Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Een voorganger herdacht’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Een voorganger herdacht’

Levensverhaal van ds. Johan Willem van Ree

31 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder de titel Een voorganger herdacht verscheen na het overlijden van ds. Johan Willem van Ree (1890-1934) een kort overzicht van het leven en sterven van deze predikant met enige overdenkingen. Het werd verzorgd door ds. L.H. van der Meiden, predikant in Den Haag. In dit artikel zal uitvoeriger stil gestaan worden hij de levensloop van deze christelijke gereformeerde predikant, die, hoewel hij niet zo heel lang predikant was, toch een onvergetelijke indruk naliet.

Als op 24 februari van het jaar 1890 te Hillegersberg Johan Willem van Ree geboren wordt, behoort Hillegersberg nog niet tot de gemeente Rotterdam. Hillegersberg is dan een rustig dorp ten noorden van die stad. Met enkele andere dorpen die de stad Rotterdam omgeven, wordt het in 1941 geannexeerd.
Eind negentiende, begin twintigste eeuw, is Rotterdam een kerkse stad met veel kerkgebouwen van allerlei kerkelijke denominaties: de Nederlandse Hervormde Kerk, de Rooms-Katholieke Kerk, de Kerken van de Afscheiding. De Christelijke Gereformeerde Kerk, die alfabetisch misschien wel vooraan staat, moet echter tot de geringsten gerekend worden. Wat Rotterdam-Centrum betreft, is het kerkgebouw zelfs moeilijk te vinden. Het staat achter de huizen van de Jonker Fransstraat. Op zondag kerkt het gezin Van Ree daar in dat voor het oog verborgen kerkgebouw.
Voorheen was het gebouw zelfs geen godshuis, maar een fabriek. In meer vooroorlogse wijken werden in de steden de ruimten binnen de huizenblokken gebruikt voor de kleinere industrie. Toen de fabriek door leegstand beschikbaar kwam, werd die in 1898 na een grondige verbouwing als schuilkerk ingericht en in gebruik genomen. Na de renovatie had het interieur alle kenmerken van een kerkgebouw. Het exterieur was aan het oog onttrokken. De kerk was slechts via een poortje tussen de huizen bereikbaar.

Jeugd
Johan Willem van Ree is 's zondags met zijn ouders te vinden onder de prediking daar binnen dat huizenblok. En het behaagt de Heere er tot zijn ziel te spreken.
Door Zijn vrijmachtig welbehagen wordt die schuilkerk voor hem een 'schuilplaats'. Zowel aan de kant van vader als van moeder Van Ree heeft de Heere Zijn genade willen verheerlijken. We lezen dat in het boek(je): 'Een voorganger herdacht' verzorgd door ds. L. H. van der Meiden, christelijk gereformeerd predikant, die de gemeente 's-Gravenhage dient (1927-38). We volgen het geschriftje.
Uit wat de broer van ds. Van Ree er in schrijft, blijkt dat de ouders aandachtig gadeslaan hoe hun kinderen zich onder de bediening van Gods Woord bevinden. Het vervult hen met blijdschap te mogen opmerken dat in het jonge hart van Johan Willem indrukken zijn van dood en eeuwigheid. Hij wordt daardoor voor vele zonden der jonkheid bewaard.
In de woning van de familie Van Ree komen vaak kinderen Gods bijeen. Ze vormen een gezelschap om gezamenlijk over de wegen des Heeren te spreken. De jonge Johan Willem is er menigmaal bij en luistert aandachtig toe. En heübegerig! Als kind is hij vaak op verborgen plaatsen te vinden om de nood van zijn ziel aan de Heere bekend te maken en te vragen of de Heere ook in zijn hart de vreze van Zijn Naam wil planten, of de Heere hem bewaren wil voor alles wat God onteert en hem wil leiden om zonder verschrikken voor Hem te verschijnen.

Timmerman
Als hij de lagere school doorlopen heeft en de vraag zich voordoet welk beroep hij kiezen zal, kiest Johan Wülem voor de opleiding tot timmerman. Hij volgt met toewijding die opleiding. Later, als hij het ambt van dienaar des Woords bekleden mag, ziet hij met voldoening er op terug dat hij zich in het maarschappelijk leven ook nuttig heeft weten te maken in dit Vcik. Na voltooiing van zijn scholing wordt hij aangenomen bij de firma Bruynzeel die in het Zwaanshals, in het Oude Noorden van Rotterdam, is gevestigd. Hij ondervindt daar wel dat niet elke Rotterdammer kerks en kerkelijk is en eerbied heeft voor Gods Woord. Spottaal is menigmaal zijn deel als hij met grote vrijmoedigheid Paulus' voetsporen mag drukken en nazeggen zoals deze in de Romeinenbrief schrijft: 'Ik schaam mij des Evangelies van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid...’
Het wordt hem door zijn kornuiten, zijn collega's, niet in dank afgenomen als hij hen de noodzakelijkheid van geloof en bekering voorhoudt. Ze lachen hem uit. Maar er zijn er ook die ervan onder de indruk geraken dat zijn dadelijke gehoorzaamheid en de vrijmoedigheid de praktijk is van zijn innerlijke overtuiging waarmee hij gestalte mag geven aan wat hij zegt.

