Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aan het uiterste der zee; ook dáár...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aan het uiterste der zee; ook dáár...

22 minuten leestijd

A.J. Nelis

Ds. Hendrik Bax, van vijand tot vriend gemaakt

In. het eindej aarspakket van de hervormde gemeente van Ouddorp bevond zich afgelopen jaar een bijzonder geschenk van de kerkenraad. Een preek van de oud-predikant Hendrik Bax, die de gemeente van Ouddorp diende van 1865 tot 1867. De preek rolde in 1867 van de pers. De opbrengst was voor de weduwe van Pieter Kastelein. Aan deze preek is een verhaal verbonden. Dat verhaal is onderdeel van het bewogen levensverhaal van ds. Bax.

De wieg van ds. Hendrik Bax stond in Zutphen. Daar werd hij op 31 mei 1828 geboren. Zijn vader was Dirk Bax, die daar Theologisch Doctor en predikant was. Zijn moeder heette EUsabeth Hendrina Wittigs. Vader Dirk Bax, een belezen en ontwikkeld man, was eerder predikant in Eek en Wiel en Brielle. Reeds in zijn studententijd zag hij zijn antwoord op twee prijsvragen met goud bekroond. Als prediker was hij geliefd en men roemde zijn voordrachten op de avonden van 'Maatschappij tot Nut van 't Algemeen'. Het echtpaar kreeg vijf zonen en een dochter.

Ds. Bax - helaas moet het gezegd worden - behoorde tot de hervormde predikanten die sterk onder de invloed stonden van 'de Verlichting'. Niet Gods Woord en de belijdenisgeschriften waren norm voor de christen, maar bedaardheid en braafheid waren veelgeprezen burgerlijke deugden. Hier paste de sterk moraliserende prediking zich bij aan.

Wat is dat, moeder, je bekeren.'

Het radicale van het verloren-zijn, van bekering en behoud-door-ge­ nade-alleen, kende men niet in de kring van ds. Dirk Bax. Dit blijkt duidelijk uit de volgende gebeurtenis. Elisabeth, het dochtertje van het predikantenechtpaar Bax, komt op zekere dag thuis uit de naaischool van juffrouw Schuilenburg. Ze zegt tegen haar moeder; 'Ik ben toch blij, dat ik naar haar toe moest, want nu weet ik dat ik me bekeren moet. Wat is dat, moeder, je bekeren? ' Het antwoord is: 'Waar heb je het toch over, Lize? ' Het meisje zegt: 'De juffrouw heeft tegen ons gezegd; weten jullie wel, datje bekeerd moet worden? Want anders gaan jullie verloren!' Maar Elisabeths moeder geeft geen antwoord...

Door een kaarsvlam...

Een zware slag trof moeder en de kinderen, toen vader Dirk in de nacht van 25 op 26 april 1837 tijdens een brand om het leven kwam. Hij was in Rotterdam voor de bevestiging van een huwelijk. Toen hij nog laat in bed lag te lezen, is hij waarschijnlijk al lezende in slaap gevallen. Door een kaarsvlam vatte het bed waarop hij lag, vlam, met alle gevolgen van dien. Hendrik was toen negen jaar.

Een bijzonder beroep

Moeder Bax bleef met zes kinderen in armoedige omstandigheden achter, maar slaagde er toch in om twee van haar zoons te laten studeren. Hendrik studeerde theologie aan de universiteit van Leiden en mocht zich in 1852 kandidaat tot de Heilige Dienst in Noord-Holland noemen. In oktober 1853 kreeg hij een beroep van de hervormde gemeente van De Vuursche (Lage Vuursche). Op zichzelf heel bijzonder: de rechtzinnige gemeente van Lage Vuursche beriep een kandidaat, die de moderne leer sterk aanhing. Zijn voorganger, ds. Lieuwe Steinfort was een gereformeerd prediker, van wiens prediking kracht uitging. Hij stond pal voor het Woord Gods; hij was een eenvoudig en getrouw prediker. Kandidaat Bax daarentegen moest niet zoveel hebben van de oude beproefde leer der vaderen, maar verwachtte zijn heil van de deugdzaamheid en goede wil van de mens. Hoe kon het dan toch gebeuren dat kandidaat Bax een beroep kreeg?

