over dat jaar een uitgaaf van ongeveer f I.gOO, 00 meer dan de ontvangsten bedroegen. Dat kan noch mag zoo voortgaan. De gemeenten hebben een liefdeschuld aan de geëmeriteerde leeraars en hun weduwen en weezen. Het mocht haar een eere zijn die schuld te voldoen. In geen geval mogen dan ook gemeenten achterblijven in het collecteeren, gelijk thans met enkele gemeenten geschiedde. Wij bevelen met grooten nadruk de jaarlijksche collecten al den kerken aan”.

Krachtige taal, waar de afgevaardigden mee naar huis konden keren om hun medekerkenraadsleden op te wekken aan de behoeftige oude leraars en hun gezinnen te denken.

In 1947 is hij secundus. Wel liggen er van zijn hand de verslagen van Emeritering en Curatorium. Twee jaar later is Van Bochove verhinderd om de Synode bij te wonen. Er ligt dan een verzoek om ontheffing van het penningmeesterschap van Emeritering, na zich 25 jaar van deze taak te hebben gekweten. In het rapport van het Curatorium ten behoeve van de Synode van 1953 lezen we: 'Ouderling A. van Bochove is door zwakte en ouderdom niet in staat regelmatig de vergaderingen van het

Curatorium bij te wonen'. Daarna komt nog eenmaal zijn naam in het verslag terug, als op 6 juni 1956 waarnemend secretaris van het Curatorium, ds. J.W. Kersten, noteert: 'Op hoge leeftijd heeft de Heere, ouderling A. van Bochove tot Zich genomen en van ons weggenomen. Vele jaren heeft hij de gemeente van Nieuw-Beijerland als ouderling, en ook met zijn ervaring en adviezen het Curatorium, mogen dienen”.

In plaats van Uw vaderen zullen Uw zonen zijn, zegt Psalm ^S-Onder de lijst van afgevaardigden naar de Synode van 1956 komen we weer een A. van Bochove tegen: zoon Abraham.

Hij genoot meteen het vertrouwen van de mede-afgevaardigden als men hem benoemt als lid van de commissie die de moeilijkheden onderzoekt met betrekking tot de langdurige ziekte van student L. Vogelaar.

De raad van Achitofel

Van Bochove was een mens met feilen en gebreken en niets menselijks was hem vreemd. Hij was niet altijd 'op z'n plaats'. Dat bewijst het volgende voorval. Hij beschikte over een hittenkar waarmee hij de boodschappen, de kruidenierswaren, bezorgde. Op een kwade dag had de hit, zoals dat in de volksmond genoemd werd, 'scherp in'. Dat betekende, dat het beest een of ander scherp voorwerp met zijn eten naar binnen had gekregen. Het dier was daar erg ziek van. Van Bochove wist niet wat hij ermee aan moest. Hij kon het beest voor de zaak niet missen en hij was ook op zijn hit gesteld. Het hele dorp wist ervan, het hele dorp leefde met hem mee en velen baden of de hit weer beter mocht worden, tot de catechisanten toe. Maar het leek niet te helpen. Ten einde raad ging Van Bochove ermee naar een strijker. Toen de man zijn handen over het beest heen en weer bewoog, kreeg Van Bochove te zien dat hij in een verkeerde weg was. Hij kreeg het benauwd. Toen werd het gebed geboren "Heere, maak Achitofels raad tot zotheid! " Van Bochove maar bidden, en die man maar strijken. Dat ging zo een poosje door. Of die strijker het gevoeld heeft? Tenslotte zei hij: "Neem die hit maar mee, ik kan er niets mee beginnen! " Daar ging Van Bochove, hij had zijn les geleerd. En de hit herstelde.

Sociaal bewogen

Wie de foto van Aart van Bochove bekijkt, ziet een man met een doordringende, bijna priemende blik in zijn ogen. Gezag straalt onherroepelijk van hem af. En toch was hij gezegend met een rijk gevoel voor gezonde humor. Daarnaast kon hij sociaal bewogen zijn. In zijn winkel stopte hij regelmatig arme Beijerlanders wat levensmiddelen

in de hand. Hij keek dan eerst om zich heen of zijn vrouw Janna het niet zag, want die was wat minder vrijgevig dan haar man... O wee als ze het zag, dan riep ze hem tot de orde. Soms verkocht hij "op de lat", wetende dat de schuld vrijwel nooit betaald zou worden.