Belijdenis
Intussen bereikt hij de volwassen leeftijd en legt de Heere de begeerte in zijn ziel om meer en meer de zonde te mijden en de Heere te zoeken in gemeenschap met Zijn volk. Ondertussen worstelt hij met de grote vraag: 'Hoe kom ik ooit met God verzoend, hoe word ik tot Hem bekeerd’.
Als hij op zichzelf ziet, beleeft hij het onmogelijke van die zaak, maar ziende op Hem van Wie de dichter zegt: 'Maar bij U is vergeving', komt er hoop in zijn ziel en bestormt hij de Troon der Genade. Hij doet belijdenis des geloofs. Niet omdat hij de leeftijd heeft, maar omdat het zijn innerlijke begeerte is geheel zijn hart de Heere te wijden. Hij verdiept zich in lectuur waarin hij onderwijs ontvangt aangaande God en Goddelijke zaken en vermaakt zich in de dingen van Gods Koninkrijk. Als hij het bekostigen kan, koopt hij boeken waaruit hij dat onderwijs ontvangen kan.

Aan de bediening
Als in de gemeente de dis des Verbonds staat aangericht, geeft hij toe aan de onweerstaanbare drang de dood des Heeren te verkondigen. Als dooplid ontving hij reeds de begeerte om dat met het volk des Heeren te doen. Maar hij was geen belijdend lid. Nu is hij dit wel. Hij heeft niet alleen een kerkelijk recht, maar ervaart ook een Goddelijk recht. Daarom gevoelt hij dat de Heere van hem eist Zijn dood te gedenken en daarmee te betuigen dat zijn leven buiten hem ligt in die gezegende Borg en Zaligmaker. Wat valt het hem mee die ochtend! Daar zit hij niet als bekeerde jongen, maar als een doemwaardig zondaar en mag hij gebruik maken van brood en wijn. Hij leert de Heere kennen als de Borg van zondaren, als de Borg, ook van Johan van Ree.
Gedreven door de lust zijn Schepper groot te maken zoekt hij wegen om de genadeboodsch-ap te verbreiden en vindt die in de volksen achterbuurten van Rotterdam. De begeerte om anderen te onderwijzen in de weg der zaligheid ligt reeds lang in zijn hart en groeit gaandeweg meer, al kan hij niet bezien hoe dit nog eens werkelijkheid zal worden. Door de kerkenraad blijft hij niet onopgemerkt. Hij wordt gekandideerd voor diaken en gekozen. Vrijmoedig mag hij zijn roeping volgen, maar bekleedt dit ambt slechts eenjaar. Hij wordt op tweetal gesteld voor ouderling, gekozen en bevestigd.

Ouderling
Ouderling Van Ree is bedeeld met geestelijke gaven. Degenen die daarvan getuigen zijn geweest, spreken er met veel respect en waardering over. De stad Rotterdam groeit en onder de bearbeiding van ds. P. de Groot groeit de Christelijke Gereformeerde Kerk van Rotterdam ook. Ze komen van heinde en ver en leggen daarvoor afstanden af die haast niet meer te belopen zijn. Omgezien wordt naar lokaliteit zowel in Rotterdam-Zuid als in Rotterdam-West. Bij de ouderlingen die daarheen gaan om de gemeenteleden door het lezen van een preek te stichten behoort ook Van Ree. De Heere stelt hem tot zegen en geeft hem ook een persoonlijke zegen. Het is de eenvoud waarmee hij zijn werk doet, die hem geliefd maakt en tot die rijke zegen stelt. Omdat het de lust van zijn hart is en omdat hij al zijn tijd en gaven er voor beschikbaar wil stellen breidt zijn arbeid zich uit en bestaat zijn tijdsbesteding op den duur volledig uit evangeliseren, preeklezen, catechiseren en het doen van huisbezoeken.

Huwelijk
Is zijn levensdoel dan bereikt? Ligt er voor hem, die zo rijk bedeeld is met singuliere gaven, niet een roepingverder dan ouderling? De gedachten bezetten hem wel! Maar er komt een andere zaak in zijn leven. Hij raakt bekend met ds. A. Makkenze, predikant van de Gereformeerde Gemeente te Nieuw-Beijerland, en hij vindt in hem een vaderlijke vriend. Hij leert ook zijn dochter kennen, Sjaan Makkenze. Ze raken aan elkaar verbonden en besluiten als man en vrouw hun levenspad te delen. Zij beloven elkaar trouw. Hun huwelijk zal kinderloos blijven.