Volgens de overlevering is het volgende gebeurd. Toen kandidaat Bax op beroep kwam preken in De Vuursche deed hij bijzonder zijn best om het zijn hoorders naar de zin te maken. Hij wist heel goed voor welke gemeente hij stond en hij hoopte vurig dat men hem zou gaan beroepen. Daarom preekte hij voor die keer schriftuurlijk en rechtzinnig, zoals de mensen het graag hadden. Na zijn bevestiging zou hij de gemeente wel omvormen naar zijn inzichten. Zoals hij gehoopt had, gebeurde. Het beroep kwam, en hij nam het aan.

Zijn zuster trok zwijgend mee

Op 9 oktober 1853 werd kandidaat Hendrik Bax bevestigd tot dienaar desWoords. Bevestigerwas ds. J. G. van Griethuysen uit Zutphen, die preekte uit I Korinthe l6: O: Zo nu Timótheüs komt, ziet, dat hij buiten vreze bij u zij; want hij werkt het werk des Heeren gelijk ik.' Misschien wilde ds. Van Griethuysen zijn jonge collega naar aanleiding van deze tekst alvast wat in bescherming nemen tegen mogelijke kritische kerkenraads-en gem^eenteleden. De nieuwe dominee Bax van Lage Vuursche deed 's middags zijn intrede met de woorden uit 2 Korinthe 2 : 16 en 17.

Ds. Bax was bij zijn komst in De Vuursche nog ongetrouwd. Tot zijn trouwen, pas twee jaar later, woonde zijn zuster Elisabeth in de pastorie om voor hem te zorgen. Elisabeth had sinds de vraag van juffrouw Schuilenburg op de naaischool in Zutphen nooit meer rust en vrede in haar hart gekend. Ze zocht haar zaligheid in een deugdzaam leven en een schone belijdenis, maar haar hart bleef onrustig en ze voelde ze dat ze met dit alles nog onbekeerd was.

Toen haar broer haar voorstelde om met hem naar Lage Vuursche te gaan, stemde ze daar vlot mee in, maar ze zweeg over de werkelijke reden hiervan. Ze had weleens gehoord dat daar bekeerde mensen woonden en ze hoopte via haar broer in contact te komen met zulke mensen om van hen te leren wat bekering was.

Oefenaar Pieter Vervat

Ds. Bax ging ijverig aan de gang om de gemeente naar zijn hand te zetten, maar sommige mensen in De Vuursche lieten zich op geestelijk gebied geen knollen voor citroenen verkopen. Ze hadden hun dominee snel door en groepeerden zich om de oefenaar Pieter Vervat, die meesterhoefsmid en wagenmaker was, en grote bekendheid genoot vanwege zijn gaven om het Woord uit te leggen. Mensen uit de wijde omtrek kwamen in zijn huis om

Gods Woord te horen en te spreken over de wegen des Heeren. Ds. Bax moest van het groepje rond Vervat niets hebben.

Les van vrouw De Ridder

Op zekere keer kwam de dominee na een huisbezoek boos thuis. Hij had het aan de stok gehad met een vrouw uit de kring van oefenaar Vervat. Hij vertelde iets van deze ontmoeting tegen zijn zuster, maar die zei niets. Wel vermoedde ze dat deze vrouw bekeerd was en daarom verlangde ze ernaar om haar te ontmoeten. Na gedegen onderzoek wist ze dat het vrouw De Ridder moest zijn. Zonder iets tegen haar broer te vertellen, liep ze er op een middag naar toe. Vrouw De Ridder zat kool te snijden voor de inmaak.