Ook op het einde van zijn jaren, toen hij wat dementeerde, stopte hij regelmatig zijn kleinkinderen een kwartje of een gulden in hun hand en zei er dan met een ondeugende twinkeling in zijn ogen zachtjes bij: "Niet tegen opoe zeggen, hoor!”

Op een keer stonden zijn zoons Piet en Aart, vaak onafscheidelijk, op straat voor de winkel met een groepje vrienden te praten. Ze maakten nogal lawaai. Janna ergerde zich eraan en stuurde haar man eropaf. Van Bochove gehoorzaamde zijn vrouw, ging naar buiten, zei met stemverheffing "Schamen jul­ lie je niet, vlegels!" en het groepje stoof verschrikt uiteen. Van Bochove, die een groot begrip voor de jeugd had, genoot van hun verschrikte reactie.

Zwart en grijs

Van zijn kinderen eiste hij een voorbeeldig gedrag. Zijn jongste dochter Cor (geb. 1912) was het laatste meisje op het dorp dat zwarte kousen moest dragen van haar vader. Al haar vriendinnen moch­ ten grijze kousen hebben, maar zij niet. Op een fietstochtje met haar vriendinnen vertrok ze keurig met zwarte kousen. Als een eenling.

Maar even buiten het dorp werd halt gehouden en zwart werd verwisseld voor grijs. Op de terugweg gebeurde het omgekeerde. Van Bochove wist niet beter of hij had een gehoorzame, oppassende dochter... Over de verhouding tot de 'Grote kerk' is al het een en ander meegedeeld. In de tijd van Van Bochove was die gemeente behoorlijk ruimer van opvattingen dan tegenwoordig. Een jeugdbijeenkomst rond de Kerst in het begin van de jaren '20 trok soms ook wat jongeren uit de kerk van Van Bochove. De kerstboom die dan in de kerk stond was een voor hen ongekende attractie. Maar de kinderen Van Bochove kregen een verbod opgelegd. Zij mochten geen voet in die kerk zetten. Daarnaast zou Aart van Bochove het echter nooit nalaten om, als hij de hervormde predikant tegenkwam, zijn karakteristieke platte pet met klep af te nemen en de dominee te groeten. Echt verstoord waren de persoonlijke verhoudingen zeker niet. Toen een van de zoons in ondertrouw ging, was het de hervormde dominee die aan huis kwam feliciteren. Men herinnert zich van dat bezoek nog heel goed, dat deze man, ongetrouwd, verlegen en onhandig, tijdens het handen schudden struikelde en prompt op de schoot van Bram belandde, tot hilariteit van de hele familie.

De parel naar Boven

Op zondag 12 december I954-' op de 63' verjaardag van dochter Jannetje, brak voor hem de eeuwige Sabbat aan. Hij overleed op 84-jarige leeftijd in zijn woning Voordoel 26. Behalve van de familie werd er eveneens een rouwadvertentie van de kerkenraad in De Saambinder, het

kerkelijk weekblad van de Gereformeerde Gemeenten, opgenomen. Preses D. Alblas noemde hem daarin 'onze oudste ouderling en vriend' die 46 jaren de gemeente in getrouwheid mocht dienen. In de advertentie van de familie werd de tekst 'Ik leef en gij zult leven' (Joh. 14:19b) vermeld, in het bericht namens de kerkenraad staat 'Zalig zijn de doden die in de Heere sterven'. In De Saambinder van 23 december 1954 lezen we een uitvoerig verslag van zijn begrafenis. De rouwdienst werd in het kerkgebouw gehouden. Ds. H. Ligtenberg van Rotterdam-West was de eerste spreker, die zijn gehoor bepaalde bij Openbaring 7. "De schelp is achter gebleven, maar de parel is naar boven gegaan", zo sprak de predikant onder andere. Na hem voerde ds. L. Rijksen uit Middelburg het woord, die sprak namens alle gemeenten in Nederland. Ouderling J. de Kok uit Middelburg sprak namens het Curatorium. Hij sprak de wens uit dat de zoons de plaats van hun vader zouden mogen innemen. De laatste spreker in de kerk was ouderling P.J. Lamoré uit Zeist, voormalig hoofd van de school in Nieuw-Beijerland. Hij roemde de omgang die de overledene met het onderwijzend personeel heeft gehad, de samenwerking met hem als ouderling en hij noemde hem tenslotte een herder die zijn schapen trouw opzocht in tijden van nood, ziekte en droefenis.