Contact ds. De Groot
't Wordt moeilijk. Het gewicht van zijn ambtelijk werk weegt hem zwaar. Als nu de Heere hem eens duidelijk riep! Als hij nu eens mocht weten dat de Heere hem in Zijn wijngaard wdl gebruiken. Hij wil het zeker weten! Hij heeft intussen de leeftijd van ruim dertig jaar bereikt. Dan ligt in de regel de maatschappelijke bestemming vast. En daarbij komt, hij ziet hoog op tegen de knechten die hun Koning mogen dienen en daartoe bekwaamd zijn via een opleiding in de theologie.
Veel doet hij om aan de drang, die bijkans onweerstaanbaar in hem woelt, te ontkomen. Wat is hij bevreesd er zelf tussen te zitten en een weg te gaan die rust op eigenwilligheid. De zaak wordt hem zo opgebonden dat er een worsteling in zijn leven ontstaat rondom de vraag wat de Heere van hem wil. Volgen! Ja, maar in welke weg? Tot op een morgen onder zijn werk zijn gedachten zo geleid worden naar de begeerte om de Heere te dienen met al zijn krachten, dat hij niet langer weerstand kan bieden. Niet ver van de fabriek staat aan de Bergweg de pastorie waar ds. De Groot woont. Van Ree legt zijn gereedschap neer en gaat naar hem toe. Ds. De Groot is thuis en het verwondert hem dat hij zijn ouderling die morgen in zijn overall plotseling voor zich ziet staan. Wat hem niet verwondert, is de zaak die hem bezighoudt. Innerlijk hoopte hij reeds lang op wat nu verwezenlijkt lijkt te worden.
'Het overvolle hart', zo schrijft de broer van ds. Van Ree in het boekje Een voorganger herdacht wordt uitgestort en beiden gevoelen er iets van; nu is het 's Heeren tijd. Zo spreken ze die morgen samen over de zaak die hen beiden voorkomt als de roeping waarmee de Heere Van Ree roept tot Zijn dienst. Ds. De Groot geeft hem enige wenken hoe hij nu verder te handelen heeft. Hij bespreekt de zaak ook met de broeders kerkenraad. Zij worden ervoor ingewonnen en op de volgende kerkenraadvergadering mag broeder Van Ree in besloten kring een stich­ telijk woord spreken. De tekst waarover hij spreekt is Jesaja 53:4: 'Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achten Hem dat Hij van God geslagen en verdrukt was.’

Voorganger
Mocht er iemand zijn die twijfelde, de twijfel wordt die avond weggenomen. Met algemene stemmen wordt ouderling Van Ree toestemming verleend om te Rotterdam-Zuid in de avonddienst een stichtelijk woord te spreken. Hij spreekt daar naar aanleiding van Johannes 12 ; I-8 over 'Het offer der liefde, door Maria gebracht'. De Heere beschaamt niet. Het wordt een onvergetelijk uur, voor hem en voor zijn hoorders. De Heere verbindt er Zijn zegen aan, waarin ook hijzelf mag delen. Er komt ook een vervolg, want er volgt nog een stichtelijk voorgaan en er vloeit uit voort dat hij nu vrij geregeld in Rotterdam-Zuid het Woord bedienen mag. De Heere bedient hem in zijn arbeid en stelt hem tot een rijke zegen.
Het wordt intussen wel wat veel. Overdag verricht hij zijn werk in de timmerfabriek van Bruynzeel aan het Zwaanshals, 's avonds heeft hij zijn ambtelijk werk als ouderling, 's nachts bereidt hij zich voor op de zondag en hij heeft een vrouw getrouwd. In alle eenvoud legt hij deze zaak aan de Heere voor. Wat een werk verzet hij en wat vergt hij veel van zijn krachten, vooral ook als zijn werk wordt uitgebreid. Hij ontvangt toestemming om niet alleen in Rotterdam-Zuid maar ook binnen de classis Rotterdam in alle gemeenten voor te gaan.
De gemeente Schiedam is de eerste die hem verzoekt dit in haar midden te doen. Dat kan op grond van art.3 van de Kerkorde waarin ondermeer staat dat een kerkenraad een door hem bekwaam geachte broeder, hetzij ambtsdrager of gewoon lid, aan de classis kan presenteren met het verzoek de kerkenraad toestemming te verlenen om deze broeder onder zijn opzicht een stichtelijk woord te laten spreken en arbeid in de gemeenten doen verrichten.

Schiedam
Van Ree mag deze roeping volgen, hij gaat in Schiedam wonen en de gemeente dienen als lerend ouderling. De datum is niet te achterhalen, wel de tekst waarmee hij zijn intrede doet. Hij bedient het Woord uit Handelingen 10:33b: "Wij zijn dan allen nu hier tegenwoordig voor God om te horen al hetgeen u van God bevolen is.’
Rijke schatten mag deze drie en dertigjarige lerend ouderling opdiepen uit 's Heeren Woord. De Heere ondenvijst hem. Zelf geraakt hij in zijn geringheid op de achtergrond en het Woord van zijn Zender komt onder zijn bedienig tot volle ontplooiing. Alle beschikbare tijd besteedt hij aan zijn arbeid. Tot in de nachtelijke uren is hij gebogen over Gods woord, de akker waarin de Schat verborgen ligt. Die Schat wil hij voorstellen. Als zijn broer over hem schrijft - en we mogen toch hier wel vermelden dat ook hij met bijzondere gaven bedeeld was om de Heere te dienen - maakt hij er gewag van dat na elke bediening van het Woord zijn betuigingwas wat Psalm 116:1 berijmd weergeeft: 'Hij schenkt mij hulp. Hij redt mij keer op keer’.
In de gemeente Schiedam, die daarvan getuige is, rijst de vraag wat er eigenlijk in de weg staat dat ouderling Van Ree als dienaar des Woords in hun midden zal verkeren. Een afvaardiging uit de kerkenraad brengt op de eerstvolgende classicale vergadering het verzoek over en na onderzoek wordt aan broeder Van Ree toegezegd zich verder te mogen vormen, begeleid door enkele predikanten uit de classis. Daarbij behoort ook het proponeren in enkele gemeenten in de classis. 14 oktober 1925 vergadert de classis Rotterdam. Het is voor broeder Van Ree een vergadering van veel gewicht. Na de bevredigende rapporten over zijn proponeren krijgt hij de gelegenheid voor deputaten art. 49 DKO te improviseren over Matthéüs 11:28, waar staat 'Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven'.
Wat een dag is het voor hem als de classis Rotterdam in haar vergadering met algemene stemmen besluit aan broeder Johan Willem van Ree de lastbrief uit te reiken en hem meedeelt dat hij als kandidaat in de heilige bediening is toegelaten en beroepbaar is in de Christelijk Gereformeerde Kerk. Het wordt hem op gevoelvolle wijze meegedeeld door de preses van de classis, ds. G Molenaar, die op dat moment de gemeente van Oud-Beijerland dient. 'Welkom in de strijd', zo roept deze grijze dienaar hem toe. Kandidaat Van Ree dankt de vergadering, waarna hem biddend toezongen wordt Psalm 121:4.