Ze stelde zich voor als 'de zuster van de dominee'. Vrouw De Ridder zei alleen maar; 'Zo...!' En ze bleef doorsnijden. Elisabeth liet zich niet ontmoedigen en pakte een stoel. Ze was vreemd gespannen. En onmiddellijk, zonder verdere inleiding, vroeg ze: "Is het zó moeilijk om je te bekeren? Lang zoek ik al en nog heb ik het niet.' Vrouw De Ridder voelde: Dit is echt, hier roept en schreit een hart om God. Ze legde haar kool en het mes in het vat en pakte de handen van de jonge vrouw. 'Lieve kind', riep ze uit, 'dat kan niemand zelf doen, dat is het werk van Jezus Christus.' Elisabeth was gaan staan en het was haar ongekend te moede. Een ogenblik als dit was er nog nooit in haar leven geweest. Een golf van oneindig geluk doorstroomde haar. Ze werd bepaald bij de woorden: 'Ik heb u liefgehad met een eeuwige Uefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid' (Jer. 31 • 3/-Later wist ze niets te zeggen dan: 'Toen werd ik gekeerd met het aangezicht naar de Zon der gerechtigheid.' Ze praatten nog lang en Eli­ sabeth bezocht haar keer op keer. Ds. Bax kreeg het moeilijk. Eerst had hij last van dat volk in zijn gemeente, maar nu kreeg hij het ook in huis. Hij was er op z'n zachtst gezegd niet erg mee ingenom^en dat zijn zuster samen optrok met lieden, die zich onder zijn prediking niet konden vinden. Zijn huwelijk in 1855 met Aleida Antonia Wijnveldt bracht hierin zover verandering, dat zijn zuster Elisabeth Lage Vuursche verliet. Zij was nu niet meer nodig in de pastorie en ging bij haar moeder wonen, die intussen van Zutphen naar Warnsveld was verhuisd.

Aan Rijk Hasselaar beloofd

In de samenkomsten bij Vervat was vaak gebeden om de bekering van ds. Bax. Sommigen hadden er ook wel werkzaamheden mee, maar de jaren gingen voorbij en er scheen niets ten goede te veranderen. Ds. Bax stond al zo'n tien jaar in De Vuursche, toen de oude Vervat ziek werd. Het was duidelijk dat het naar het einde ging en velen in Lage Vuursche waren er verslagen onder. De oude Vervat was de gemeente lief om der Waarheid wil. Ook een zekere boer, Rijk Hasselaar, een Godvrezend man, was diep bedroefd. Hij had veel zegen genoten in de samenkomsten bij Vervat en nu had hij werkzaamheden met het voortbestaan van deze kring. Terwijl hij daar zo mee werkzaam was, kwam met kracht in zijn ziel: 'De stammen naar Gods Naam genoemd, gaan derwaarts op.' Rijk Hasselaar was verwonderd! Hij worstelde met de vraag of het ware Israël dan weer in de kerk terecht zou komen, en de feesthoudende menigte weer kon opgaan naar

Gods huis. Boer Hasselaar voelde dat God ds. Bax bekeren kon. Ja, de kracht van dat Woord uit Psalm 122 was zo groot, dat er geloof in mee kwam. Die mogelijkheid werd zekerheid. Rijk Hasselaar kon niet anders dan geloven, dat God ds. Bax bekeren zou. Rijk was rijk in de Heere toen hij thuiskwam. Zijn vrouw begroette hem met een vraag: 'Heb je het al gehoord? ' En meteen daar achteraan: 'God heeft de dominee bekeerd.' Inderdaad, dat had Rijk al gehoord. Niet van mensen, maar van de Heere Zelf.

Een stervende profeet

Inmiddels lag de oude Vervat op zijn sterfbed en de dominee had zich verplicht gevoeld hem te bezoeken. Aan dit sterfbed werden de rollen omgekeerd. De zieke man werd de profeet en de dominee, de leraar, ging ondersteboven. God ontdekte hem aan zijn verloren staat. Verbroken en verslagen van hart ging hij huiswaarts. Hij kon het met zijn kennis niet meer doen. De profetenmantel was hem van de schouders gegleden en ds. Bax werd leerling op Jezus' school. Daar leerde hij eigen krachten te verachten, en als een arme van geest mocht hij een uitdeler worden van de menigerlei genade Gods. Vanaf dat moment klonk de leer van vrije genade, de leer van de oude Vervat, weer in de oude dorpskerk die al snel te klein werd. Twee jaar duurde deze gelukkige tijd voor de gemeente van De Vuursche. Toen kwam er een beroep naar Ouddorp op het eiland Goeree Overflakkee.

Ouddorp

Ouddorp; ds. Bax moest er naar toe. De Heere bevestigde deze roeping uit Zijn Woord met Psalm 139 : 9 en 10; '..woonde ik aan het uiterste der zee; ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden.' Dit was dan ook de tekst waarmee hij op 13 augustus 1865 intree preekte in Ouddorp, na 's morgens bevestigd te zijn door de consulent, ds. J.D. van Spankeren van Goedereede.