Nadat ds. Ligtenberg was voorgegaan in gebed en Psalm 84:6 had laten zingen, werd het kerkgebouw verlaten. Een zeer groot aantal belangstellenden volgde de lijkkoets naar de begraafplaats. Daar spraken achtereenvolgens ouderling D. Alblas, ds. Ligtenberg en zoon Sander. Laatstgenoemde bedankte sprekers en belangstellenden en verzocht te zingen Psalm 89:8 namens zijn moeder en Psalm 73^13 namens zijn overleden vader.

Nadat deze droeve plechtigheid was geëindigd, begaf men zich weer naar het kerkgebouw, waar ouderling Alblas Psalm 90 las en ouderling L. Huisman (de latere predikant) eindigde met dankzegging. Over het geestelijke leven van Aart is nauwelijks iets in de familiekring overgeleverd. Wellicht had dat te maken met zijn gesloten karakter als het over deze zaken ging, hoewel hij zeker ook tijden gekend zal hebben dat het hem makkelijker viel om te spreken dan om te zwijgen. Tot zijn dood toe is hij een 'bekommerde' man gebleven die op het laatst van zijn leven, tot op zijn sterfbed toe, nog veel bestrijdingen heeft meegemaakt. Maar uit het gegeven dat het zijn wens was om bij zijn open graf te zingen uit Psalm 73:13:

Als ik dan U heb, o Heer' mijn! zou daar iets anders mijn God zijn?

Zou ik ergens groot ofte kleene, een God hebben dan U alleene ?

Maar ik werde nu gansch versmacht.

Mijn hart verliest al zijne kracht; doch Gij zijt, Heer', rnijn Troost geheel,

mijn Borg, mijn mijn Toevlucht, Erfdeel,

blijkt het uitzicht op de eeuwige zaligheid, ondanks dat hij 'gansch versmacht' was en zijn hart al zijn kracht verloren had. Al was zijn spreken over zijn eigen geestelijke leven dan niet overvloedig geweest. Aart van Bochove sprak met zijn leven. En die spraak werd gehoord en herkend. Een enkele dag voor zijn heengaan moest ds. F.J. Dieleman een weekbeurt in Goudswaard vervullen. Hij zei tegen zijn vrouw, die hem vergezelde: "Laten we nog eens even bij de oude Van Bochove gaan kijken, want dat kaarsje gaat langzamerhand uit". Zodoende gingen zij de woning binnen.

Van Bochove lag in de achterkamer op bed, zijn ogen gesloten. "Kun je nog wat zeggen, Van Boc-hove? " vroeg ds. Dieleman. Daar gingen zijn ogen open. Hij had de vraag goed verstaan. "Laten we maar zingen: 'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheên", zo klonk het. Zeer indrukwekkend werd deze Psalm door de zes aanwezigen gezongen: Van Bochove en zijn vrouw, dochter Jannetje, zijn kleindochter Maartje en het echtpaar Dieleman. Een paar dagen later werd dit vers eeuwige werkelijkheid voor hem.

“tWas niet veel, m’n jongen”

Zijn weduwe overleefde hem tot ook voor haar het stervensuur aanbrak, op 10 juli 1957-Op haar

grafzerk staan de woorden: Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zahgheid, die bereid is, om geopenbaard te worden in den laatsten tijd (l Petrus 1:5). Zij stond in kerkehjk opzicht veelal in de schaduw van haar man, hoewel zij als het moest ook haar mannetje stond. Het gebeurde nogal eens, dat er studenten moesten voorgaan in Nieuw-Beijerlands gemeente. Wat konden die mannen er dan tegenop zien om na de dienst bij de Van Bochoves aan te gaan. Ze waren banger voor mevrouw Van Bochove dan voor haar man. Ongezouten gaf ze haar commentaar op de preek en zo kon het onomwonden klinken in de oren van zon zenuwachtige student: 't Was niet veel, m’n jongen!”