Bevestiging tot predikant
Kandidaat Van Ree hoeft niet lang op een beroep te wachten. Nog diezelfde avond komt de gemeente van Schiedam bijeen om de Heere te danken. Ds. De Groot gaat voor. Hij bedient het Woord uit Jesaja 52:7: 'Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die den vrede doet horen; desgenen, die goede boodschap brengt van het goede, die heil doet horen; desgenen, die tot Sion zegt: Uw God is Koning'. Het is de gemeente Schiedam die hem onmiddellijk beroept; een beroep dat door hem ook onverwijld wordt aangenomen. Nog geen maand na zijn kandidaatstelling, dinsdag 10 november 1925. bevestigt ds. P. de Groot hem in het ambt van Dienaar des Woords met een predikatie over Ezechiël 33:7: 'Gij nu, o mensenkind. Ik heb utot een wachter gesteld over het huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond horen, en hen van Mijnentwege waarschuwen.'
Twee dagen later doet ds. Van Ree intrede in zijn gemeente Schiedam met de woorden uit Kolossensen I:27b en 28: Dezer verborgenheid onder de heidenen, welke is Christus onder u, de Hoop der heerlijkheid; Denwelke wij verkondigen, vermanende een iegelijk mens, en lerende een iegelijk mens in alle wijsheid, opdat wij zouden een iegelijk mens volmaakt stellen in Christus Jezus.' Zijn thema is 'Christus, de Hoop de heerlijkheid'. Christus als enige grond der zaligheid prediken is zijn vooropgesteld oogmerk.

Naar Barendrecht
Nog geen jaar dient hij de gemeente van Schiedam als dienaar des Woords of hij ontvangt een beroep naar de gemeente van Barendrecht. Barendrecht is een agrarische gemeente. De Christelijke Gereformeerde Kerk aldaar telt ruim tweehonderd leden.
Al in 1925 brengt de gemeente van Barendrecht een beroep op lerend ouderling Van Ree uit, waarvoor hij moet bedanken. We lezen in de notulen van 30 januari 1925: 'Nog werd gesproken over het beroepen van een Predikant tenslotte kwam men overeen om het in ernstige overweging te nemen om den Heer J. W. van Ree te beroepen'.
In die van 31 rnaart 1925: "Weer kwam ter sprake het beroepen van een Predikant het besluit was dat de voorzitter inlichtingen zou trachten in te winnen bij onzen Consulent om den Heer J. W. van Ree van Schiedam te beroepen als Leerend Ouderling'.
Op 27 april 1925: '15 April heeft de Kerkeraad een ledenvergadering belegd om J. W. v. Ree uit Schiedam te roepen, om als leerend Ouderling onder ons te arbeiden, waar wij allen mee ingenomen waren, zoodat op deze onze vergadering den brief werd opgemaakt om hem bij een zekere gelegenheid te overhandigen'.
Tenslotte op 5 Juni 1925: '30 mei ontvingen wij het bericht van den Heer J. W. v. Ree dat hij onze roeping niet op kon volgen'.
Maar het laat Barendrecht niet los. Twee jaar later komt de zaak weer aan de orde. We lezen in de notulen van de ledenvergadering van 3 januari 1927: 'Het doel dezer vergadering werd door de Voorzitter aan de leden meegedeelt, en dit was om Ds. J. W. van Ree van Schiedam met axxlamatie te beroepen, al de leden die tegenwoordig waren stemde hiermede in, en bij degeenen die niet tegenwoordig waren, zou een bezoek gebracht worden, om hen te vragen of zij ook met dat voorstel instemde, na deze gingen er stemmen op in de vergadering om het Tractement voor de aanstaande beroepen Predikant te verhoogen, na hier een en ander over gesproken te hebben, werd er besloten dat de Kerkeraad dat verder in overweging zou nemen en na deze ledenvergadering, op dienzelfden avond, kwam de Kerkeraad overeen om het Traktement met f 200 te verhogen, zodat het jaarlijksch salaris van de Predikant die we wenschen te beroepen, en die we hopen dat hij tot ons zal komen zal zijn f 2200'.
Veel aantrekkelijks heeft die gemeente voor hem niet, maar het duurt niet lang of hij wordt er voor ingewonnen. Hij deelt zijn kerkenraad mee dat hij het beroep naar de gemeente van Barendrecht heeft moeten aannemen.
Barendrecht, de notulen van 31 januari 1927: '5 Januari is er na de avonddienst onder leiding van Ds. L. H. v.d. Meide(n) van Dordrecht met toestemming van onze Consulent Ds. N. Bijdemast bij axxlamatie beroepen Ds. J. W. van Ree, welk beroep de volgende dag door twee Ouderlingen is weggebracht, en 29 Januari ontvingen wij van Zijn Eerw. Schriftelijk bericht dat hij met volle vrijmoedigheid ons beroep kon aannemen waardoor Kerkeraad en Gemeente zeer verblijd waren, hopende dat hij tot zegen mogen werkzaam in de Gemeente en tot eer en verheerlijking des Heeren, zoodat binnen korten tijd Zijn Eerw. alhier zijn intrede hoopt te doen, de kerkeraad kwam dan op deze vergadering op verzoek overeen een schuurtje te laten bouwen bij de Pastorie en een kippenhok, met nog eenigen noodigen dingen zoodat we noodig oordeelde dat er nog 5 Obligatie geplaats werden. Zondag 23 januari is er f 20, 10 gecollecteerd voor de Opleiding van Dienaren des Woords’.
Op zondag 28 februari 1927 neemt ds. Van Ree afscheid van zijn gemeente te Schiedam. Op biddag 1927. donderdag lO maart, 's avonds wordt ds. Van Ree in zijn nieuwe gemeente bevestigd door de consulent ds. N. Bijdemast van Rotterdam-West met de woorden uit 2 Timothéüs 4:2a : 'Predik het woord’.
Zondag 13 maart doet hij zijn intrede met de tekst uit Efeze 3:8-11: 'Mij, de allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom van Christus...’