Het was een grote overgang voor het gezin Bax, van het pittoreske dorpje De Vuursche naar de veel grotere gemeente Ouddorp. Het landschap en de mensen waren heel anders van karakter.

In het voor-en najaar kon het geweldig stormen aan de kust van Goeree. Zo ook in november 1866.

Op 27 november van dat jaar liep een zekere Pieter van der Wende op het strand. Pieter zag een wijnfles aanspoelen waarin zich een briefje bevond. Hij brak de fles open, haalde het briefje te voorschijn en las:

Het Stoomschip Cornelia kapt. Hendriks 's nachts van 26 november 1866, te 4 ure, wegens dichte ..., met een loods aan boord op den Oosterdgeraakt, God geve dat allen behouden worden, zoo niet, lij Hij onze zielen genadig. En verwacht het best voor weduwen en wezen.

Stuurman J.D. Andries, Vaarwel Betrekkingen!'

Hij liep zo snel mogelijk met dit bericht naar het haventje van Ouddorp, waar altijd wel vissers te vinden waren. Het bericht van de gestrande 'Cornelia' veroorzaakte onmiddellijk actie. De burgemeestervan Ouddorp, de heer Van Kerkwijk werd gewaarschuwd en enkele ervaren vissers gingen aan boord van de hoogaars 'De Onderneming' van schipper Pieter Kasteleijn. Even later voer deze met zijn broers Jacob Kasteleijn, zelf ook schipper en Willem Kasteleijn, arbeider, alsmede schipper Cornelis van der Klooster, de haven van Ouddorp uit. Op de wal stonden vissers die de dappere mannen bezorgd nastaarden. Het nieuws ging als een lopend vuurtje door het dorp. Ongetwijfeld zal ook ds. Bax gehoord hebben van het optreden van zijn moedige gemeenteleden, die ondanks de hevige storm en de hemelhoge zee uitvoeren om in doodsgevaar verkerende scheepslieden van een gewisse verdrinkingsdood te redden.

Reddingspoging

Het lukte de bemanning van 'De Onderneming' in de buurt te komen van het gestrande stoom­ schip, de 'Cornelia', die muurvast zat op de zandbank 'de Oosterd'. Het zien van de bemanning was ontzettend. Bijna ongekleed hingen de opvarenden in het want. Verkleumd door storm, regen en overslaande golven waren allen op het punt van te verdrinken. Aan boord van het schip komen, was onmogelijk door de huizenhogegolven. Het kleine vissersscheepje dreigde te pletter te slaan tegen de metalen wand van het stoomschip. Na herhaalde pogingen en bovenmenselijke inspanningen lukte het de redders een lijn over te gooien naar de schipbreukelingen. Via deze lijn werden de beman­ ningsleden een voor een van boord gehaald. De kapitein als laatste. Toen voer 'De £$£ Onderneming-' /W**''• met 25 bemanningsleden en de loods terug naar de haven. Ook deze terugtocht, met zo­ veel mensen aan boord, was een knap staaltje van zeemanskunst. Helaas kwam voor de stuurman van de 'Gor nelia' de hulp te laat. Hij was kort voor de reddingsactie over­ boord geslagen en verdronken. Van alles berooid kwamen de zeelieden in Ouddorps haven aan. In allerijl werden ze op verschillende plaatsen ondergebracht, verzorgd, en van levensmiddelen voorzien. Kapitein Hendriks van de 'Cornelia' rapporteerde aan burgemeester Van Kerkwijk, dat zijn schip met rogge, erwten, vlas, hennep en tarwe geladen, onderweg was van Koningsbergen naar Rotterdam. Het schip moest als verloren worden beschouwd. Ka­ pitein en bemanning verklaarden dat zij naast God, hun leven aan de dappere redders te danken hadden. Burgemeester Van Kerkwijk zorgde er dan ook voor dat zij wegens betoonde moed een loffelijk getuigschrift en een eremedaille ontvingen van de miaatschappij tot redding van schipbreukelingen te Rotterdam.