Anno 200I

Wie Nieuw-Beijerland bezoekt, zal ondanks veel nieuwbouw en uitbreiding nog veel plaatsen kunnen aantreffen die herinneren aan de tijden van weleer, de tijd waarin Aart van Bochove de kerkelijke scepter zwaaide in 'zijn' gemeente. Zijn voormalige kruidenierswinkel is er nog, zijn sterfhuis bestaat nog, de kerk aan de Middelstraat is - zij het uitgebreid - nog op dezelfde plaats als toen. De Hervormde kerk torent nog boven het dorpsgebeuren uit, de pastorie aan de Voordoel staat er nog steeds en ook het kerkgebouwvan de Oud Gereformeerde Gemeente in Nederland is nog hetzelfde. We bezochten deze relevante plaatsen en we sloten ons onderzoek af met een korte zoektocht over de begraafplaats, tot we stil hielden bij het graf van Aart van Bochove en zijn vrouw en dat van hun dochter Jannetje. Het is die zaterdag lichtbewolkt met veel zon. De gouden stralen rusten een ogenblik op de zwarte letters alsof ze de woorden daarop extra aandacht willen geven. In stil gepeins blijven we voor de zerken staan. Het is zo stil als het ook op een begraafplaats hoort te zijn. Slechts enkele vogels eren hun Schepper met hun lied. De indrukken ontbreken niet.

Als we even later het hek van de begraafplaats weer zachtjes sluiten, vallen ons op dat hek twee letters van het Griekse alfabet op: De Alpha en de Omega. De prediking die daarvan uitgaat is duidelijk: Ik ben de Eerste en de Laatste. En die prediking wordt op Nieuw-Beijerland nog steeds in verschillende kerken gehoord, zowel in de levende verkondiging als in de leesdiensten.

Noten:

l) We noteerden kris-kras wat karaktereigenschappen, aardigheden en eigenaardigheden uit zijn leven en uit dat van zijn kinderen. Deze zijn ons voor een deel welwillend ter hand gesteld vanuit de familiekring en voor een ander deel aangereikt door ds. A. Moerkerken, die van 1974 tot 1987 de Gereformeerde Gemeente van Nieuw-Beijerland diende. Het dorp, waarin Aart van Bochove niet alleen ter wereld kwam, maar waar hij ook voor het laatst zijn ogen sloot. Tijdens de bediening van ds. Moerkerken bleek, hoe groot de plaats was die Aart - we wag-en het om hem wat oneerbie­ dig zo te noemen in dit artikel - in deze dorpsgemeenschap heeft ingenomen. En niet te vergeten ook daarbuiten. Regelmatig viel zijn naam nog. Bij tal van onderwerpen werd naar hem verwezen, aan hem gerefereerd. Ook nog twee, drie en vier decennia na zijn heengaan.

2) De huidige predikant, ds. D. de Wit, deelde mee dat er in de zomer van 2001 in de gemeente I20 kinderen zijn tussen vier en tien jaar, als een bevestiging van dit Schriftwoord. Opmerkelijk, want toen in 1974 ds. A. Moerkerken in deze gemeente intrede deed, trof hij er een grotendeels vergrijsd volk aan. Des te opmerkelijker was het, toen in 1994 twee jonge ambtsdragers uit deze gemeente werden toegelaten tot de Theologische School en nu in Krimpen en op Urk hun ambtswerk als predikant verrichten.

3) Met dank aan de predikanten A. Moerkerken (Capelle aan den IJssel) en D. de Wit (Nieuw-BeijerlancO, de heer A. Vingerling te Ochten en in hem zijn moeder mevrouw C. Vingerling-van Bochove, de heer W.A. van Bochove te Vlissingen en mevrouw M. Boerman-van Bochove uit 's-Gravenpolder, de heren J.P. Izelaar, J. Bijl en L. Dam en de dames De Bonte te Nieuw-Beijerland.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2001

Oude Paden | 56 Pagina's

Ouderling Aart van Bochove (1870-1954)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2001

Oude Paden | 56 Pagina's