Arbeid in Barendrecht
Het kleine kerkgebouw is tot de laatste plaats gevuld als ds. Van Ree voor het eerst in de gemeente als eigen herder en leraar Gods Woord bedient. Naar aanleiding van zijn tekst spreekt hij van eigen geringheid en de onnaspeurlijke rijkdom van Christus.
De band die groeit met de gemeente Barendrecht, van jong tot oud, is een zeer hechte, waarvan - nu we dit schrijven in het jaar 2001 - zij die er getuigen van zijn geweest nog met veel respect spreken. Er zijn nog maar weinig oor-en ooggetuigen, maar men spreekt van een rijke tijd. Een tijd waarin het ledental van de gemeente meer dan verdubbelt.
De prediking van ds. Van Ree laat onuitwisbare indrukken achter. Kan er gesproken worden van groei in aantal, evenzeer geldt dat van geestelijke wasdom. Zijn ernstig vnjzen op de noodzaak van wedergeboorte en bekering hebben een liefdeband gelegd tussen de jeugd van de gemeente en hun dominee.
In de twintiger jaren wordt de gang naar Gods huis te voet afgelegd. Er zijn er die er uren lopen voor over hebben. In heel korte tijd kan het ge­ bouwtje de luisteraars niet meer bevatten. Ook de winterbijbeUezingen worden druk bezocht. Het notulenboek getuigt er ook van. Bijna elke vergadering komen nieuwe leden van elders tot de gemeente over.

Een nieuw kerkgebouw
Spoedig wordt het besluit genomen een nieuwe kerk te bouwen. Het is de latere 'Eben-Haëzerkerk', die plaats biedt aan 700 luisteraars. Op woensdag 27 rnaart 1929 wordt het gebouw in gebruik genomen. Barendrechts notulenboek vermeldt dat zijn uitgenodigd ds. Meijering, ds. Molenaar, ds. De Groot, ouderling Nederlof (van Rotterdam-Centrum), Burgemeesters en Wethouders van Barendrecht...
De tekst waarmee ds. Van Ree het Woord bedient is 1 Petrus 2:4 en 5: Tot Welken komende, (als tot) een levenden Steen, van de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren (en) dierbaar: o wordt gij ook zelven, als levende stenen, gebouwd (tot) een geestelijk huis, (tot) een heilig priesterdom, om geestelijke offeranden op te offeren, die Gode aangenaam zijn door Jezus Christus'.

Zalige vrede
Er gebeurde meer in Barendrecht. De broer van ds. Van Ree schreef: 'Daar te Barendrecht behaagde het de Heere, zijn ziel in ruimte te stellen. Het was bij de voorbereiding voor de Zondag, dat de Heere Zijn knecht, wiens ziel nog zo dikwijls door twijfel en vrees geschud en geslingerd werd, liefelijk tegentrad en hem de toeëigenende daad des geloofs wilde schenken, om Christus, Die hem zo dierbaar was, als zijn Borg en God te mogen omhelzen. In Christus kon de Heere ook hem, doemschuldig zondaar in zichzelf aanschouwen. De Heere gaf hem te zien, dat Zijn toorn afgelegd was in het enige en volmaakte offer van de Zoon Zijns welbehagens, waarvan hem de zekerheid in de ziel werd gelegd, toen de Heere tot hem sprak: Dat zal mij zijn als de wateren van Noach, toen ik zwoer, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden gaan, alzo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op U toornen, noch u schelden zal,' Jes. 54-:9.
Zalige vrede daalde in zijn ziel en het wonder was voor hem in sommige ogenblikken zo groot, dat hij het uitriep; 'Nu nooit meer toor­ nen, nu nooit meer schelden en dat op zulk één als ik ben.’