Overleden held

Redder Pieter Kasteleijn had teveel van zijn krachten gevergd. De koude, de inspanningen en de ontberingen waren hem noodlottig geworden. Hij stierf enkele maanden later, op iJ febru­ ari 1867, nog maar 28 jaar oud. Zijn diepbedroefde weduwe bleef met vijf kleine kinderen - het oudste was nog geen 6 jaar - eenzaam achter! Het meeleven met de jonge weduwe, Bastiaantje Verhage, was groot. Ook ds. Bax toonde daadwerkelijke hulp. ij liet een preek over Romeinen 6:23 iri druk verschijnen en stelde de oprengst hiervan beschikbaar aan de weduwe en haar gezin. Op 28 maart 1872 vertrok Bastiaantje Verhage met haar vijf kinderen naar Amerika; het is niet bekend hoe het hen daar vergaan is.

Waarder

Tijdens zijn betrekkelijk korte verblijf in Ouddorp heeft ds. Bax vier beroepen gehad. In juni 1866, dus nog geen jaar na zijn bevestiging aldaar, beriep de hervormde gemeente van Maasland hem, in oktober van dat jaar Maassluis en april

1867 volgde Leersum. Ds. Bax nam een beroep aan naar Waarder en preekte op 8 december 1867 afscheid van Ouddorp met de woorden uit Psalm 77 = 13-

De volgende week bevestigde ds. Mense van Bodegraven hem in zijn nieuwe gemeente, 's Middags deed hij intree met een preek over Psalm 119:129 en 130. Ds. Bax was ook in Waarder een geliefd predikant en kreeg er minstens twintig beroepen. In die tijd speelden er veel tuchtzaken en er was ook vijandschap. Vandaar wellicht dat de afscheidstekst van ds. Bax wel wat geladen was: esaja 52:11= "Vertrekt, vertrekt, gaat uit van daar, raakt het onreine niet aan; gaat uit het midden van hen, reinigt u, gij, die de vaten des Heeren draagt!'

Poortvliet

Op 21 januari 1872 werd ds. Bax verbonden aan zijn vierde gemeente, het Zeeuwse Poortvliet. Ook hier had hij een goede tijd, getuige zijn eigen woorden in zijn afscheidspreek, gehouden op 7 februari 1875= 'Meermalen heb ik tot dezen en genen uwer gezegd, welk gezegde werd beaamd door de hoorder: 'ik kan het mij niet voorstellen dat er een scheiding plaats grijpt.' De losmaking van niet knellende banden is altijd aandoenlijk.'

Naar Doornspijk

De Heere riep hem op een won­ derlijke wijze naar Doornspijk. Ds. Bax vertelde hierover op 14-februari 1875 in zijn intreepreek over Ge-

nesis 15 : 2b: Ik zal u zeggen, wat mij bewogen heeft vrijmoedig tot u te komen, zonder dat ik deze woonplaats door eigen aanschouwing kende. Ik heb mij letterlijk als een blinde laten leiden, overtuigd dat ik met mijzelf altijd, doch met God nooit beschaamd of bedrogen zal uitkomen. Het was in de maand september van het vorig jaar, dat ik op een zaterdagavond in mijn studeerkamer te Poortvliet zat. Ik mocht de belangen van mij en rnijn gezin Gode opdragen en toevertrouwen. Die alleen weet wat goed voor ons is in dit leven. Toen werd ik eensklaps op Doornspijk gewezen als onze toekomstige woonplaats, en deze aanwijzing ging met zoveel geloofskracht vergezeld, dat ik niet twijfelde, of waarop ik opmerkzaam gemaakt was, zou zeker geschieden. Deze standplaats was pas vacant geworden door het vertrek van Ds. Ringnalda naar Spijk. Hebt gij geloof? hebt dit voor u zelf, staat er in de Bijbel; daarom durfde ik het uitzicht dat mij geopend was aan niemand openbaren. Niet lang daarna verscheen een de­ putatie van de Doornspijkse kerkenraad. Zonder dat ik hen gesproken had, wist ik bij het eerste zien, van waar zij kwamen en verzweeg dit niet. Het beroep volgde. In de eerste tien dagen van beraad werd ik door een dodelijke angst overvallen of die gepasseerde aanwijzing op die zaterdagavond, uit mijzelf, uit de duivel of uit God was. Dit laatste moest onwrikbaar vast bij mij staan, zou ik de beroeping aan kunnen nemen. Op Hem alleen durf ik verwisseling van woon-en standplaats wagen. Hij, Die u roept, is getrouw en met Zijn geleide zijn wij veilig en gaan we zelfs juichend in de dood. Ik kan niet ontkennen dat ik dagelijks vol gebrek het aangezicht des Heeren op de knieën zocht en Hem bad om licht. 'Heere', smeekte ik, 'is die aanwijzing van U geweest, wees dan zo nederbuigend goed, daar schijnsel over te geven; Samuel hebt Gij wel viermaal geroepen.' Een paar dagen, voordat ik uitsluitsel kreeg, werden deze regels uit Psalm II9 mij toegepast: en welk een angst mij nimmermeer deed beven. Gij hebt gehoord.' Op de tiende dag van rnijn bidden en zuchten en worstelen, was ik daarmee weer onafgebroken bezig geweest. Aan de avond werd rnijn gemoed vooraf bijzonder aangenaam gesteld door de overtuiging, dat hij niet feilt, die Gods heil verwacht, en daarna daalde deze waarheid uit de 62e Psalm in mijn ziel: Eenmaal sprak God tot mij een woord, tot tweemaal toe heb ik 't gehoord.' Dit was de tweede maal.

dat de Heere Zich openbaarde door mij te doen zien, dat de genoemde aanwijzing van Hem was geweest. Ik ontroerde van het hoofd tot de voeten. Het was alsof ik aan de grond was genageld. De aanneming der beroeping stond onwrikbaar vast bij mij.'

Drie-endertig jaar Doornspijk

Doornspijk was ds. Bax's laatste gemeente, die hij drieëndertig jaren heeft gediend. Hij was een man met veel invloed op het kerkelijke en maatschappelijke leven. In het boek 'Doornspijk, verleden in beeld' kan men lezen, dat hij zich verzet heeft tegen de komst van de zogenaamde 'Zuiderzeestoomtram'. Toen hij een verzoek kreeg om dit project financieel te steunen, antwoordde hij dat hij geen geld had. Maar als hij wèl geld gehad zou hebben, zou hij er door gewetensbezwaar niet aan meewerken. De reden hiervan was dat op plaatsen waar de stoomtram met zondagsdienst was ingevoerd, de heiliging van Gods dag veronachtzaamd werd.

Jubileum

Zondag 9 oktober 1878 herdacht ds. Bax tijdens de dankzegging voor het Heilig Avondmaal, dat hij 25 jaar in het ambt van herder en leraar mocht staan. Hij getuigde op die herdenkingsdag het volgende: 'Veel is er in dat tijdvak van 25 jaren gebeurd, waarvan de herinnering zich aan mijn geest voordoet. Dingen hebben er plaats gegrepen, welke ik van te voren niet kon vermoeden en die ook op rnijn tijdelijk levenslot een beslissende invloed hebben uitgeoefend. Om kort te gaan, de Heere heeft mij gezegend in mijn persoon, huis en werk. Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat ik nog niet vernield ben, maar dat ik nog mag zijn wat ik ben. De Heere heeft mij in het leven gespaard. Doch niet alleen dat ik tot nu toe deel heb aan het tijdelijke leven, ik heb hoop en verwachting dat ik, na lO jaren dienst op rnijn eerste standplaats, van de Heere God ook het onvergankelijk leven heb gekregen en Hij mij van vijand vriend heeft gemaakt. De voorbede van een bekeerde zuster en andere vrienden kwam mij toen ten goede en het sterven van een godzalig gemeentelid was het ogenblik, dat mijn vij-

andschap gebroken werd en ik mij aan de leiding des Heeren overgaf. Oh, dat was een onvergetelijke tijd in rnijn leven, het is in mijn gevoel alsof van toen af eerst rnijn Evangeliebediening begon, alsof ik de voorgaande tijd geen herder en leraar der gemeente was. Wanneer ik uitvoerig wilde wezen in het mededelen van bijzonderheden over die gebeurtenis, dan zou aan het vertellen daarvan geen einde komen. Zij leeft nog warm in de herinnering van hen, die haar hebben bijgewoond.

Heeft de Heere mij persoonlijk naar lichaam en ziel welgedaan, Hij heeft mij ook zowat deze hele kwarteeuw gezegend in mijn huis. Twee jaren na niijn intrede gehuwd zijnde ben ik tot heden in de gelukkige echt met mijn huisvrouw verbonden, die met mij één van zin en hart is, uit welk huwelijk wij nog zeven beminde kinderen over hebben. De Heere heeft mij gezegend in rnijn huis, met weinig rampspoeden hebben wij te worstelen gehad en ook dan, wanneer Hij ons kastijdde, heeft Hij de roede in honing gedoopt. Ik heb de toezegging gekregen, dat mijn zaad de aarde beërven zal en dat de Heere God mijn trouwe Huisverzorger is. Mij dunkt, Hij heeft die belofte reeds begonnen waar te maken.