Vrienden
Vele malen maakt ds. Van Ree met de gemeente de gang naar de groeve der vertering, menigmaal om kinderen Gods, met wie hij een nauwe band had ter aarde te bestellen. We noemen de naam van ouderling Willem Stolk, man van het eerste uur. Als bij de instituering van de gemeente ambtsdragers worden gekozen is Willem Stolk daarbij. Meer dan dertig jaar mocht hij zijn krachten aan de gemeente geven. Mei 1930 overlijdt hij. Ds. Van Ree verliest in deze eenvoudige broeder een geestelijk vriend.
Zulke vriendschapsbanden liggen er ook met ds. N. de Jong die in 1931 ^Is herder en leraar van de gemeente te Rijnsburg wordt be­ vestigd. Hij vertelt later hoe hij, na samen te zijn opgetrokken, ds. Van Ree naar huis brengt. Samen staan ze nog een tijd te praten voor de pastorie op de Voordijk. Dan loopt Van Ree weer met hem op en brengt hem een eind op weg naar de trein. En weer gaat het gesprek voort. De Jong loopt weer mee terug en zo gaat dat tot het bijna te laat is om de trein nog te halen. "Joh', zegt ds. De Jong dan, 'als wij sterven moeten ze onze kisten maar op elkaar zetten, dan staan we in de dag der opstanding naast elkaar om God groot te maken’.
Ds. De Jong is negen jaar jonger dan zijn vriend. Toch zegt hij op een dag: 'Als ik sterf, wil jij mij dan begraven? ' Waarop ds. Van Ree antwoordt: 'Ga je me dan voor? ' 't Is de God van hemel en aarde, Die het einde Zijner knechten bepaalt, Die hen ook bekwaam maakt tot Zijn dienst. Van een oude broeder uit de gemeente horen we hoe hij, als ds. Van Ree in Barendrecht staat, twaalf weken in het diaconessen-ziekenhuis ligt in Rotterdam. Elke week bezoekt hij hem. De man die naast hem ligt is van gereformeerde huize. Al gauw vraagt hij; 'Als de dominee weer komt, mag dan het gordijntje een beetje open, dan kan ik ook wat horen'.

Beroepen
Het is gebruikelijk dat een predikant aan de gemeente die hem beroept een zogenoemde 'troostzondag' geeft als hij voor het beroep heeft moeten bedanken. De kerkenraad van Barendrecht besluit daaraan niet meer te zullen voldoen vanwege het grote aantal beroepen dat ds. Van Ree krijgt. Bij die beroepen is er ook een van 's-Gravenhage-West. Die gemeente is 1 juni 1931 geïnstitueerd. Groot is de drang die op hem uitgeoefend wordt om tot haar over te komen.
Hoeveel gebeden zijn er nodig in een gemeente om de Koning der Kerk ertoe te bewegen een knecht tot haar te doen overkomen? Is Hij het niet Die net als de hoofdman over honderd tot zijn knecht zegt: "Ga', en hij gaat en tot de anderen 'Kom', en hij komt? Dat moet 's-Gravenhage-West ook ervaren. De teleurstelling is groot als zij het antwoord ontvangt dat aangeeft dat ds. Van Ree niet over zal komen. Toch houdt hem de gedachte bezig aan het arbeidsveld dat daar ligt. Er verloopt een jaar en 's-Gravenzande beroept hem. Voor de kerkenraad en gemeente brengen zulke zaken spannende tijden mee. De troon de genade wordt opnieuw bestormd. Maar het is niet 's-Gravenzande dat de overhand krijgt, opnieuw eist 's-Gravenhage-West de werkzaamheden op. En zo gebeurt het dat 's-Gravenzande een teleurstellend bericht krijgt en de classis Rotterdam het verzoek of 's-Gravenhage-West hem opnieuw beroepen mag. Een beroep dat onverwijld door hem wordt aangenomen.

Afscheidsbede
Ds. Van Ree worstelt ermee of hij in de residentiestad wel de juiste man op de juiste plaats zal zijn. De bevolking is er zo geheel anders. Wat zullen zijn ervaringen daar worden? Voor de gemeente Barendrecht is het een zware slag. Terwijl zij nog niet weet dat er zeven jaren van vacant-zijn voor haar liggen. Maar de dag van afscheid komt. Het is 29 november 1933 als ds. Van Ree in een overvol kerkgebouw afscheid preekt met de tekst uit Hebreeën 13 : 20 en 21: De God nu des vredes. Die den grote Herder der schapen, door het bloed des eeuwigen testaments uit de doden heeft wedergebracht, (namelijk) onzen Heere Jezus Christus; Die volmake u in alle goed werk, opdat gij Zijnen wil moogt doen: erkende in u, hetgeen voor Hem welbehagelijk is, door Jezus Christus; Denwelke zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.’
Hij schrijft erboven: 'Een afscheidsbede' en staat stil bij drie gedachten:
1. Van wie die bede gevraagd wordt,
2. Van welke inhoud die is,
3. Hoe Godverheerlijkend zijn besluit.
Velen zijn diep geroerd als de scheidende dominee voor het laatst als eigen predikant de zegen op de gemeente legt.

Predikant van 's-Gravenhage-West
De gemeente van 's-Gravenhage-West ontvangt in ds. Van Ree haar eerste predikant. Reeds meer dan twee jaar komt zij bijeen in het gymnastieklokaal van de openbare school aan de Sneeuwklokjesstraat in het westen van de stad. De bevestiging vindt plaats in het kerkgebouw van Centrum in de Snoeckstraat. Ds. L.H. van der Meiden van 's Gravenhage-Centrum gaat voor in de dienst des Woords als op 2 december 1933 ds. Van Ree in zijn dienstwerk wordt ingeleid. Zijn tekstwoorden zijn Jesaja 52:7: 'Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten desgenen, die het goede boodschapt, die den vrede doet horen; desgenen, die tot Sion zegt; Uw God is Koning.’
Zijn hoofdgedachte is: 'Het liefelijke van de vreugdebode'. Naar aanleiding daarvan ontwikkelt hij drie gedachten:
1. De schoonheidsuitstraling van zijn ambt,
2. De schoonheidsverklaring in zijn woord,
3. De schoonheidsopenbaring in zijn vrucht.
De donderdag daarop doet ds. Van Ree intrede met 2 Korinthe 4 : 7: 'Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht zij van God en niet uit ons.'
Hoofdgedachte is: 'De schat in aarden vaten". Drie gedachten:
1. Waaruit die schat bestaat,
2. Waarin die schat wordt gedragen,
3. Wat die schat beoogt.

‘Een schat in aarden vaten’
Het duurt geen halfjaar of ds. Van Ree ervaart hoe breekbaar dat aardse vat is. Zijn broer schreef daarover het volgende; "Wie had het ook maar eenigzins kunnen vermoeden, dat de met zoveel vuur en ijver aangevangen arbeid, zo spoedig beëindigd zou worden? Slechts een viertal maanden heeft hij gediend. Wat beloofde de toekomst veel voor de gemeente die hij thans diende. Zo vaak hij optrad stroomde de schare van alle zijden samen om Gods Woord, door hem op eenvoudige doch treffende wijze met gloed en overtuiging gebracht, te beluisteren. Het ontging echter de aandachtige hoorder niet, dat hij, bij het bedienen van Gods Woord, met een hart vervuld van heimwee kon spreken over de zalige toekomst, die voor Gods volk is weggelegd, 't Was als werd hij, niet alleen op de kansel, maar ook in meer intieme kring meer en meer ingewonnen voor het hemelleven. Gods gemeenschap ongestoord te smaken, Zijn Koning Die hem kocht met Zijn dierbaar bloed, te zien in schoonheid, daarnaar hunkerde zijn ziel. Daarvan getuigen de laatste predikatiën die hij voor zijn gemeente heeft mogen houden. De lijdensweken, waarin hij Christus als de verbrijzelde Man van smarten aan zijn gemeente had mogen voorstellen waren ten einde.
Op Goede Vrijdag-avond preekte hij met veel zegen ook voor eigen hart over de Sabbath der ruste, die in Jozefs hof voor de Borg, doch ook voor Zijn kerk en gemeente stond aan te breken. Hoe sprak hij toen nog over de eeuwig Sabbath, die ook Gods volk wacht.
Pasen 1934 brak aan. Met ruimte mocht hij het opstandingsevangelie prediken. Onvergetelijk zal voor de gemeente blijven, zijn laatste prediking aan de morgen van de tweede feestdag.
De levendmaking met Christus, was de hoofdgedachte van de prediking over Efeze 2 : 4-6. Na gewezen te hebben op de oorzaak en de grond van die levendmaking, sprak hij over de rijke levensgemeenschap, die Gods volk met de levende Christus heeft. Hij wees bijzonder ook op het 'met Hem gezeten in de Hemel', waar des Heeren kinderen hun vlees en bloed tot een onderpand hebben van hun zalige opstanding ten jongsten dage. Wat zal het eenmaal zijn, zo sprak hij vol blijdschap en zielvervoering, wanneer het kind des Heeren de onmiddellijke gemeenschap met zijn Goël zal smaken! Dan geen zondebanden meer die knellen; dan geen verberging van Gods aangezicht meer, maar, verzadigd met Gods beeld, het ervaren 'Daar zal ons 't goede van Uw woning, verzaden reis op reis.' Dan ere God de Vader, voor het heilsplan uitgedacht; ere de Zoon voor de verwerving der zaligheid, ere de Heilige Geest voor de heerlijke toepassing aan de harten van het volk!
't Zou zijn laatste prediking zijn voor zijn gemeente, 's Avonds bediende hij nog het Woord in de gemeente van Puttershoek. Ook daar werd rijke zegen gesmaakt. Bij zijn thuiskomst was hij zeer vermoeid. Hij was van plan om enkele dagen rust te zoeken in Apeldoorn.’