De Heere heeft mij ook welgedaan in mijn werk. Hij heeft mijn dienstwerk niet ongezegend gelaten. Hij heeft het zaad des Woords, dat werd uitgestrooid, nog hier en daar vruchtbaar gemaakt. Ik heb niet altijd op de rotsen hoeven te ploegen. Ik ben nog het middel voor dezen en genen geweest. Sommigen, die mijn door dienst werden bereid, juichen reeds voor de troon, anderen behoren nog tot de strijdende kerk op aarde. Ik mag ook op mij toepassen wat er geschreven staat: 'Hij heeft mijn mond gemaakt als een scherp zwaard', hoewel mij uit moedeloosheid wel eens de klacht ontvalt: 'Ik heb tevergeefs gearbeid, ik heb mijn kracht onnut en ijdel toegebracht.' Is dat echter niet veel waard, al is het slechts één enkele ziel als een parel te hechten aan de kroon van Koning Jezus? Zo heb ik dan stof tot danken en mag het van mijn lippen gehoord worden: 'Eben-Haëzer'. Hulp van God gekregen hebbende, sta ik tot op deze dag. Wie ben ik en rnijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt; ik ben geringer dan al de weldadigheid en trouw aan mij, uw onwaardige knecht, bewezen.'

Geen Doleantie

Ds. Bax maakte in Doornspijk de Doleantie mee, maar hij ging niet

mee en haalde daarmee de gram van dr. Abraham Kuyper op zich. Ds. CA. Lingbeek schreef in zijn boek 'Herinneringen uit den tijd der Doleantie', Leiden 1929onder andere: 'Niet liefelijk waren de benamingen, waarmee Dr. Kuyper predikanten en in het algemeen bestuursleden van de Nationale Kerk, die hem durfden dwarsbomen, meende te moeten betitelen. In zijn 'Heraut' placht hij te spreken van de 'Synodale doggen'. Toen de oude rechtzinnige Ds. Bax van Doornspijk het waagde in den vacaturedienst naar Kootwijk te gaan en daar op te treden tegenover den aldaar, in strijd met de reglementen onze Kerk, bevestigden eersten leerling der Vrije Universiteit, den Heer Houtzagers, toen schreef Dr. Kuyper over dien vacaturedienst als over een daad van wreedste vervolging en ontzag zich niet de woorden te bezigen: 'Bax, Bax, wat vervolgt gij mij? Het is u hard de verzenen tegen de prikkelen te slaan.' Toen de kerkelijke veranderingen in Doornspijk hun beslag hadden gekregen, ijverde ds. Bax voor een eigen School, omdat het onderwijs in Gereformeerde handen was gekomen. In 1906 legde hij de eerste steen van de Hervormde School. Hij was toen al aan het eind van zijn ambtelijke loopbaan, en moest in 1908 zijn ambt neerleggen omdat zijn geestelijke vermogens minder werden.

Het sterven gewin

Drie zoons traden in het voetspoor van hun vader. Dirk, gebo­ ren in 1859 ii^ Lage Vuursche, is predikant geweest in Bunnik en Haarlemmermeer. Daniël, geboren enkele maanden voor het vertrek naar Ouddorp in 1865, was verbonden aan de gemeenten Hierden, Noorden, OudeTonge, Puttershoek en Blauwkapel. En Hendrik Bax jr., geboren in 1867 te Ouddorp was predikant te Middelie, Hyppolitishoef en Lutkewierum.

De laatste levensjaren werd ds. Bax verpleegd in de psychiatrische inrichting 'Veldwijk' te Ermelo. Hij overleed hier op 9 juni 1911. in de leeftijd van 83 jaar. Op de rouwkaart stond zo terecht: 'Het leven was hem Christus, het sterven hem gewin.' Zo was het leven, zo was ook het sterven, van hem, die van een vijand een vriend van God gemaakt werd. Door genade!

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2002

Oude Paden | 52 Pagina's

Aan het uiterste der zee; ook dáár...

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2002

Oude Paden | 52 Pagina's