Plotseling overlijden
Vier maanden en twee dagen na zijn bevestiging, woensdag 4 april 1934zal ds. Van Ree een vergadering van deputaten voor de evangelisatiearbeid gaan bijwonen. In gezelschap van ds. De Jong reist hij de dag tevoren naar Apeldoorn. Ze komen die avond in het bekende kosthuis van Mej. Roodenburg (tante Katrijn) aan de Badhuisweg te Apeldoorn, waar zovele studenten en predikanten een warm onthaal vinden.
Over wat er toen gebeurde heeft ds. L. H. van der Meiden het volgende in zijn gedachtenispreek gezegd: 'De laatste avond van zijn leven op aarde, zat ds. De Jong met hem in de kamer van het logies te Apeldoorn te spreken over de rijke beteekenis van Jezus opstanding voor Zijn volk. Opeens zei ds. Van Ree toen, uit de volheid van zijn gemoed, terwijl er een traan parelde in zijn oog: 'Wat zal dat toch zijn als we eens die verheerlijkte Jezus in Zijn schoonheid zullen zien. Mijn ziel hunkert om Hem te aanschouwen en te dienen zonder zonde.’
In een ander gedeelte staat: 'Woensdagmiddag 4 april '34 hadden de deputaten voor de Evangelisatie-ar­ beid te Apeldoorn een vergadering. Ds Van Ree was ook deputaat voor die arbeid. Toen wij de vergadering openden, was hij nog niet aanwezig. Ruim een half uur daarna ontvingen wij de tijding, door middel van ds. De Jong, dat ds. Van Ree niet goed geworden was. Het volgend bericht, een half uur later, meldde reeds zijn overlijden.
's Morgens was hij nog met ds. De Jong naar het postkantoor geweest. Toen kreeg hij reeds een benauwdheid. Na enige tijd zakte die weer af. Toen zij weer in hun logies kwamen sprak ds. Van Ree de woorden: 'Ik was een goddeloos, verdoemelijk schepsel, maar mijn zaligheid ligt vast in de bedekkende gerechtigheid van Christus'.
Daarna ging hij eten. Na het eten gevoelde hij zich goed en wilde hij naar de vergadering gaan. Hij had zich reeds gekleed toen een nieuwe benauwdheid hem overviel. Onmiddellijk werd geneeskundige hulp ingeroepen, maar de middelen mochten niet meer baten. De Geest des Heeren blies en... het leven vlood heen.
De ontroering was aangrijpend. Toen wij in de logies aankwamen was hij reeds overleden. De dood tekende reeds zijn werking. De Heere had dit leven afgesneden! Als een wever zijn web. Gebleken was opnieuw, dat de Heere komt in de ure in welke wij het niet menen.'

Begrafenis
Over de begrafenis kunnen we lezen in het kerkblad van 's-Gravenhage-West van 1934: 'Onder buitengewoon grote belangstelling heeft hedenmiddag op 'Nieuw Eik en Duinen' te Den Haag de teraardebestelling van het stoffelijk overschot van wijlen ds. Van Ree plaatsgevonden. De kist werd met het oog op de grote belangstelling voorlopig bijgezet in een tijdelijk graf dat in de wijde omtrek met touwen was afgespannen. Vóór de begrafenis hield ds. L. H. van der Meiden aan het sterfhuis een rouwdienst, sprekende over Ps. 4-2:3. Op de begraafplaats, waar ds. Van der Meiden eveneens de leiding had, sprak hij een kort woord in verband met Ps. 73:23b en 24. De stoet bestond uit 8 volgrijtui­gen. Daarin hadden o.m. plaats de heren prof. J. J. van der Schuit uit Apeldoorn, het Tweede-kamerlid ds. C. van der Zaal van Deventer, de leger-en vlootpredikant in algem. Dienst ds. H.Janssen; ds L. H. van der Meiden en voorts de Chr. Geref. Predikanten ds. L. S. den Boer uit Leerdam; ds. D. J. van Brummen van Driebergen; ds. P. de Groot van Gorinchem; ds. N. de Jong van Rijnsburg; ds. S. van der Molen van Rotterdam; ds. J. A. Riekel van Delft en ds. P. de Smit van Utrecht. Van deze heren hebben meerdere het woord gevoerd’.

Het graf
Later in het jaar komen op een zaterdagmiddag in de stralen van een brandende zon enige honderden vrienden van ds. Van Ree samen op de begraafplaats 'Nieuw Eik en Duinen' te 's Gravenhage om getuigen te zijn van de plechtige overdracht van het graf en de zerk aan de nabestaanden van ds. Van Ree. Bijna de hele kerkenraad van 's Gravenhage-West is aanwezig, alsmede ambtsdragers uit andere gemeenten.
Precies om drie uur arriveren ds. Van der Meiden, ds. De Jong en enkele ogenblikken later de weduwe van ds. Van Ree en verdere familie, waaronder een broer en de oude vader van de ontslapene.
De (liggende) grafsteen meet 2 vierkante meter (2 maal I), is vervaardigd uit Belgische hardsteen en draagt de volgende inscriptie:

Ds. JOHAN WILLEM VAN REE
24 Februari 1890 - 4 April 1934
De leeraars nu zullen blinken, als de glans des uitspansels, en die er velen rechtvaardigen, gelijk de sterren, altoos en eeuwiglijk

(Daniël 12:3)
Onder op de steen staat: Aangeboden door de leden der Christelijke Gereformeerde Gemeente van Den Haag-West.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

Oude Paden | 84 Pagina's

‘Een voorganger herdacht’

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2001

Oude Paden | 84 Pagina's